• No results found

Het overgangsgebied nader bepaald

De plaats van vrijheid

4.3 Inleiding in het overgangsgebied: de plaats van de vrijheid

4.3.3 Het overgangsgebied nader bepaald

De idee van het overgangsgebied als gebied van de vrijheid dat zover gaat dat zij wetenschappelijk niet gemakkelijk of geheel niet te beschrijven is, en toch binnen dit onderzoek onderzocht moet worden roept om het zoeken van vergelijkbare ideeën binnen de wetenschap en filosofie. Deze ideeën zouden een kader vormen waarbinnen betekenissen van vrijheid gestalte kunnen krijgen. Ik geef het vorm aan de hand van de ideeën van een aantal organisatiewetenschappers en filosofen die, allen in hun eigen termen, zich bij het bestuderen van verandering en gemeenschapsvorming hebben begeven in een niet makkelijk of geheel niet te definiëren en zelfs niet te beschrijven “gebied”.

In de organisatieliteratuur is een aantal benaderingen te vinden die een vorm van overgangsgebeid suggereren. Een eerste die ik relevant vind is de configuratie- theorie van Van Dongen e.a. (1996). Zij willen het verschijnsel organisatie anders begrijpen dan in termen van ‘entiteit’ of ‘structuur’. De organisatie zien en beschrijven zij in termen van processen en een dynamica van gebeurtenissen. Het procesdenken, dat zij voorstellen vooronderstelt dat vooraf betekenissen toekennen niet zinvol is. De dynamica van betekenisvorming vindt plaats ‘in termen van soci- aal symbolische configuraties’. Van Dongen e.a. onderscheiden een tweetal aspec- ten: ‘sociaal-cognitieve aspecten en cognitief-structurele aspecten. Deze twee worden verbeeld als een ‘dubbele helix’. Aan de hand van deze aspecten die tot elkaar relateren als twee strengen van één structuur kan de werkelijkheid van pro- cessen worden gediagnosticeerd als een opeenvolging van configuraties. Configu- raties die bestaan ‘dankzij de distinctie van andere’. (v.Dongen e.a. 1996:86)

Wierdsma redeneert vanuit de positie van de onderzoeker/interventionist en geeft er de voorkeur aan dat onderzoekers ‘door het aandragen van concepten bestaande betekenissen ter discussie brengen.’ Bestaande betekenissen die zo bepalend kunnen zijn, dat de bijdrage van de onderzoeker ‘het openbreken van reïficaties waarin actoren elkaar gevangen houden’ is. (Wierdsma, 1999:78) Deze betekenissen en dus ook de reïficaties komen tot stand ‘in een proces van uitwisse- ling en onderhandelen’, die uiteindelijk leiden tot ‘een werkelijkheid in taal, een ordeningsresultaat’. Achter deze onderhandelingen ligt een behoefte, die door Wierdsma in navolging van Kooistra wordt verondersteld, namelijk de behoefte tot ordening. Kooistra heeft de spanning die bestaat tussen deze behoefte en het orde- ningsresultaat ‘plek der moeite genoemd’. Een term die Wierdsma in zijn theorie over ‘van individueel naar collectief leren’ heeft overgenomen. Wanneer mensen zich realiseren dat het ordeningsresultaat een proces van onderhandeling vergt, met andere woorden een relationeel proces is, dan kunnen zij leren dat de beteke- nissen die er dan zijn, minimaal bevraagbaar zijn, maar ook kunnen worden ver- anderd door deze te reconstrueren. Het is een plek der moeite, omdat inherent is aan een ordeningsresultaat de afgrenzing en dus de uitsluiting van niet alleen andere betekenissen, maar ook de notie dat de betekenissen een resultaat zijn van een (re)constructieproces. (Wierdsma, 1999:130-131)

Kunneman spreekt expliciet over overgangsgebied om de kloof bespreekbaar te maken tussen enerzijds de systeemwereld en anderzijds de leefwereld. In zijn latere werk bouwt hij hierop door en maakt hij onderscheid tussen macronatuur en objectieve decentrering versus hermeneutiek en narratieve verbeelding. Hij pro- beert een onoverbrugbare kloof bespreekbaar te maken door een nieuw type leren te introduceren, namelijk modus-drie leren. Een leren dat is gericht op het stellen van ‘existentiële en morele vragen’. Vragen die volgens Kunneman verbonden zijn

aan de ontwikkeling van een kennismaatschappij, zoals deze nu wordt voorge- staan. Niet alleen vragen naar het praktisch nut van kennis of de efficiënte inrich- ting van productiegerichte kennis mogen daar aan bod komen. Het is een vorm van leren die ‘betrekking [heeft] op het maatgevende karakter van deze waarden en onderliggende zingevingskaders met het oog op de contextgebonden vragen en problemen die in modus-twee het geding zijn.’ (Kunneman, 2005:113) Kunneman verwacht zo dat leerprocessen binnen organisaties meer gestoeld zullen worden, op wat hij noemt ‘normatieve professionalisering’ een tot stand komen en hante- ren van normen die een ‘meervoudige herkomst’ hebben, de ‘co-creatie’ dat in het teken staat van de creatie ‘zinvol werk’ waarbij alle actoren betrokken zijn en een aandeel hebben, en ten derde ‘maatschappelijk verantwoord organiseren’. Een vorm van organiseren waarin ‘verbindingen gelegd worden tussen vragen rond productiviteit, effectiviteit en doelmatigheid aan de ene kant, en vragen rond zinge- ving, menselijke betrokkenheid en morele verantwoordelijkheid aan de andere kant’. (Kunneman, 2005:268-270)

De notie ‘tussenruimte’ ofwel het ‘in-between’ van Arendt refereert aan de fundamentele conditie waaronder mensen leven, namelijk die van de pluriformi- teit, ofwel het feit dat alle mensen uniek zijn en de mensheid vormen. Unieke mensen hebben de potentie een ruimte te omspannen die tegelijk scheidt en bindt, en in die uitoefening van macht ontvouwen zij een gemeenschappelijke wereld waarbinnen zij met elkaar, in gezamenlijkheid kunnen handelen: ‘acting in con- cert’. Deze ruimte is niet alleen voor het creëren van een gemeenschappelijke wereld van belang, het is de ruimte waarin een mens verschijnt als wie-ik-ben, een verschijning waarin hij zich door anderen laat ontmoeten. De ontmoeting, die plaats vindt in het handelen met en ten behoeve van anderen, is vrij van iedere bepaling, zowel in de betekenis van oorzaak als gevolg. Omwille van deze vrijheid wil Arendt de tussenruimte beschermen, door de macht, met andere woorden de potentie van mensen te scheiden. Het scheiden van machten, die een beperking van vrijheid is, is in haar visie noodzakelijk om de vrijheid te beschermen.61

Een volgend auteur die ik bespreek, een die voorafgaand aan Habermas en Kunneman en de hiervoor genoemde Arendt en diverse organisatiewetenschappers pijnlijk – hij noemde het zelf marteling – heeft nagedacht over grensgebieden, en de verhouding tussen verschillende soorten kennis, want dat is het overgangsge- bied, is Bataille. Hij onderscheidt ‘een emotionele kennis, gemeenschappelijk en strikt, en [...] een discursieve kennis’. (Bataille,1989:23) De overgang van de ene kennis naar de andere had Bataille in zijn ‘analyse van de lach [als] een gebied blootgelegd waar de gegevens van’ de kennisgebieden ‘elkaar kruisten’. Een gebied dat niet direct benaderbaar en beschrijfbaar is. Het onderzoeken van een dergelijk gebied veronderstelt volgens Bataille een veelvormig schrijven en onderzoeken. Een schrijven dat gericht is op een ervaren van de schrijver en de lezer. Een ervaren dat zou kunnen ontstaan door de twee soorten kennis te kruisen. Bataille ziet deze kruising actief en ervaarbaar in ‘verschillende vormen van verspilling (lach, helden- dom, extase, offer, poëzie, erotiek)’. Verspillingen die ‘vanuit zichzelf […] spelregels’ bepalen. Spelregels van de communicatie van de ondergang en onbepaalde opkomst van ervaringen. (Ibid:23) Spelregels die ‘de weg in het uiterste’ ofwel de vrijheid doen ervaren. In deze innerlijke ervaring geven mensen niet alleen hun

houvast aan kennis op, maar geven zichzelf op, opdat zij in de grenzeloosheid van de overgang, lege plaats genoemd, de transgressie van bestaande regels en ordes én binding met het andere en andere lotgenoten innerlijk ervaren. Een lotgenoot- schap dat ervaarbaar is als gemeenschap, een overgangsgebied waarin geen nut en resultaat wordt nagestreefd en kan worden bereikt, maar dat alleen dient om de ander te laten verschijnen.62

Gemeenschap en sociale structuur als samenleving of organisatie en de functie daarvan onderscheiden, zoals in het denken van Bataille is terug te vinden, is in overeenstemming met Arendt’s ideeën. Tegelijk zijn de uitwerkingen van het onderscheid fundamenteel verschillend. Arendt scheidt het publieke strikt van het private. Nodig om het ontstaan van de politieke gemeenschap te beredeneren. In de publieke wereld handelen mensen politiek. In de sociale wereld werken zij aan hun zelfverwerkelijking. Politiek handelen, zo veronderstelt Arendt, vergt mini- maal een tijdelijk verlaten van de sociale wereld, omdat in deze wereld mensen worden aangezet tot confirmeren. Kort samengevat: in de sociale wereld ervaren mensen een andere vrijheid dan in de publieke wereld. Bataille’s inzichten maken bespreekbaar dat mensen in het zelfde leven, in één stroom van activiteiten ver- schillende betrekkingen met elkaar aangaan. Blanchot die in samenspraak met Bataille zijn ideeën over gemeenschap en relaties uitwerkte, spreekt van een drietal betrekkingen. De eerste betrekking: I. de dialectische betrekking kenmerkt zich door de middellijkheid. Mensen constateren in hun wereld scheiding. Het geschei- den zijn van elkaar, van de omgeving is niet in overeenstemming met hun verlan- gen tot eenheid. Deze scheiding is ook actief in de mens zelf. ‘Om te worden wat het is, is het subject verwikkeld in een raadselachtige identificatie met zichzelf. Maar hoe?’ Het realiseren van een eenheid, met een object, een mens, een ander en uiteindelijk zichzelf, veronderstelt een inspanning. Middels ‘mediatie’ kan er een identificatie en overeenstemming ontstaan. (Ten Kate, 1999:103 ) Deze mid- dellijke relatie, die Blanchot de dialectische betrekking noemt, vormt samen met een tweede soort betrekking: II. de fusionele betrekking, de grondstructuur van de solidariteit tussen mensen. Deze tweede betrekking staat voor de fusie van twee ‘ikken’ tot een ‘wij’. Het is de beweging van het individu richting de ‘ander’. Deze beweging is ‘lineair’. In tegenstelling tot de dialectische betrekking, die ‘circulair’ is. Deze dialectische betrekking keert uiteindelijk bij zichzelf terug. In deze circu- laire beweging realiseert het zichzelf in een ‘wij’: ‘het grote Subject waaraan het ‘ik zich overgeeft als object’. (Ten Kate, 1999:107-108) De solidariteit die met beide betrekkingen ontstaat, en dat noemt Ten Kate het ’bijzondere van Blanchot’s gedachtegang’ is ‘gewelddadig en totalitair’, namelijk in zijn ‘verwerkelijkings- drang’ in zijn gerichtheid op eenheid, eigent het subject zich de ander toe.

De derde betrekking die Blanchot voorstelt verzet zich tegen dit geweld van het ik dat solidair is, of de ‘ander die solidariteit ontvangt’ het richt zich op ‘hetgeen dat tussen hen plaatsvindt’. In deze derde betrekking: III. de ‘betrekking zonder betrekking’ komt de parallelliteit met het denken van Arendt sterk naar voren, omdat het de betrekking is tot het ‘wie’. Het is ‘de betrekking tot de ‘vreemdheid tussen ons’ die noch een verbinding, noch een scheiding is maar die het ‘zelf’ opschort.63 In deze ‘grensgebeurtenis’ laat het subject zijn ‘wat’ achter zich en toont

zich in ‘wie’ hij is. (Ten Kate, 1999:118)

Uit dit korte overzicht, waarin zeer in het kort de ideeën van een vijftal auteurs over wat zij respectievelijk procesdenken, co-creatie, narratieve leerproces- sen, gemeenschapstichtende ontmoetingen, innerlijke ervaring ofwel ultieme

vrijheid, en solidariteit noemen leid ik af, dat voor de studie en de ontwikkeling van leer- en veranderprocessen in organisaties, waarin niet alleen economische- en sociale doelstellingen uitgangspunt zijn, maar ook de mogelijkheid van een werke- lijk vrije solidariteit, een politieke gemeenschap en de creatie van waarden van even groot belang zijn, het overgangsgebied in zijn verschillende gedaanten beter verstaan zou moeten worden.

Hieronder vat ik de hiervoor beschreven ideeën over overgangsgebied in een schematisch overzicht samen.

Auteur Overgangsgebied als plaats van de vrijheid

v. Dongen Kennisconfiguratie Dubbele helix Sociale configuratie

Wierdsma Ordeningsresultaat De plek der moeite Ordeningsbehoefte

Kunneman Systeemwereld Macronatuur, Objectief rationeel Overgangsgebied en modus 3 leren Leefwereld Hermeneutiek Narratief

Arendt Arbeiden Handelen.

Plaats van de ontmoeting, De tussenruimte

Werken

Bataille Discursieve kennis Eén wet van de communicatie De lege plaats, Gemeenschap.

Emotionele kennis

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN