• No results found

Het beginnen, pluraliteit, macht, politiek en identiteit

Nataliteit en autonomie

8.5 Het beginnen, pluraliteit, macht, politiek en identiteit

De paradigmawisseling die Arendt teweegbrengt binnen de filosofie laat zich een- voudig uitdrukken als ‘mensen zijn niet geboren om te sterven, maar om te begin- nen’. (Verhoeven,2003:366). Het begin van deze verandering kwam zij op het spoor in haar onderzoek naar het liefdesbegrip bij Augustinus. Zijn uitspraak ‘Initium ergo ut esset, creatus est homo ante quem nullus fuit’, opdat er een begin zou zijn werd de mens geschapen, vóór wie er niemand was, (Arendt,1999a:175) is bepalend geweest voor haar denken. Zij volgt Augustinus die zegt dat de mens die streeft naar een gelukzalig leven zich realiseert en zich herinnert ‘dat hij afhanke- lijk is van iets wat buiten hem ligt, vóór hem, ligt: de Schepper (Creator). De betrekking van het schepsel tot de Schepper is een betrekking tot het zijn. Het zijn van de Schepper is het pure, het onveranderlijke zijn. Het zijn van het schepsel dat

111 ‘Met woord en daad treden wij de mensenwereld binnen, en dit binnen treden is als een tweede geboorte, waarmee wij het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden. Deze intrede wordt ons niet opgedrongen, ... zij kan misschien worden gestimuleerd door de aanwezigheid van anderen bij wie wij ons wensen aan te sluiten, ... de drang ertoe ontspring aan het nieuwe begin, dat in de wereld kwam toen wij werden geboren, en wij geven aan deze drang gehoor door eigener bewe- ging iets nieuws te beginnen.’ (Arendt,1999a:175) 112 ‘Arendt preciseert hier [...] haar visie dat de funda-

mentele karakteristiek van menszijn is gelegen in de vrijheid van de wil, dat wil zeggen het vermogen tot

initiatief, tot onvoorspelbaarheid en nieuwheid, dat ontologisch wortelt in de conditie van nataliteit’. (Verhoeven,2003:93)

113 ‘Menselijke pluraliteit is dus de paradoxale plurali- teit van unieke wezens (HC, p. 176). Deze pluraliteit is naast nataliteit, van waaruit het initiërende handelen zich manifesteert, de belangrijkste condi- tie voor het politieke, namelijk als de mogelijkheids- voorwaarde voor gezamenlijk handelen (acting in concert) waardoor politieke macht wordt gegene- reerd.’ (Verhoeven,2003:300)

114 Ook bekritiseert Arendt de filosofie waarin sprake is van veronachtzaming van het leven, en misschien wel in het bijzonder het dagelijks leven. ‘Het in de plaats stellen van maken voor handelen, en de

hiervan afhankelijk is, is veranderlijk: het ontstaat, het is bepaald door worden (fieri), het heeft een begin.’ (Verhoeven,2003:30)

In deze gegevenheid, in dit geschonken leven ligt de mogelijkheid van het beginnen vervat. Het is de scheppende kracht van God, die in de geboorte van ieder mens is belichaamd. Het menselijk vermogen tot initiatief, tot vernieuwing waarvan de gevolgen onvoorspelbaar zijn, wortelt ontologisch in de conditie van nataliteit.112 Daarmee is gezegd dat de menselijke vrijheid wortelt in deze conditie

van nataliteit. Arendt, in ‘Politiek in donkere tijden’, zegt: ‘met de schepping van de mens kwam het principe van het beginnen in de wereld – wat uiteraard slechts een andere manier is om te zeggen dat met de schepping van de mens het principe van de vrijheid op aarde verschenen is.’ (Arendt,1999b,48) Deze scheppingskracht, die zetelt in de vrijheid komt met ieder nieuw mens opnieuw in de wereld. In een wereld die wordt bewoond door mensen met wie de nieuwe mens gemeen heeft dat de anderen ook geboortelijk zijn, en in de visie van Arendt allemaal uniek zijn. De menselijke uniciteit drukt zij uit in de term pluraliteit. Iedereen is geboortelijk en vrij, maar niemand is ‘gelijk is aan iemand anders die ooit heeft geleefd, leeft, of zal leven.’ (Arendt,1999a:20) Dit gegeven van de pluraliteit is een fundamentele conditie van de mens. Niemand kan zich daar ooit aan onttrekken. Het is deze paradoxale pluraliteit van unieke wezens die mensen aanzet tot gezamenlijke actie (acting in concert).113

Arendt’s politieke filosofie is een kritiek op en tevens een poging een dam op te werpen tegen ontwikkelingen die vandaag de dag alom bekend zijn: de voorrang die de politiek geeft aan de maakbaarheid van de wereld en de economische voor- uitgang.114 Kortom ‘in de moderne massamaatschappij worden vrijheid en plurali-

teit bedreigd, met het risico dat de vraag naar de zin van het handelen niet meer gesteld wordt.’ (v.d.Hoek,2000:17) Of en in welke mate mensen elkaar nog kunnen ‘ontmoeten’ en de vraag naar de zin van het handelen te stellen, in een wereld die gericht is op economische groei, waar economie en politiek verstrengeld zijn geraakt, is een vraag waar niet eenvoudig antwoord op te geven is. Welke rol het georganiseerde bedrijfsleven, de georganiseerde publieke instituten en instellingen daarin hebben is een vraag die ik van groot belang acht. Vooral voor een ander verstaan en ontwikkeling van het politieke en de politiek.115

Spreken over politiek betekent bij Arendt altijd spreken over macht. Maar macht is niet het beïnvloeden van anderen zodat zij doen wat hij die beïnvloedt wil dat zij doen. Macht is beginnen als zij gegrond is in de pluraliteit van de mensheid.

daarmee samenhangende degradatie van de poli- tiek tot een middel ter bereiking van een zoge- naamd ‘hoger’ doel, .... in de moderne tijd de productiviteit en de vooruitgang van de maatschap- pij – zijn even oud als de traditie van de politieke filosofie.’ (Arendt,1999a:227) ‘Deze vijandigheid (van Heidegger jegens de polis) ziet zij vooral in zijn analyse van het alledaagse leven in termen van das Man, waarbij het publieke domein (de open- baarheid) de functie heeft om de realiteit te verber- gen en zelfs de verschijning van de waarheid te beletten. Dit, stelt Arendt, kan nooit het raamwerk bieden voor een politieke filosofie. (Verhoeven, 2003,142)

115 Van der Hoek verwijst voor het politieke naar Nancy en Lacouhe-Labarthe die een relatie leggen tussen het politieke en de erkenning van transcendentie in de betekenis van een niet-representeerbare alteri- teit, een alteriteit die zich steeds terugtrekt. Met andere woorden: een alteriteit die onophefbaar is en zich aan elke discursieve beschikkingsmacht onttrekt. (v.d.Hoek,2000:61) Waarmee zij afstand nemen van de transcendentie naar de idee, of geest of de vorst die zijn macht van God heeft gekregen.

Deze macht is niet beperkt, zij is onbegrensd. (Arendt,1999a:200) Mensen zijn macht, en deze individuele macht kan worden vergroot en beperkt door mensen die elkaar ontmoeten, die hun macht delen. Macht is te onderscheiden van kracht, omdat deze laatste niet kan worden gedeeld. Macht is potentie en als zodanig altijd aanwezig, maar kwetsbaar. Elke vorm van geweld kan haar vernietigen. Fysiek geweld, psychologische geweld, en het geweld van procedures, planningen, en niet gedragen doelstellingen moeten halen. In het moderne taalgebruik heeft het woord macht niet de “open” betekenis die Arendt daaraan geeft. Macht wordt vaker geas- socieerd met bestuurlijke, politieke zeggenschap. Arendt erkent die macht, en beide machten kunnen en moeten volgens de politieke filosofie van Arendt beteu- geld worden door macht. Niet door geweld. Haar analyse van het werk van Montes- quieu is hier duidelijk over.116 Ontkenning van de scheiding der machten ofwel het

ontkennen van het beteugelen van macht door macht is de ontkenning van vrij- heid. Het is de politiek die deze machtscheiding in het leven roept, en daar deel van uit maakt, zodat zij zelf ook kan worden gecontroleerd.

De belangrijkste bijdrage van de politiek voor mensen en samenleving is, in de ogen van Arendt, het vaststellen van burgerrechten en erop toezien dat iedere burger deze rechten ervaart. Op basis van deze burgerrechten kan ieder individu in de publieke ruimte treden, wat overigens geen equivalent is van het eigentijdse in de politiek gaan om aan het publieke debat deel te nemen. Een opvallend aspect in het denken van Arendt is dat zij het menselijk handelen dat politiek is, strikt afperkt tot het publieke domein. De sociale ruimte ofwel de private ruimte reser- veert zij voor liefde van mens tot mens, en zij wil deze liefde niet verwarren met de zorg voor de wereld – amor mundi – . Zij herkent dat deze private liefde van groot belang is voor de mens, ook voor het verschijnen als bewuste paria. Immers de mogelijkheid om door het handelen zich zelf een tweede keer te laten geboren worden, door iets te initiëren en je daarmee in de publieke ruimte te treden en zo te ontdekken en te laten zien wie je bent, krijgt meer kans in een situatie waarin mensen elkaar liefhebben. De mogelijkheid dat iemand voor de tweede keer gebo- ren kan worden betekent in de praktijk dat van iedereen het meest onverwachte verwacht kan worden. Dat hij iets kan ‘waarmaken wat in de hoogste mate onwaar- schijnlijk is.’ (Arendt,1999a:176) Hiermee legt Arendt bloot dat initiatief nemen de initiatiefnemer iemand doet zijn die een identiteit vormt en een plaats inneemt in de gemeenschappelijke wereld. Het feit dat ieder mens geboren is en hem gegeven is dat hij kan initiëren, zodat hij een identiteit vormt en deel van een gemeenschap- pelijkheid wordt, en dat hij zijn tweede geboorte bewerkstelligt en van onbestemd mens of parvenu een bewuste paria wordt, het zijn allemaal aspecten van nataliteit.

116 Zonder de goddelijke wet zou er geen verhouding bestaan tussen de mensen en God, zonder mense- lijke wet zou de ruimte tussen de mensen onderling een woestijn zijn, of liever, er zou helemaal geen tussenruimte zijn. Het is binnen dit gebied van ‘rapports,’of wettigheid, dat macht wordt uitgeoe- fend; het niet-scheiden van macht is niet de ontken- ning van wettigheid, het is de ontkenning van

vrijheid. volgens Montesquieu zou men heel goed macht kunnen misbruiken en toch binnen de grenzen van de wet blijven; de behoefte aan beper- king – ‘la vertu meme a besoin de limites’– komt voort uit de aard van de menselijke macht en niet uit een antagonisme tussen wet en macht.’ (Arendt,1965:316)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN