• No results found

Grenzen van de maakbaarheid en van de emergentie van werkelijkheden

cybernetica en autopoiese

7.2 Inzichten en grenzen van de zelfproductie voor sociale werkelijkheden

7.2.1 Grenzen van de maakbaarheid en van de emergentie van werkelijkheden

Zowel in de biologie als in de natuurkunde is geconstateerd en beredeneerd dat interacterende entiteiten tot ordening komen, zonder enig andere inbreng, van wat dan ook. Deze zelfproductie heeft de discussie rond het maakbaar zijn van de wer- kelijkheid of werkelijkheden verhevigd. Deze discussies en verdere onderzoekin- gen in de biologie en natuurkunde hebben er niet toe geleid dat het mysterie van autonome ordening en het ontstaan van leven is opgelost. Grote vragen zijn nog te beantwoorden en daarom is het van belang alle transposities naar de sociale werke- lijkheid waarin mensen leven, zeker waar de complexiteitstheorie of autopoiese metaforisch worden gebruikt met de nodige reserve te leren kennen. Deze noodza- kelijke reserve neemt niet weg dat de bevindingen van de cybernetica, biologie en natuurkunde met betrekking tot zelfproductie inspirerend en richtinggevend kun- nen zijn voor het denken over organiseren en het veranderen van het organiseren. Bijvoorbeeld dat grenzen van een entiteit, een noodzakelijkheid om een samenge- stelde eenheid, bijvoorbeeld een organisme, te onderscheiden van andere entitei- ten, zelfproducerend tot stand komen. Dergelijke bevindingen zijn onder andere gebruikt om de kritiek op de scheiding geest en materie die in bepaalde filosofieën en delen van de wetenschap al lang werd geuit te versterken. (Bateson,1990; Del- gado,2004) Ook de kritiek op de scheiding object en subject, daad en waarden wordt versterkt. De idee dat er een objectieve en te kennen werkelijkheid zou zijn is op grond van deze inzichten nog minder goed houdbaar dat het daarvoor al was. En tenslotte wordt de deur naar andere inzichten betreffende het leren van men- sen, identiteitsontwikkeling, sociale cohesie en andere sociale en psychologische thema’s verder open gezet.

hem ‘deutero learning’ genoemd, meer en meer op de idee dat mensen niet één vaststaande realiteit kennen, maar dat de realiteit zich ontvouwt in communicatie. (Bateson,1972; Delgado, 2004) De wereld of werelden van iemand zijn een men- taal proces, ofwel een verbindend patroon van geest en natuur. (Bate-

son,1972,1990) Varela, zo beschreef ik eerder, zegt dat mensen door hun senso-motorische activiteit zoals bewegen, aanraken, ademen, eten in de wereld komen, deze wereld aanpassen en hun wereld(en) als werkelijkheid leren kennen. (Varela,1994,11) Het weten, ofwel kennis van mensen ontstaat in interactie van mensen en entiteiten in de omgeving van iemand. Kortom ‘doen is weten’. Object van onderzoek is niet meer de entiteit zelf, maar de interactie of de communicatie. Volgens de zelfproductietheorieën is de communicatie zelf structureel. Bateson benadrukt dit met de opmerking dat ‘biologie communicatie is’. Een verdere conse- quentie van deze inzichten is dat het belang van een actieve actor waarvan ver- wacht wordt dat hij of zij verstandige dingen doet een stuk kleiner is dan in menig andere theorie wordt verondersteld. Dit is een kernmerkend verschil met het soci- aal-constructionisme. In deze stroming van theorieën is de betekenis van gebeurte- nissen, dat wat werkelijkheid wordt genoemd een sociaal construct. Een construct van actieve mensen, actoren genoemd, die verstandige gebeurtenissen

construeren.91

Of mensen iets nieuws kunnen beginnen, bijvoorbeeld op basis van een vrije wil, staat in de zelfproductietheorieën onder kritiek. Dit geldt ook de reikwijdte en waarde van instrumenteel handelen en van gepland veranderen. (Flood,1990) Voor Bateson staat het bewustzijn (Bateson,1990) onder kritiek. De mogelijkheden die mensen hebben zich een waardevol leven in sturen, laat staan maken, zo is wel duidelijk, zijn – in zijn visie – beperkt. Is de kritiek op en daarmee de beperkingen zien van de vrije wil, de waarde van instrumenteel handelen en bewust sturen op een waardevol leven bezwaarlijk? De zelfproductietheorieën suggereren: misschien niet. Tenminste voor wat betreft het planmatig en instrumenteel handelen. Wel- licht is het niet altijd nodig te plannen, te sturen en te beheersen. In ieder geval niet zo veel. Vele zaken zouden wel eens goed en misschien wel beter kunnen verlopen als mensen niet planmatig interveniëren. Leven, werken, communiceren op basis van wat mensen met hun zintuigen waarnemen, en waartoe hun fysieke en mentale vermogens hen in staat stellen, aangevuld met hun ‘common sense’ zou voor een goed dagelijks samenleven wel genoeg kunnen zijn. Overigens is minder planmatig leven niet strijdig met plannen maken. Planning is een geweldig en ook noodzakelijk middel. Bijvoorbeeld bij grootscheepse en langdurige projec- ten. Het opdelen van deze werkzaamheden biedt de mogelijkheid op kleiner en lokaal niveau, daar waar direct het werk ervaren wordt, spontaan en zelfproduce- rend te werken, en dus ook de ambiguïteit van de situaties te laten bestaan. Op dit lokale niveau valt eerder de waarde en actie samen dan in het grotere geheel. Plan- matig zijn biedt de mogelijkheid op lokaal niveau minder instrumenteel te zijn. De indringende vraag die hier oprijst is of deze inzichten van toepassing zijn in com- plexe en ambigue situaties?

91 The concept of sensemaking is well named becau- se, literally, it means the making of sense. Active agents construct sensible, sensable events. They “structure the unknown”. How the construct what

they construct, why, and with what effects are the central questions for people interested in sensema- king.’ (Weick,1995:4)

Rond de spanning zelfproductie en planmatig handelen speelt een belang- rijke vraag. Is planmatig en bewust interveniëren nodig en goed in situaties waar de structuur van groepen of individuen niet geheel vitaal is, of de groepen niet het juiste aantal connecties en dus ook niet de juiste interactie hebben met dat wat hen omgeeft? Een eerste antwoord is dat zelfproductie de connecties legt en de struc- tuur bouwt. Kortom de betrokkenen lossen op eigen wijze hun problemen op. Peters e.a. 2003 geven het voorbeeld van een Amsterdamse straat waar te weinig parkeerplekken zijn. De oplossing die mensen vinden is: dubbel parkeren, met de handrem los. Ofwel als jouw auto geblokkeerd staat, dan weet je dat je de dubbel geparkeerde auto kunt verrijden. Op deze wijze is het aantal parkeerplaatsen uitge- breid. Een leuk voorbeeld, omdat het laat zien dat mensen heel goed in staat zijn aanvaardbare oplossingen te vinden voor problemen. De gemeente hoeft dus eigenlijk niet veel te doen. Tegelijk is het voorbeeld te simpel, en daarmee ook een fraai voorbeeld van organisatiedeskundigen die, nu met behulp van de complexi- teitstheorie in de achterzak, een wicked problem maken. Want er zijn, en dat weet iedereen meer kanten aan het parkeren in straten. Bewust deze zaken negeren is wicked problems maken. Of ingrijpen, en zo ja wanneer en hoe beter is dan de zelfproductie haar werk laten is mijn inziens een vraag die niet beantwoord kan worden op grond van zelfproductietheorie. Want wat te doen in organisaties of steden waar sprake is van zeer slechte werk- en leefomstandigheden? Medewerkers en burgers eisen daar van hun leiding en volksvertegenwoordigers ingrijpen. Kort- om er is in dergelijke complexe, ambigue en diffuse situaties altijd sprake van machtsprocessen en politieke beïnvloeding. En dit zijn bij uitstek voorbeelden van menselijk ingrijpen. Naast de deskundigen die vertrouwen op zelfproductie zijn er onderzoekers die op grond van onderzoek naar zelfproductie suggereren dat bepaalde aspecten van planmatig veranderen ook in zelfproducerende dynamiek van waarde kunnen zijn. Zij stellen bijvoorbeeld dat het manipuleren van een aantal condities nodig is om het zelfproductieproces weer op gang te brengen c.q. in gang te houden. (Leventhal en Warglien,1999) Deze bevindingen lijken mij in het licht van het door mij geconstateerde dilemma van minder belang. Op basis van de idee dat weten is doen, en doen is weten is dit type manipulatie op te vatten als deel van de autopoiese.

De zelfproductietheorieën zetten aan tot een kritisch kijken naar de maak- baarheid van werkelijkheden. Op grond van dezelfde theorie moet ook kritisch worden gekeken naar de toepassing of vertaling van deze theorieën naar de sociale werkelijkheid van mensen. Deze twee constateringen zeggen mij, dat we hier te maken hebben met een interessante grenssituatie. Interessant, omdat dergelijke grenssituaties laten zien dat een te eenvoudige toepassing van nog in ontwikkeling zijnde theorieën snel kan leiden tot het ontstaan van wicked problems en wicked ervaringen. Want dat is wat er gebeurd als zelfproductie of emergentiebenaderin- gen in pijnlijke en weerbarstige situaties worden toegepast, zonder zich voldoende rekenschap te geven of de mensen, oneerbiedig gesteld, de componenten van het systeem voldoende dynamisch interacteren. Deze kritiek staat tegenover de al veel vaker gemaakte constatering, dat het in grensgebieden planmatig werken vaak leidt tot het ontstaan van wicked problems en –ervaringen.

De veranderde opinie over kennis en kennen van werkelijkheden, op basis van zelfproductietheorie, betekent veel voor het toepassen van instrumenten, het doen van onderzoek en wat kennis is. Het architecturale en centrisme van de struc- tuur van kennis, dat in het westen al 2500 jaar of langer wordt opgebouwd, door

Derrida logocentristische kennis genoemd (Oger,1995:64), wordt door de com- plexiteitstheorie bekritiseerd. (Abraham,2001) Kennis is niet een huis met een fundament of geworteld en vertakt als een boom, maar ontwikkelt zich in vele en vooral horizontale richtingen. Als een rhizoom.92 Een netwerkstructuur dat vele

entiteiten verbindt. Complexiteitstheorie voorziet in de idee dat concepten ont- staan, en bestaande concepten een andere betekenis krijgen in een dynamische interactie van alle relevante componenten van een systeem. (Cilliers,1998:37) Dit ontstaan van het weten, van betekenis, en daarmee de betekenis van wetenschap- pelijk instrumentarium kan niet worden beheerst.

Deze constateringen zouden tot een ander idee over het ontwikkelen en gebruiken van kennis, wel of niet in de vorm van theorie en instrumenten, kunnen leiden. Zo is te voorzien dat veel tijd, energie en geld stoppen in het ontwikkelen en toepassen van theorie en instrumenten eigenlijk van zelf leidt tot meer beheer- sing en controle. Een ander voorbeeld ligt dichter bij. De introductie van een nieu- we theorie of inzichten, als dit in dit boek ook plaats zou hebben, zou met de grootst mogelijke omzichtigheid betracht moeten worden. Voordat de ontwikkelaar het weet, worden zijn inzichten volstrekt anders gebruikt dan de auteur bedoeld heeft, of zelfs maar heeft kunnen denken. Zijn inzichten kunnen wapens worden in de hand van zowel de leek als de professional. Ondanks de toenemende kennis over het ontstaan van weten en kennis gaapt nog steeds een kloof tussen het ont- wikkelen en presenteren van bijvoorbeeld theorie en de dagelijks praktische toepas- sing ervan.

Het zelfproducerend ontstaan van een organisme of niet levende entiteit veronderstelt ook het zelfproducerend ontstaan van grenzen. In levende materie is zichtbaar dat voortgaande interacties tussen (moleculaire) componenten van deze materie een netwerk vormen waarin bepaalde componenten ontstaan die een grens produceren, vaak een membraam. Een grens die het gevormde organisme scheidt van de omgeving. Een membraam is ten eerste de voorwaarde van het in stand houden van de gevormde eenheid en ten tweede is het de limiet van deze eenheid. Limiet betekent hier dat de gevormde eenheid zich in de dynamiek van het net- werk niet buiten zijn eigen orde zal begeven. Daar zijn uitzonderingen op, waar ik later op terugkom. Bijvoorbeeld als de eenheid zich vermenigvuldigt door replice- ren, kopiëren, of door reproductie. Hier is relevant te onderkennen dat autopoiese niet een menselijk ingrijpen en ook niet een transcendentaal proces veronderstelt bij het ontstaan van grenzen. Behalve dan dat mensen zaken bij elkaar kunnen brengen en kunnen scheiden. (Maturana en Varela,1998; Cilliers,2002, Kauffman,1995)

Deze bevindingen van het ontstaan van grenzen staan haaks op de dagelijkse ervaring van mensen. In het alledaagse taalgebruik is dit hoorbaar. Daar wordt eerder gesproken van het trekken van een grens, of het maken van een regel, of het stellen van een wet. Ik, en ik neem aan dat dit voor vele anderen ook geldt, leef alle dagen in de veronderstelling dat ik bewust en soms onbewust, maar in ieder geval dat ik het ben die grenzen trekt, en in voorkomende gevallen regels stelt. Dit is van mij en dit van jou, dit heet Duitsland en dat Nederland, voorkennis bij

92 Zie Deleuze en Guattarie, 1976. Het Rhizoom. Een biologisch voorbeeld is een stelsel van paddenstoe- len in een bos.

aandelentransacties is verboden, om maar een paar voorbeelden van grenzen te noemen. Uit deze voorbeelden blijkt dat het trekken van grenzen zowel arbitrair gebeurd als ook beredeneerd. Los van het arbitraire of redelijke van grenzen trek- ken kan niet worden ontkend dat het trekken van grenzen primair een doen is. Een actie van mensen waarin zij eenheden onderscheiden, betekenis ontdekken en grenzen trekken. Interactie daarentegen betekent dat er altijd een invloed is van iets anders. En daarmee staat de zelfproductie op gespannen voet met de dagelijkse ervaring van mensen. Mensen ervaren zichzelf en ook anderen als wezens die iets nieuws kunnen beginnen. Iets wat niet is beïnvloed, zelfs niet is veroorzaakt. Een begin dat in alle vrijheid ontstaat. Een vrijheid die in de zelfproducerende interac- tie geen plaats heeft.

Betekenen deze verschillen tussen zelfproductie enerzijds en anderzijds de ervaring van bewust grenzen trekken en in alle vrijheid iets nieuws beginnen, dat er onderscheid gemaakt kan en moet worden tussen abstracte domeinen en con- crete domeinen. Dat in het eerste domein het grenzen trekken een zaak is van mensen, en van de menselijke wil en menselijke macht, en dat in de concretere domeinen grenzen ontstaan in de interactie van de aanwezige entiteiten? Dit onderscheid is in overeenstemming met de constatering die dagelijks gedaan wordt namelijk dat grenzen die ontstaan of getrokken worden lang niet altijd door iedereen geaccepteerd worden. In het bijzonder grenzen tussen goed en slecht in een bepaalde sociale gebeurtenis, of wat is democratisch en wat niet. In het geval dat deze grenzen in een dynamisch interactief netwerk ontstaan, vergen zij altijd legitimatie. Tot zover, lijkt het er op dat het ontstaan van grenzen in menselijke samenlevingen een mix is van zelfproducerende processen en van initiatieven aangevuld met bewust gemaakte overwegingen, en dat zijn politieke overwegingen. In deze mix ontstaan legitieme grenzen die een maximum aan waarborgen biedt voor een organisatie, een cultuur, een samenleving om te overleven.

Zonder enige twijfel bieden theorieën als complexiteitstheorie, cybernetica en autopoiese interessante inzichten en mogelijkheden, sociale gebeurtenissen anders te zien en anders te verklaren. Het lijdt geen twijfel dat belangrijke vragen die in menselijke sociale situaties relevant zijn nog weinig of geen antwoorden kennen, en vaak niet gesteld worden. Vragen over legitimiteit in relatie tot het ontstaan van grenzen en eenheden, en vragen naar de ervaring van gemeenschap- pelijkheid, die in de natuurkunde en biologie wellicht van minder belang zijn, zijn daar belangrijke voorbeelden van.

Op dit punt haal ik aan wat Abraham (2001:172) het vieren van de ‘paralo- gica’ noemt. Abraham benadrukt de onderdrukkende werking van iedere logica, van ieder construct. Alle logica’s, en daar reken ik ook de logica van de complexi- teitstheorie en de autopoiese toe, onderdrukken constructen die buiten de eigen logica vallen. Is het mogelijk te achterhalen welke constructen dit zijn? Hiervoor haal ik terug wat ik gezegd heb over grens en limiet. Ik stel dat een grens in het sociale domein en ook een limiet, beide een product zijn van menselijk handelen, of op z’n minst een mix zijn van een autonoom proces en menselijk ingrijpen. Interessant is de idee die Cilliers oppert dat grenzen van twee kanten benaderd kunnen worden en de limiet een gedacht einde is; een vermeend punt op de hori- zon waar naar toe gegaan kan worden, maar nooit wordt bereikt. De grens, ondanks dat het gelijk is aan de limiet maakt het mogelijk de wereld te kennen. De limiet inspireert verder te gaan dan nu mogelijk is. De grens is aanwijsbaar en ervaarbaar, terwijl een limiet dat niet is. Een limiet kan altijd verschoven worden,

niet makkelijk, ze moet eerst worden ‘bereikt’ en zodra dat gebeurd verschuift zij en wordt de vorige limiet een grens. Een limiet is paradoxaal, zij is zowel bereik- baar als onbereikbaar. Zij verschuift onder je handen. Het onderscheid grens en limiet dat Cilliers maakt laat zien dat de idee van een eindpunt een boeiend gege- ven is. Het is echter een rationalisatie die niet slechts een demystificeren van de idee van de grens is, maar ook het ontkennen van het belang en het uitzonderlijke van de grens. Dagelijks ervaren mensen grenzen, zij liggen als het ware vlak voor onze neus, maar zij zijn nooit door iemand gezien. De grens is een plaats en moment die niet met onze zintuigen waarneembaar is, maar vormt een onherroe- pelijke ervaring. De ervaring dat de grens zo nadrukkelijk een rol in het dagelijks leven speelt en toch niet waarneembaar is, is dat niet een ervaring die door de logica van de complexiteitstheorie wordt onderdrukt? Is dit niet de reden dat Bate- son, die zijn hele wetenschappelijk leven gepleit heeft de gevolgen van de schei- ding geest en materie te bestuderen, in het bijzonder de gevolgen voor de ervaring van esthetiek en ethiek, in zijn laatste werk ‘waar engelen zich niet wagen’ (1990) een apologie van de religie opneemt? In deze apologie verdedigt hij het heilige, het uitzonderlijke, als onmisbaar component van de cybernetische systeemtheorie.93

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN