• No results found

en ethiek in verandertheorieën

6.3 Locus van de macht

In het rationalistisch discours is de locus, ofwel de werking van de macht evident. Zij ligt in de autonome, vrije mens die rationeel handelt. Om de macht binnen een groep te laten werken is de idee dat vrije en rationeel levende mensen afspraken maken die leiden tot een hiërarchie waarin duidelijk is wie meer en wie minder macht heeft. Macht die gelijk staat aan gelegitimeerd gezag. In het rationalisme is het verwerven en gebruiken van kennis van groot belang. Op basis van kennis worden andere structuren gebruikt zoals strategie, planningen die zorgen voor een doelgerichte en voor iedereen aanvaardbare en controleerbare werking van de macht. Verondersteld wordt dat er verschillende en strijdige belangen zijn die moeten worden uitgevochten. De ‘politieke arena’ (Hatch,2006; Caluwé en Ver- maak,2006) is de plaats waarin mensen elkaars belangen leren kennen en (be) strijden om de beste uitgangsposities en resultaten te verkrijgen, voor zich zelf en voor anderen die zij vertegenwoordigen. Politieke strijd, als de strijd om de beste politieke middelen, dus ook de macht- en gezagspositie, is binnen het rationalisme een aanvaardbare werkwijze. Aanvaardbaar omdat het uitgangspunt is dat de poli- tieke arena bevolkt wordt door vrije mensen die rationeel handelen, en hij of zij die de beste machtsmiddelen vergaard ook degene is die de organisatie het beste kan aanvoeren. Dit idee van ‘centered agency’ wordt onder andere door Giddens (1979) en later Pettigrew (1997) ter discussie gesteld. De aandacht, als het om de locus van de macht gaat, wordt door Pettigrew in het contextualisme, verlegd naar het proces dat gedefinieerd is als een reeks van activiteiten die zich ontvouwen in de tijd en binnen een of meer contexten. (Pettigrew,1997:338) Net zo als in het ratio- nalistische discours is in het contextualisme de autonome actie van een individu of een groep een manifestatie van wat een mens kan en mag. Maar deze macht van

mensen is wel ingebed in de tijd en context zodat zij niet veel meer is als een ‘micromanifestatie’ van belangengroepen die met elkaar concurreren. (Cald- well,2005:95) Macht van een mens of een groep mensen is daarmee gerelativeerd. De politieke arena is binnen het contextualisme complexer en meer onvoorspel- baar in vergelijking tot de arena van het rationalisme. De arena is in de eerste ingebed in grotere en invloedrijke contexten zoals de ontwikkeling van technologie en globalisering.

Strijd of competitie in en buiten een arena, want uiteraard vinden er altijd politieke machinaties plaats buiten de transparante structuren om, worden in de theorieën van het constructivistisch discours gezien als niet praktisch en niet bevorderlijk voor het welzijn van mensen. Dit geldt voor alle theorieën die door Caldwell in deze constructivistisch discours geplaatst worden, hoe verschillend ze ook zijn. Variërend van sensemaking van Weick tot en met complexiteitstheorieën van bijvoorbeeld Zuijderhoudt, Richardson en Cilliers. Inclusief het systeemden- ken van bijvoorbeeld Flood en Emmery, die onderling heel verschillend zijn. Deze constructivistische theorieën en benaderingen zijn vaak een reactie en een kritiek op het rationalisme. In het bijzonder wordt de idee van een centered agency bekri- tiseerd. Met theorie in het contextualistisch discours zijn meer overeenkomsten aan te wijzen, want ook in de constructivistisch discours zijn contexten van groot belang als plaats waar de macht werkt. Kenmerkend voor veel theorieën in het constructivistisch discours is de focus op de onderlinge betrokkenheid van men- sen. Deze betrokkenheid op elkaar en op de wereld waarin mensen leven en wer- ken is de drijfveer voor het zoeken naar oplossingen van sociale – en

organisatievraagstukken. Het engagement waar sprake van is, is niet zozeer inhou- delijk, maar ingegeven door de idee dat mensen primair sociaal zijn. Gebaseerd op deze gedachte wordt verondersteld dat door samenwerken een weg kan worden gegaan naar meer humane organisaties, naar open en democratische samenlevin- gen waar duurzame economische en sociale ontwikkelingen mogelijk zijn. Deze misschien wel idealistische ideeën verwerkelijken zich niet zomaar. Eerst moet de organisatietheorie – ook die van het constructivistisch discours – zich zelf liberali- seren en afstand nemen van opvattingen en methoden die teveel deel uitmaken van het rationalistisch discours. Dit is wat bijvoorbeeld Emmery: Open System Thinking (OST) en Systems thinking van Flood voorstellen. (Barton e.a. 2001) In hoeverre dit lukt hangt af van de wijze waarop de theorieontwikkeling verloopt. Flood (1990) pleit voor een pluralistische manier van theoretiseren, waarin sprake is van theoretische commensurabiliteit en methodologische incommensurabiliteit. Of bijvoorbeeld Emmery met OST daar in slaagt, is een punt van discussie. Zij neemt bijvoorbeeld geen afstand van de kenbaarheid van teksten en contexten, en niet van de mogelijkheid dat de contexten als externe factoren te beïnvloeden en te maken zijn. Een waardevolle gedachte als het uitgangspunt dat mensen zich zinvol gedragen valide is.

Met de introductie van zinvol of betekenisgevend gedrag dient zich in dit constructivistisch discours een nieuw vraagstuk aan. Voor Weick is betekenisge- ving in het gedrag van mensen geen uitgangspunt, maar een effect. Een effect dat pas achteraf kan worden vastgesteld. Zijn concept ‘sensemaking’ baseert zich op de idee dat mensen in staat zijn, en de macht hebben om ‘sensible, sensable events’ te construeren. (Weick,1995:4) Gebeurtenissen waar mensen het onbekende structu- reren, ‘structure the unknown’, en daar met elkaar kennis maken. Met elkaar – dit is voor het sociaal- constructionisme van Weick maatgevend – zijn mensen in staat

een ongedefinieerde ruimte te vormen en daar lijnen en grenzen te trekken, bij- voorbeeld wetten. (Weick,1995:31) Gezamenlijk en dus niet één individu. Structu- ren construeren in de onbekende ruimte gebeurt in de communicatie en in de interactie die mensen hebben. De communicatie en interactie is de locus ofwel de werking van de macht. Met elkaar en met inbegrip van alles wat zij als wereld ervaren construeren mensen binnen contexten betekenis, in de vorm van actie, context en kennis. Betekenis die pas achteraf bekend wordt en na de actie mogelijk als zinvol wordt ervaren. Macht is in het constructivisme niet een eigenschap van mensen. Macht ontwikkelt zich in interactie. Mensen met meer macht zullen in de interactie, die transparant is en waar de dialoog wordt gevoerd, ondergeschikten tegenkomen die mede bepalen wat de macht is die – op hen – wordt uitgeoefend. Sociaal-constructionisme zegt dat iedereen in de sociale interactie door hun vermo- gen een gebeurtenis mee te construeren, de macht van anderen beïnvloeden. (Weick,1979:16) Gelijk aan het rationalisme is de wil, de intentie en vrijheid van het autonome individu maatgevend, alleen niet in één mens of in een hiërarchie verankerd waarmee de richting van de macht is bepaald, maar verspreid. Caldwell (2005) spreekt van een ‘decentered agency’.

De locus, ofwel de werking van de macht wordt in de hiervoor weergegeven discoursen niet wezenlijk bekritiseerd. De maatschappelijke verhoudingen, de wijze waarop de macht functioneert en de structuren die deze macht voortbrengt en waarmee deze structuren zich handhaven zijn geen onderwerp van kritiek. Theorieën die deel uitmaken van het poststructuralistisch discours doen dit wel. Macht is niet iets dat voorbehouden is aan individuen of groepen mensen, zij is aanwezig en manifesteert zich in sociale, economische en technische structuren en ideologieën, in taalspellen, en in alledaagse relaties, discursieve en non-discursieve praktijken. (Hatch,2006; Caldwell,2005; Burrell,1988) De discursieve praktijken binnen het discours zijn gebeurtenissen waarin een macht of kracht actief is die normaliseert. Deze normalisatie is een differentiatie van bijvoorbeeld menselijke vermogens en kanaliseert deze, en leidt ze in vastgelegde banen. Mensen worden in het dagelijkse bestaan in bestaande structuren gevoegd. Zo krijgen mensen de mogelijkheid elkaar te beïnvloeden en te besturen. Het is dus niet zo dat er per definitie een boven of onderliggende partij wordt verondersteld. De kritische theo- rieën die deel zijn van het poststructuralistische discours wijken op dit punt af. Daar is de ‘locus of power’ de sociale, economische en politieke structuren en ideologieën, waarin duidelijke machthebbers van deze structuren worden verondersteld.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN