• No results found

Basis van de legitimiteit van de macht

en ethiek in verandertheorieën

6.9 Supplement: te denken geven

6.9.3 Basis van de legitimiteit van de macht

Senge, Scharmer, Leach en Lilley zien de werking van de macht niet gebaseerd in hiërarchie of in de kracht van actoren en ook niet in de disciplinerende machtsken- nis. Nee, de werking van de macht en is voor hen de verbeelding. Ook het denken is een vorm van verbeelden. Het vermogen ideeën te kunnen genereren, een visie te ontwikkelen, te dromen. Verbeelding als machtsbasis huist in plaatsen die niet direct benaderbaar zijn. Scharmer spreekt over een ‘blind spot’ voor de ‘deeper source’, die mensen zouden hebben. Lilley spreekt van een kloof tussen zien en spreken. Leach (1979) opent een andere kijk op de basis van de macht. Hij stelt dat de basis van de macht de grens is. ‘Macht zetelt in de scheidingsvlakken tussen individuen, in de ambigue grenzen.’ (Leach,1979:72) Leach redeneert als volgt. Veranderen is het overschrijden van grenzen. De grens tussen binnen en buiten, tussen 17 jaar en 18 jaar zijn, tussen niet klantgericht en wel klantgericht werken, tussen onverschillig zijn en verschil maken. De complicerende discussie over hoe diep en groot een kloof kan zijn of hoe gradueel een verandering kan zijn, laat ik hier buiten beschouwing. De verandering tussen 17 en 18 jaar is begripsmatig slechts een verandering van categorieën, maar in het sociale is het een grensge- beurtenis. Een gebeurtenis in ‘niemandsland’. 17 jaar zijn is normaal, tijdgebon- den, werelds, maar zegt Leach ‘de ruimte en tijdsmarkeringen die in de werkelijkheid als grenslijnen fungeren zijn zelf niet-normaal, tijdloos, ambigu, marginaal en heilig’ (Leach,1978:43) en ‘taboe’. Dat wat ambigu is, en zeker als het taboe is, is niet makkelijk te benaderen. Omdat grenservaringen sociaal-psycholo- gisch van aard zijn is het voor het welbehagen van mensen van belang dat er

tijdens veranderingen zo weinig mogelijk misverstanden en verwarring ontstaat tussen wat binnen en buiten is, of tussen 17 en 18 jaar. Dit is waarom in vele zo niet alle culturen over de gehele wereld, volgens Leach veel aandacht is voor de overschrijding van de grens door deze als een ‘onderbreking’ te laten zien die ‘dui- delijk en veelbetekenend’ is. (Ibid:71) Rituelen, feesten waarin reiniging of vermin- kingen van lichaam plaatshebben zijn hiervan kenmerkende voorbeelden. Het vuil van de overgang moet worden weggewassen, het verschil tussen het oude en nieu- we moet zichtbaar zijn voor mensen en goden. In het sociaal leven is het verschil tussen 17 jaar zijn en 18 jaar zijn niet zichtbaar. Tenminste niet in het gedrag en in de ervaring van mensen. Rituelen als reiniging en verminking worden vandaag de dag bij deze overgangen niet (meer) uitgevoerd. Hiervoor in de plaats vieren we de verjaardag waarbij de geesten worden aangeroepen in het hoera hoera, vooraf gegaan door het rijkelijk laten vloeien van spiritualiën. De overgang van 17 naar 18 jaar is in de samenleving wel van belang. Dit is waarom de wetgever duidelijk en veelbetekenend wil zijn, en in het geval volwassen worden een wet uitvaardigt die stelt dat de verantwoordelijkheden van een 17 jarige anders zijn dan van een 18 jarige. Ook een wet is een duidelijke en veelbetekenende manifestatie van een grensgebeurtenis, maar het is ook een machtsuiting. Iedereen weet dat een wet – als het opleggen van voorschriften – slechts in beperkte mate leidt tot ander gedrag – in het voorbeeld van 18 jaar worden – volwassen gedrag. In de vier dis- coursen van Caldwell is hiervoor de verklaring dat een wet een dwangmaatregel is waar mensen zich tegen verzetten of aan conformeren, let wet zonder innerlijke overtuiging. Uitgaande van de idee dat de macht zetelt in de grens is de verklaring anders. Het verschil tussen 17 en 18 is in de ervaring verwarrend. De grens tussen 17 en 18 is ambigue, heilig en taboe. Het taboe staat voor vuil, slecht en verwar- rend. Het overgaan van de grens is het taboe en het heilige van de grens ervaren. Pas in de ervaring van het heilige, van het taboe, en dus van het vuil van de grens, kan de 18e jarige ervaren dat hij de volwassenheid is binnengetreden. Hierin huist volgens Leach een logische paradox. De 18 jarige kan er alleen maar zeker van zijn dat hij 18 is als hij alles wat hij als 17 jarige was achter zit laat. Hij zou dan een zuivere 18 jarige zijn die verschoond is van alle ‘scheidingsvlakrelaties’ met zijn eigen 17 jarige zijn, en met alles wat de 17 jarige met zijn buitenwereld had. Hij zou zich verschoond hebben van alle ‘grensvuil’. In dit geval zou de 18 jarige met een schone lei beginnen, volkomen los van de beïnvloedende en bepalende en dus ook van machtsrelaties die hij heeft met anderen. Als dit zo zou zijn, dan zou hem dit volstrekt los doen komen te staan van de wereld. Het zou hem machteloos maken. De conclusie die Leach hier trekt is simpel en schokkend: ‘schoon/vuil = impotentie/potentie, vandaar dat macht wortelt in vuil’. (Leach,1978:72) Macht wortelt in de grens, in het bijzonder in het ervaren van het ambigue, het taboe en het heilig zijn van de grens. In de grensgebeurtenis is de macht actief. Daar in de grens is iemand in staat in relatie te blijven met het oude, en het nieuwe te erva- ren. Lilley komt tot een vergelijkbare conclusie, al volgt hij een andere redenering. Hij zegt dat macht gelijk staat aan de kloof tussen zien en spreken. De macht als een ‘deeper source’ voorstellen, waarvoor mensen een ‘blind spot’ hebben, in ieder geval vandaag de dag, zoals Scharmer beweert kent overeenkomsten met de machtsbasis waar Leach en Lilley van spreken, maar baseert zich op één bron, en niet op gebeurtenissen die mensen meemaken of interacties van mensen onder- ling, en met wat hen omringt. Los van deze onderlinge verschillen in de zienswij- zen hier beschreven is een overeenstemmend feit te constateren, namelijk dat de

basis van macht zoals hierboven beschreven niet past in een van de vier discoursen van Caldwell. Niet past omdat zij voorbij gaat aan de empirie, voorbij gaat aan een kenbare werkelijkheid, en voorbij gaat aan de mens als actor. Is hiermee duidelijk- heid verkregen over het ontstaan van legitimiteit van de macht, van de politiek? Nee, is het antwoord dat ik hier geef. Mijn idee is dat het zoeken of het zien ont- staan van een legitieme machtsbasis in centrale actoren, verspreide actoren, con- texten of structurele vanzelfsprekendheden een aanvulling nodig heeft. Een aanvulling die nodig is om van het fenomeen weerbarstig veranderen beter te verstaan. Deze aanvulling kan worden gevonden, zo is mijn idee, door een ver- gaande verkenning van de betekenissen van grenzen.

6.9.4 Politiek als consumeren

De werking van de macht als verbeelding, de basis van de macht in kloven en gren- zen leidt tot een andere kijk op politieke structuren en vormen. Als politiek de ruimte is waarbinnen legitimiteit ontstaat, en als deze ruimte de grens is, dan is politiek ambigue, diffuus, taboe, ritueel, verspilling en geweld. Waar is zo’n ruimte te vinden? En als zij er is, hoe opereren of creëren organisaties deze ruimte? Sthyre en Engberg (2003) openen hier een nieuw en interessant venster. Zij pleiten voor meer aandacht van de organisatietheorie voor de consumptie. De traditionele aan- dacht die er is voor productie moet worden aangevuld met analyses van ‘de produc- tie van ruimte van consumptie’. (Ibid:123) Consumeren is voor hen een belangrijke wijze van betekenisgeving. Consumeren is niet zomaar irrationeel, en goederen zijn niet alleen bedoeld om te eten, je te kleden, ze zijn – zo citeren zij Douglas en Isherwood (1979) – ‘goed voor het denken’. Goederen zijn een ‘non-verbaal medi- um voor menselijke creativiteit’. (Ibid:120) Verbeelding, denken, creativiteit openen ruimtes. Ruimtes die nooit onschuldig zijn. Consumptieruimtes worden ontwor- pen om de aandacht, de verlangens en de actie aan te trekken. (Ibid:121) En zijn daarmee ‘een veld van krachten, uitwisselingen en interacties’. Kortom consumptie is ‘inherent politiek, esthetisch en economisch’. (Ibid:120)

Het esthetische aspect van consumeren is voor velen zichtbaar. De politieke dimensie van consumeren minder. Deze dimensie wordt soms wel onderkend als men spreekt over duurzame consumptie. In de redenering van Styhre en Engberg is dit een te beperkte kijk op consumeren. Mensen, zo luidt hun opvatting worden niet alleen geregeerd door hun behoeften, maar ook door hun verlangens. Zoals behoeften de bevrediging oproepen, zo roepen verlangens de verbeelding op. Con- sumptie, zeggen Styhre en Engberg, is verbeelding in praktijk.84 Verbeelding en

dus consumeren stelt iemand in staat de ‘menselijke conditie’ te overwinnen. In de verbeelding of consumptie kunnen mensen de wetten van de behoefte en de nood- zaak van de bevrediging overtreden. Zij kunnen daaraan voorbij gaan. Mits consu- meren correspondeert met verlangen. Consumeren dat correspondeert met verlangen is niet een plaats waar de verhoudingen tussen consument en producent ontstaan en vastgelegd worden, maar is een ruimte waar beweging is.85 Het is een

ruimte waarin mensen kunnen ontsnappen aan de geldende wetten van de con- sumptie als behoefte bevrediging, of aan de idee dat mensen authentiek moeten zijn, zelfs aan reflectie. Deze ruimte vormt ervaringsgebieden waar mensen in het plezier en het genot kunnen treden. Een extatische ervaring waarin zij het subject- zijn overtreden. In de huidige samenleving, zo beweren Styhre en Engberg, is consumptie de vorm van transgressie die gepropageerd wordt. Dat wil zeggen, dat volgens deze voorstelling van zaken, samenlevingen waar consumeren, en dat is in

de rijkere landen een verspillend, excessief consumeren, de belangrijkste economi- sche factor is geworden, samenlevingen zijn die meer en meer politiseren. Een politiseren dat zichtbaar is in het excessieve, in het verspillende, in het over de grenzen gaan. Daar ontstaan nieuwe betekenis, en kunnen vragen ontstaan naar het goede.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN