• No results found

In vrijheid van handelen ontdekken wie je bent

Amor Mundi en fundamentele condities van de mens

10.5 Betekenis van amor mundi en fundamentele activiteiten voor organiseren en veranderen

10.5.7 In vrijheid van handelen ontdekken wie je bent

Spontaan beginnen, initiëren dat is wat Arendt handelen noemt. Het is die funda- mentele menselijke activiteit die door niets is veroorzaakt, niet door wat er al is of wat gebeurd. Het is iets nieuws in de wereld brengen, waar mensen geen verwach- tingen van hebben.169 Handelen is niet een vrijblijvend beginnen, omdat de reik-

wijdte per definitie onbekend is. Hij die begint kan niet verantwoordelijkheid zijn voor mogelijke gevolgen, omdat hij deze tevoren niet kan kennen. Toch is hij ver- antwoordelijk, die hij kan uiten door te spreken over zijn beginnen. De politiek die ontstaat zou in staat moeten zijn het gevaar van het initiëren in te schatten en daarover te oordelen. Arendt wijst op het gevaar, op sommige gebieden meer dan op andere terreinen. Arendt wijst in het bijzonder op het beginnen met het naboot- sen van natuurlijke processen, zoals kernenergie of het klonen van levende wezens, in het bijzonder de mens. Dit noemt zij ‘zeer gevaarlijk’.170

Het beginnen is een directe voortzetting van het begin dat de mens zelf is. Bij geboorte voegt de ‘nieuwe’ mens zich in de samenleving. Van deze nieuwe mens is te voren niets geweten, en over wat er van komt tast iedereen in het duis- ter, in het bijzonder de nieuwe mens zelf. Dit gebrek aan weten plus het feit dat hij zich invoegt bij al aanwezige mensen maakt hem gelijk aan allen, maar omdat hij een nieuw en een ander mens is, en de enige is die zijn eigen anders zijn kan uitdrukken, is hij uniek. In de visie van Arendt is dit invoegen ‘niet afgedwongen

165 Arendt, H. Vita Activa, pag. 135

166 Arendt, H. Politiek in donkere tijden, pag 34 167 Er bestaan ook natuurlijke werktuigen. Deze zijn

voor het betoog hier niet van belang. 168 Ibid, 38

169 Arendt over beginnen: ‘Het ligt in het wezen van beginnen opgesloten dat een begin wordt gemaakt

met iets nieuws dat niet vanzelfsprekend kan worden verwacht van, niet rechtstreeks en onvermij- delijk voortvloeit uit wat er ook aan vooraf mag zijn gegaan’. (Arendt,1999a:175)

[...] en niet ingegeven. [...] zij is ongeconditioneerd’. (Arendt,1999a:43) Het er zijn is ‘antwoorden door op eigen initiatief iets nieuws te beginnen’, ons eigen leven wel te verstaan.

Eeuwenlang, beginnend bij Plato is het handelen naar de achtergrond gedrukt. Toen om de weg vrij te maken voor het creëren van een stabiele wereld, een wereld waarin de contemplatie prioriteit kreeg. Later met de prioriteitstelling van het werken om de welvaart en de stabiliteit van de samenleving te waarborgen en weer later – nadat de welvaart verder was toegenomen – de vruchten daarvan in vrede en rust te kunnen genieten. Hiervoor heb ik beschreven dat deze verschui- ving van prioriteit eerder tot meer onrust en turbulentie leidt. In bedrijven en instellingen is deze onrust zichtbaar in de vele veranderingsprocessen, waarin uiteenlopende eisen aan mensen worden gesteld. Variërend van flexibel, initiatief rijk of zelfsturend zijn, in combinatie met de winkel draaiende te houden. Of in deze onrust mensen initiatieven kunnen ontplooien – te handelen – is de vraag. Arendt laat zien dat met het terugdringen van het handelen bereikt wordt, en al is, dat mensen minder zichtbaar worden. Hun uniciteit en alteriteit tonen neemt af.

Ik ervaar mijzelf anders als ik handel. Ik handel door te spreken omdat ik daar- mee mijzelf onthul, door in mijn daden te spreken ontvouw en ontdek ik een ‘weten’, dat uit een voor mij niet toegankelijk gebied komt. Ofschoon het praten mij in de weg staat te spreken, staat het mij soms toe het nieuwe te ontdekken, dat in het praten als spreken opduikt, onverwacht en onmiskenbaar als een schok. Het praten ontspoort, het is een bolero van woorden en zinnen, tot grote intensiteit opgezweept waar ik geen houvast heb, en mij op niet veel meer kan verlaten dan niets. Het handelen is een beginnend spreken, het kan niet begon- nen worden, het valt vrij, het is een verlies tijdens het praten en doen.

Het is een verlies van wat!

In dit vrijvallen, in dit beginnend spreken toon ik mijzelf en dit valt niet altijd in goede aarde. Zij roept evenzo vaak afkeuring als goedkeuring op. Beide zijn niet te voorspellen. Zo wordt mijn beginnend spreken zowel scherp als bot genoemd – wonderlijk dat deze twee uitsluitende adjectieven gebruikt worden voor één en dezelfde ervaring. Het tonen is voor mij en de ander een waardevolle ervaring. Niet dat de ander mij er beter door leert kennen, dat doet het beginnend spreken niet. Het is immers niet een duurzame ervaring, zij is juist onvoorspelbaar, onomkeerbaar, vluchtig, en toont niets van mijn identiteit, het doet mijn identi- teit eerder geweld aan. Maar toch ervaart de ander mijn tonen als bevredigend. Het tonen ‘wie’ ik ben in plaats van ‘wat’ en dan slechts aan de ander, en in de minste zin aan mijzelf. De ander ervaart dit tonen als iets wat voor hem persoon- lijk is. Zo persoonlijk dat ik die mijzelf toon het zelf niet zie.

Ik ben “Wie”?

Zolang het organiseren het stroomlijnen en afstemmen van de activiteiten arbei- den en werken is, en daarmee onderhevig is aan noodzakelijkheden van het leven en het realiseren van een duurzame wereld, kan de communicatie van het organi- seren niet anders zijn dan doelgericht. Zij focust op de verrichtingen waarin de middelen in de juiste verhouding tot de doelen

moeten komen te staan. Het plannen, analyseren, reflecteren zijn de hiertoe meest geschikte communicatievormen. Deze vorm van communiceren laat gaten vallen, vervult niet alle behoeften, zodat op zoek gegaan wordt naar andere vormen van communiceren. Heisessies, specifieke bijeenkomsten met de benen op tafel, haardvuurgesprekken, ontbijtconferenties, diner pensant, het zijn slechts een paar voorbeelden uit vele waarmee getracht wordt de gaten te vullen. Wat is het gat dat gevuld moet worden? Inhoudelijke antwoorden wijzen in de richting dat er een behoefte bestaat andere geluiden te horen, ontspannen met elkaar van gedachten kunnen wisselen, uit de stress van alledag stappen. Allemaal verwijzingen naar een andere omgang met elkaar, maar wel in de hoop op die manier andere informatie en kennis zich eigen te maken.

In de terminologie van Arendt kan gesteld worden dat het gat een honger is naar het ‘weer’ in staat zijn te handelen, ofwel iets beginnen en daar zo in te spre- ken dat elke deelnemer; de bestuurder, de manager, de wetenschapper, zichzelf verrast. Er is nog een andere honger, namelijk zich te manifesteren. Niet als bestuurder of manager, maar als mens. De behoefte is groot is antwoord te geven op de impliciete vraag die mensen zichzelf stellen en die tussen mensen bestaat: “wie ben jij”?

Het ontmoeten van Arendt kan alleen plaatshebben tussen hen die willen ontdekken ‘wie’ zij zijn en niet ‘wat’ zij zijn. Lang niet alle mensen, en zeker niet in hun rol als werknemer of manager willen ontdekken wie zij zijn. Het alledaagse en dus het zichzelf serieus nemende doelgerichte besturen, managen en werken is hier mede debet aan. Ondanks dit alledaagse en vanzelfsprekende gebeuren blijven mensen verlangen naar ontmoetingen en elkaar leren kennen. Allen die dit verlan- gen kennen, ook bestuurders, erkennen hiermee dat zij de verhouding tussen werken en handelen complex vinden. Er bestaat spanning tussen de winst te moe- ten optimaliseren, de aandeelhouderswaarde te maximaliseren, de kosten te druk- ken, mensen te ontslaan, en tegelijkertijd het verlangen naar een maximale motivatie, flexibiliteit en een open communicatie. Dat er iets aan de hand is waar nauwelijks mee omgegaan kan worden is zo wel duidelijk ‘want’, zo zegt Arendt, ‘spreken over doeleinden die niet alle middelen heiligen, is spreken in paradoxen’. ‘En paradoxen duiden er wel altijd op dat men ergens mee in de knoop zit, maar heffen de verlegenheid niet op en overtuigen daarom nooit’. (Arendt,1999a:227) Haardvuursessie worden bezocht om deze verlegenheid op te heffen. Aan de hand van Arendt’s ideeën is het zeer voorstelbaar dat dit zo niet lukt. Hoe vlammend het praten mag zijn, het is nooit gegarandeerd, nee sterker de kans is niet groot dat tijdens dit praten het spreken vrijvalt. Deze sessies vinden namelijk plaats binnen het kader van het werken, ze worden betaald door het bedrijf, en de verwachting leeft dat de volgende dag op kantoor er iets zinnigs over gezegd kan worden. Het is de vraag of de honger naar het ontmoeten en het handelen, naar het beginnend spreken gestild kan worden in dergelijke daar specifiek voor bedoelde

bijeenkomsten.

Is het niet eerder zo dat de kans op het opheffen van de verlegenheid groter kan zijn in het feitelijk werken waar alle betrokkenen het ‘wat’ waarover gesproken wordt en de specifieke kwaliteiten van elkaar door en door kennen? Het is denk- baar dat de ontsporing van het praten eerder daar plaatsvindt dan in de haard- vuursessies waar de regels nieuw zijn en de omstandigheden kunstmatig gecreëerd worden om zo open mogelijk met elkaar te spreken. Een garantie dat in het alledaagse besturen de aanwezigen een initiatief nemen en zichzelf tonen als

ware zij een ander mens, bestaat niet. Het tegendeel is eerder waar, omdat er vele hindernissen zijn die een dergelijk optreden in de weg staan. Om deze hindernis- sen te overwinnen die zich vaak voordoen in de vorm van regels, veronderstelt het begaan van ‘overtredingen’, bijvoorbeeld gespreks- en vergaderregels overtreden. Iemand die opstaat, zijn verhaal doet en zich even niets gelegen laat liggen aan de mores. In het bijzonder de mores van bedrijven om analytisch te zijn. Nee, Arendt laat zien dat de vrijheid die nodig is om zich te bevrijden, en de bevrijding die nodig is de vrijheid te ervaren, kortweg de paradox van de vrijheid, in verhalen zichtbaar en ervaarbaar kan worden. In verhalen van het nieuwe toont zich ‘wie’ er zijn, ‘wie’ er toe doen. Niet welke namen er zijn of persoonlijkheden, maar ‘wie’ als onbepaalbare en onophefbare alteriteit, wie als uniek mens. De personen die in de verhalen optreden beantwoorden de impliciete vraag die aan iedere nieuweling wordt gesteld ‘wie zijt gij’ door antwoord te geven met iets te beginnen en dat ver- gezeld te doen gaan met spreken.171 Wie iemand is kan nooit getoond worden door

een noodzakelijke activiteit en niet in een verrichting die een gevolg is van iets dat er aan voorafgaat. Wie iemand is toont zich in vrijheid, en op een plaats waar vrij- heid is.

Het project van Hannah Arendt met als kern de geschiedenis van de funda- mentele activiteiten biedt mijn inziens goede inzichten om weerbarstig veranderen anders te belichten en te onderzoeken. Verstaan kan worden dat de onbe-

grensdheid en daarmee het inherente gevaar van het handelen van mensen, niet met het formuleren van paradoxen kan worden opgelost. Wat soms als hoogstandje in het metier van organisatieverandering wordt gezien. Een stabiele wereld creëren en als individu daar een gerichte bijdrage aanleveren volgens de regels die van toepassing zijn én tegelijkertijd flexibel zijn en veranderbereidheid tonen, vergt een vergaand begrip van hoe mensen met elkaar de wereld maken en hoe zij elkaar ontmoeten als mensen die in ontwikkeling zijn. Dit is al een paradox en heeft geen paradoxale taal nodig. Wel een taal die het mogelijk maakt in de paradox te blijven leven. De paradox van het leven te ervaren en te verstaan en daarin te beginnen en te spreken.

171 ‘Handelen en spreken […] zo innig met elkaar verweven [zijn], omdat de een begin makende en specifiek menselijke daad tevens het antwoord moet bevatten op de vraag die aan iedere nieuwe- ling wordt gesteld: ‘Wie zijt gij?’ Deze onthulling van wie iemand is, is begrepen in zowel zijn woor- den als zijn daden. ... Handelen zonder spreken zou geen handelen meer zijn, want de handelende persoon, de verrichter van de daden is alleen maar

mogelijk als hij tegelijkertijd de spreker van woor- den is.’ (Arendt,1999a:176) De vraag ‘wie zijt gij’ hoe impliciet ook wordt door Derrida in ‘Over gastvrijheid’ (1998) als niet gastvrij gekenschetst. Het is een vraag die past binnen de wetten: de voorwaarden van de gastvrijheid en op gespannen voet staat met wat Derrida noemt de Wet van de gastvrijheid.

hoofdstuk 11

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN