• No results found

Vertrouwen stellen in vriendschap of – universele – regels?

Amor Mundi en fundamentele condities van de mens

10.3 Verandering van prioriteiten en ontwaarding van waarden De meest recente lezingen van Arendt, zoals hiervoor toegelicht, bieden zicht op

10.4.2 Vertrouwen stellen in vriendschap of – universele – regels?

Mensen ontmoeten elkaar als vrienden, zegt Arendt, als zij hun liefde voor de wereld met elkaar delen. Zij zijn normerend naar elkaar zijn, maar leggen elkaar geen regels op. Arendt baseert dit idee van vriendschap op het debat dat Aristoteles voerde met Plato over de verhouding tussen vriendschap en rechtvaardigheid, en welke van deze twee belangrijke waarden bepalend zijn voor het ontstaan van een gemeenschappelijkheid in de wereld. Aristoteles benadrukt ‘dat een gemeenschap niet bestaat uit gelijken, maar integendeel uit mensen die verschillend en ongelijk zijn. De gemeenschap komt tot stand door gelijkmaking, ‘isasthênai’. Er zijn gelijk- makers actief, bijvoorbeeld de economische ruil, gebaseerd op geld, maar ook vriendschap. Vriendschap is een verhouding waar de paradox van de vrijheid een grote rol speelt. Zij is een politieke gelijkmaker die een gemeenschap van ongelij- ken doet ontstaan. Het is de verhouding tussen mensen die hen gelijk maakt en de gemeenschappelijkheid inleidt, maar tegelijkertijd de pluraliteit, het feit dat men- sen verschillend en uniek zijn, laat bestaan.148

‘Het politieke element in de vriendschap is dat elk van de vrienden in de waarheidlievende dialoog de waarheid, inherent aan de opinie van de ander, kan begrijpen.’ (Arendt, 1999b:128) Dit begrijpen van elkaar, en van de gemeenschap- pelijke wereld die daarin ervaarbaar is, gaat vóór en boven rechtvaardigheid als

148 v.d.Hoek (2000) ontkent dat Arendt een pure Aristotelische vriendschap op het oog heeft, en daarmee alleen een mannenvriendschap. Het vergeven als handelen, ultiem handelen is geen vorm van mannelijke vriendschap, maar een uiting van liefde voor de civitas. De derde vorm van liefde bij Augustinus naast cupiditas (de liefde die onvrij maakt omdat zij ook de angst voor het verlies omvat) en caritas (de christelijke naastenliefde

waarin de ander wordt ontkend omdat teruggegre- pen wordt op God). Dit vraagstuk komt terug in de bespreking van Bataille, die vriendschap opvat als vrijheid van alle banden, in de woorden van Blan- chot een betrekkingsloze betrekking. Een verhou- ding tussen mensen die op NIETS terugvalt, teruggrijpt of gebaseerd is.

constituerend principe van de gemeenschap.149 Plato concludeert in zijn analyse

van de veroordeling van Socrates, zo legt Arendt uit, dat vriendschap en filosofi- sche overreding op basis van opinies – twee peilers in de werkwijze van Socrates en ook twee kwaliteiten van de Atheense samenleving – onvoldoende waarborg zijn om de grilligheid van de meningen en opvattingen van mensen in de stad het hoofd te kunnen bieden. In tegenstelling tot Socrates en Aristoteles zoekt Plato universele geldigheid. Deze vindt hij in zijn ideeënleer en in het bijzonder in de idee van het goede dat bij hem het allerhoogste idee is.150 Daarmee heeft Plato, in

de woorden van Arendt, de meest ‘antisocratische conclusie’ getrokken, namelijk door een tegenstelling te poneren tussen waarheid en opinie. (Ibid:119) Plato wijst op min of meer heftige wijze de opinie (de doxa) als leidend principe om de werke- lijkheid te kennen af. Socrates heeft zijn eigen leven niet kunnen redden met zijn apologie, zijn verdedigingsrede, waarin hij zijn opinie uiteenzette over zijn leven: zijn onschuld en zijn verdiensten voor de stad.

In de opinie van ieder mens wordt volgens Socrates de werkelijkheid voor ieder mens zichtbaar en bespreekbaar. Voor ieder mens ontsluit de werkelijkheid zich op eigen wijze in de opinie. De ‘methode’ Socrates: het stellen van vragen is erop gericht deze werkelijkheid te leren kennen en de ander in de gelegenheid te stellen – een vorm van pedagogiek – zichzelf in deze werkelijkheid te bevragen. In dit bevragen en dus in het kennen lag voor Socrates de sleutel tot gemeenschappe- lijkheid. Conclusies en afronding zijn niet nodig. De gemeenschappelijke werke- lijkheid, in de visie van Socrates, ‘berust in het feit dat dezelfde wereld zich voor iedereen ontsluit en dat, ondanks alle verschillen tussen de mensen en hun posi- ties in de wereld – en bijgevolg ook tussen hun doxai (opinies)’. (Ibid:125) 151

De ‘strijd’ tussen Socrates en Aristoteles enerzijds en Plato anderzijds kan worden gezien als een verschil in inzicht, of als een meer of minder vertrouwen in het vermogen van mensen met elkaar te willen en kunnen samenleven. Een samenleven dat vorm gegeven kan worden door open en transparant met iets te beginnen. Mensen die dit vertrouwen niet hebben of het inzicht niet delen dat het onderzoeken van opinies als een politiek gesprek voldoende is, zullen van mening zijn dat andere middelen nodig zijn de gemeenschappelijkheid en de gewenste stabiliteit in de samenleving te realiseren. Dit geldt voor elk niveau van samenle- ving. Op elk maatschappelijk- , organisatie- of gezinsniveau speelt de vraag wat is nodig ontsporingen te zien, te voorzien en te voorkomen of te repareren. De tegen hangende vraag is, wat doen mensen dat hun kijk op het onvoorspelbare en grillige gebeuren verhindert of troebleert, is evenzeer relevant.

Arendt legt in haar concept van de liefde voor de wereld nadrukkelijk het verband met de vriendschap zoals Aristoteles dit uiteenzet. Zij is van mening dat deze vriendschap kan leiden tot een ontsluiting van een gemeenschappelijke wer- kelijkheid, waarin ieder mens die daarin aanwezig is een begin kan maken en zo

149 Arendt verwijst hierbij naar de dialoog tussen Aristoteles en Plato. Arendt volgt Aristoteles als zij zegt dat ‘de vriendschap hoger [staat] dan de rechtvaardigheid, omdat rechtvaardigheid tussen vrienden niet langer noodzakelijk is.’

(Arendt,1999b:128)

150 Arendt verwijst hierbij naar de relatie tussen het goede, en de prioriteit die het werd toegekend, en

het nuttige, ofwel het kunnen gebruiken. 151 Dit socratische kennen waar Arendt openingen ziet

voor het ervaren van het onkenbare in het tussenge- bied had Nietzsche gekenschetst als een culturele ‘waan’ waarmee de onrust die mensen ervaren over onder andere de zin van het leven, zou kunnen worden opgelost. Safranski zegt: ‘[Nietzsche] ontdekt hoe cultureel vindingrijk deze levenswil is.

leert en zich ontwikkelt. Zij heeft echter lering getrokken uit de veroordeling van Socrates en bepleit dat dit wel een publiekelijk en daarmee een politiek begin moet zijn. Haar liefde voor de wereld is daarom nooit een liefde die zich in het particu- liere domein afspeelt. In het sociale domein is de normatieve lading van de natali- teit en dus ook de liefde voor de wereld contra productief. Deze gedachten worden door diverse lezers van Arendt bekritiseerd, omdat daarmee de onderdrukkende werking van sociale situaties niet voldoende in beeld komt, en bovendien anders geïnterpreteerd. Verhoeven zegt bijvoorbeeld: ‘in Arendt’s optiek staat niet het ik, maar de wereld zelf centraal, wat zij verwoordde als amor mundi. In mijn [Verhoe- ven] visie staat het menselijk netwerk waarvan wij deel uit maken centraal, wat ik verwoord als amor hominem.’ (Verhoeven,2003:367) Mijn inziens is de kritiek terecht, omdat de onderdrukkende werking en ook het politieke verzet van het individuele tegen het sociale een strikte scheiding niet zinvol maakt. Ook in orga- nisaties kan onderzoek van onderdrukte of weggedrukte opinies een veelheid aan mogelijkheden voor verandering en initiatief opleveren. Veel van de methoden en technieken in de organisatietheorie zijn hier voor bedoeld. Of het concept van Verhoeven: de liefde voor mensen een werkbaar alternatief is in een wereld of organisaties waar de spanning tussen opinie en waarheid merkbaar en van grote invloed is, weet ik niet. Mijn twijfel richt zich op het vertrouwen op het ‘menselijk netwerk waar wij deel van uitmaken’. Een vertrouwen dat wellicht gerechtvaardigd is als het werken en onderhoud betreft, maar mijn inziens minder effectief is in ambigue en complexe maatschappelijke of organisationele processen met een hoge mate van onvoorspelbaarheid. Zowel in het publieke als private domein zal iemand – meestal de bestuurder – de Aristotelische vriendschap, het socratische gesprek publiekelijk op moeten zoeken, met alle risico’s van dien.

Tijdens gebeurtenissen waarin bestaande structuren, verhoudingen, ver- wachtingen opvattingen onder druk staan, zullen leiders – zowel in het particuliere als het maatschappelijke domein – kiezen of zij vertrouwen stellen in vriendschap en het onderzoek van opinies of in regels. Regels in alle denkbare vormen; van plannen tot instructies van aanwijzingen tot wetten. Arendt’s standpunt is klip en klaar. Zij kiest voor de belangrijkste deugd van een staatsman die ‘bestaat in het begrijpen van het grootst mogelijke aantal en de grootst mogelijke diversiteit van werkelijkheden, van die werkelijkheden die zich ontsluiten voor de diverse opinies van de burgers; tezelfdertijd bestaat die deugd in het vermogen communicerend te bemiddelen tussen de burgers en hun opinies, zo dat de gemeenschappelijkheid van de wereld verschijnt’. (Arendt,1999b:129) Arendt kiest primair voor het ver- trouwen stellen in vriendschap en het onderzoeken van opinies. Dit gaat gepaard met initiatieven waarin een verantwoordelijkheid voor de wereld uitspreekt. Zij kiest niet blind voor de vriendschap als basis voor de samenleving. Een dergelijke vriendschap kan alleen ontstaan in een samenleving waarin de macht van ieder

Om zijn schepsels aan het leven te binden hult hij ze in waan, in illusies. Sommigen laat hij de schoonheidssluier van de kunst kiezen, anderen zoeken in religies en in de filosofie de metafysische troost dat onder de werveling van de verschijnselen het eeuwige leven onverstoorbaar verder stroomt; weer anderen zijn in de ban van de socratische bekoring van het kennen en laten zich inpalmen

door de waan dat het kennen in staat zou zijn de eeuwige wond van het bestaan te helen. Alles wat wij cultuur noemen is een mengsel van deze ingre- diënten. (Safranski,2000:71) Deze Nietzscheaanse kritiek zet Bataille voort in zijn onderzoek naar de betekenis van cultuur, vriendschap en vrijheid.

mens door een andere macht wordt bewaakt. Een scheiding der machten is een noodzakelijke voorwaarde voor vriendschap gebaseerd op opinies, en in het ver- lengde daarvan voor het individuele initiëren en het ontstaan van een politieke gemeenschap. De liefde voor de wereld die een verantwoordelijkheid en een vrij- heid is, kan alleen worden beschermd door de macht te scheiden.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN