• No results found

Zeven karakteristieken van het religieuze

Aansluiting bij vroegere mystiek

4.5 Zeven karakteristieken van het religieuze

Wanneer we vanuit het gemeenschappelijk van de verschillende hedendaagse religieuze ervaringen omzien naar deze beknopte inventarisatie van mystiek die ons door de geschiedenis wordt aangereikt, is er eenzelfde patroon te ontdekken. Dit bestaat uit ervaringen en beschrijvingen van unieke en zeer persoonlijke ge- voelens, juister uitgedrukt: van bovenpersoonlijke of buitenpersoonlijke gevoe- lens die dermate intensief zijn dat ze verwijzen naar het hoogste en meest in- drukwekkende dat men kent dan wel vermoedt. In abstracte en generaliserende termen uitgedrukt spreken we over een ervaring van eenheid en heelheid, over een eenheidservaring die in monotheïstische religies als een Godservaring wordt beleefd.

In het vorige hoofdstuk heb ik deze eenheidservaring aangeduid met een zestal kenmerken. Wanneer we hier het religieuze van de religieuze ervaring willen karakteriseren, dan dient de ervaring van een alomvattende eenheid echter als een eerste karakteristiek te worden aangemerkt. Samen met de genoemde ken- merken daarvan die ook in de geschriften van vroegere mystici zijn te herken- nen, kunnen er dan zeven karakteristieken van het religieuze worden vermeld. Het betreft de beleefde eenheidservaring (a), waarbij sprake is van een verlies aan

ikbesef (b) en van optimaal geluk (c) waar de tijd lijkt stil te staan (d). Het gaat bovendien om een ervaring die iemand onverwachts overkomt (e), die als uniek en niet vanzelfsprekend wordt beschouwd (f) en een grote uitwerking heeft op iemands bestaan (g).

Niet ieder kenmerk afzonderlijk verwijst naar religieuze ervaring. Ook twee of drie kenmerken doen dat niet. Een bepaalde depersonalisatie kan bijvoorbeeld samengaan met een vertekende tijdbeleving en met een versnelling van het den- ken, zoals dat volgens Douwe Draaisma bij het panoramisch geheugen of bij déjà vu’s gebeurt68. Veel is daarover nog onduidelijk. Er schijnt dan sprake te zijn van

een bepaalde geheugenillusie die gepaard gaat met een soort emotieloze onver- schilligheid. Bij een religieuze ervaring is dat juist niet aan de orde. We spreken hier over een religieuze ervaring wanneer alle genoemde kenmerken tegelijk aan- wezig zijn.

(a) Eenheidservaring

Variërend van de Vedische geschriften uit het oude India tot de publicaties van Evelyn Underhill en Leo Apostel wordt de eenheidservaring als een belangrijke typering van mystiek genoemd welke in minder heftige beroeringen ook in reli- gieuze ervaringen is terug te vinden. Dit zich geheel opgenomen weten in iets dat groter is dan jezelf, wordt op allerlei verschillende manieren beleefd en onder woorden gebracht. Er wordt gesproken over een godservaring, over het binnen- treden in een kosmisch bewustzijn, het leeg en bevrijd zijn van alle gedachten, het samenvallen met de werkelijkheid. Het gaat in de regel om het gevoel van een levend geheel, van een onbetwistbare heelheid waarin men zelf wordt opgeno- men en geheel in verdwijnt.

Een dergelijke eenheidservaring kan blijkens de verschillende voorbeelden in verschillende gradaties en op verschillende niveaus plaatsvinden. Niet alleen de niveaus kunnen verschillen maar elk niveau kan in verschillende gradaties of intensiveringen worden ervaren. Op grond van verschillende getuigenissen en beschrijvingen kan ik daarbij vijf niveaus onderscheiden.

Allereerst kan men in zichzelf een eenheid en heelheid ervaren. Men bestaat niet uit stukken en brokken, uit verschillende ‘ikken’ die om de hegemonie strijden, maar men weet zich één en heel en er is geen ego dat er naar hoeft te kijken. Dit is een vorm van heelheid die ook als optimaal geluk (Csikszentmihali), als een piekervaring (Maslow), als religieuze ervaring kan worden aangeduid.

Een tweede niveau van eenheidservaring is het zich met iemand of iets verbon- den weten, maar op zo’n manier dat er een symbiose plaats vindt, een eenheid waarin het individu opgaat. Dit kan het geval zijn bij hevige verliefdheid of seksu- ele eenwording, bij het opgaan in de muziek, het zingen van een lied, het samen- vallen met het water waarin men zwemt of het één worden van schilder en schil- derij waar alleen maar geschilderd wórdt. Het kan gebeuren bij literatuur, in de poëzie of tijdens een godsdienstoefening waar het de muze is, een heilige of God zelf die het initiatief heeft overgenomen.

Als derde trede van deze eenheidsladder kan de verbondenheid met meerdere mensen, met groepen en groeperingen worden gezien, het eigen volk of de mens- heid waarmee men zich identificeert of zich totaal één mee voelt. Een vierde trede vormt de nauwe verbondenheid en eenheid met natuur en kosmos. Dit betreft het zich geborgen weten in een wereld waarvan men een minuscuul on- derdeel vormt, het één zijn met de majestueuze natuur, zoals Franciscus dat in het Zonnelied aangeeft, het zich verbonden voelen met de gigantische kosmos en haar miljarden sterren en planeten.

Als vijfde niveau kan het overstijgen van alle delen en dingen worden beschouwd, een ‘ervaring van een alles overheersende en doordringende eenheid, een een- heid die niet bestaat uit onderlinge verbanden, uit hiërarchieën die een eenheid vormen, maar een eenheid van één enkel ding waar buiten niets is of zal zijn, waar eenheid en veelheid samenvallen en waarbij een gevoel van almacht en al- wetendheid ontstaat’, zoals Erik van Ruysbeek aangeeft69. Hier dienen we ver-

moedelijk de hoogste vorm van mystiek te plaatsen, daar waar geschreven wordt over het opgaan in of aanschouwen van Gods heerlijkheid, waar Franklin Jones vanuit de Advaita Vedanta zichzelf als volledig gerealiseerd beschouwt (de werke- lijkheid ís), waar Silesius schrijft dat hij de eeuwigheid is en Van Ruysbeek Jacob Boehme nazegt met: ‘Ik ben ongrond, ik ben het al’.

(b) Verlies van het ikbesef

De eenheidservaring gaat gepaard met het overstijgen van de grenzen van de eigen individualiteit, hetgeen soms wordt aangegeven met de dood van het ik (Hadewych, Raine, Al-Din Roemi) of met het loslaten van jezelf (Thijssen). Jones schrijft over de dood van Narcissus. Er kan ook worden gewezen op de belangelo- ze fascinatie waarin het zelfbeeld geen rol speelt, zoals is aangegeven bij flow.

’Wanneer we niet aan onszelf denken, krijgen we de kans om het idee van wie wij zijn uit te breiden. Verlies van het zelfbewustzijn kan dus leiden tot zelftranscen- dentie, tot een gevoel dat we de grenzen van ons bestaan verlegd hebben.’70

Bij een bepaalde intensieve concentratie, bij het zich verdiepen in een bepaald vraagstuk, het spelen van muziek, het creëren van kunst, kan het ik-besef vervlie- gen en kan men samenvallen met het object van aandacht en concentratie. Een oud gezegde luidt dat men in zulke situaties in de zevende hemel vertoeft. Je moet je leven verliezen om het te vinden, luidt de bijbelse boodschap. ‘Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen, maar als ze sterft brengt ze veel vrucht op’. Mimi Maréchal schrijft dat dit religieuze aspect in elke medita- tie aanwezig is:

‘Het overstijgen van dualisme, van het ‘kleine ik’, van het ego, het teruggaan naar de oorsprong, zijn iedere keer opnieuw herkenningspunten van de objectloze me- ditatie. Steeds opnieuw, in oost en west, maar ook in noord en zuid. Vanuit deze bevinding kan men zeggen dat de mens door de eeuwen heen ook steeds opnieuw het belang van meditatie heeft ingezien.’71

Er is al verschillende keren opgemerkt dat in de religieuze ervaring het onder- scheid tussen subject en object vervalt, dat beide op de een of andere manier versmelten tot een alomvattende eenheid. Er is wel geschreven dat deze ervaring bij de oudste volkeren niet voorkwam, omdat daar de scheiding tussen subject en object onvoldoende aanwezig was zodat die ook niet ongedaan kon worden ge- maakt72. Dit zou kunnen betekenen dat mystieke en religieuze ervaringen uit

periodes in de geschiedenis waar mensen nog weinig of geen besef van de eigen individualiteit hebben, ervaringen van een andere orde zijn dan die we hier heb- ben getypeerd en die daarop dus ook onvoldoende aansluiten. Dat is echter moei- lijk na te gaan omdat nog onduidelijk is wat precies met besef van eigen indivi- dualiteit wordt bedoeld en hoe dat is te onderzoeken bij mensen van honderden of duizenden jaren geleden..

Samenvattend kan worden gezegd dat een bepaalde individualiteit als een voor- waarde voor religieuze ervaringen zou moeten worden beschouwd en dat het verlies of het overstijgen van dat ikbesef als een van de typische kenmerken van het religieuze kan worden gezien.

(c) Optimaal geluk

Bij alle vermelde mystieke en religieuze ervaringen is sprake van een bepaalde intensieve vorm van geluk. Ondanks tegenslagen en aandoeningen blijven mys- tici niet alleen overeind (zoals een Franciscus, Simone Weil, Franklin Jones of Maria Alacoque), maar getuigen ze van een ongelooflijke veerkracht en stralen ze een bepaalde gelukzaligheid uit waarvoor hun medemensen bewondering en eerbied hebben. Misschien vormt dit uitstijgen boven de ontreddering, de ziekte en absurditeit wel een van de belangrijkste karakteristieken. Vaak wordt er ge- schreven over een oneindige gelukzaligheid of gaat het om een geluk dat ook de geleden pijn omvat en mensen uittilt boven zichzelf. Pijn en geluk komen in veel mystieke teksten aan de orde. Hadewych schrijft over rampspoed en begenadi- ging en bij Johannes van het Kruis heet het: vlam die brandt van minne en door de dood de doden levend maakt. Dit sluit aan bij Krishnamurti, die spreekt over een schoonheid die ligt buiten de tijd en buiten alle kwellingen en genietingen, en bij Mihaly die met flow wijst op een optimale gelukservaring, die ook verdriet omvat, een gelukservaring die het lijden overstijgt.

Verschillende medici en psychologen beschouwen bepaalde ervaringen en aan- doeningen zoals bijvoorbeeld die van Franklin Jones als een ernstig ziektever- schijnsel, een psychose of een regressie die tot groot lijden, tot een complete instorting of tot woedeaanvallen kunnen leiden73. Het vreemde is echter dat ie-

mand als Jones ondanks zijn aandoeningen niet alleen overeind blijft, maar in woord en daad getuigt van een ongelooflijke veerkracht en een fier geluk uit- straalt waarvoor zijn medemensen bewondering en eerbied hebben. Dit komen we ook tegen bij verschillende mystici uit het verleden. In de psychotherapie spreekt men over incongruentie waarbij sprake is van een geremde of verstoorde afstemming tussen voelen, denken en handelen en mensen niet meer goed kun- nen functioneren74, maar in sommige gevallen blijkt dit toch te kunnen

samengaan met een innerlijk geluksgevoel dat zelfs als een hoogtepunt in het bestaan kan worden ervaren. Misschien dat we in onze huidige cultuur de genoemde incongruentie te snel willen oplossen en dat we niet het geduld opbrengen om deze verstoorde afstemming te doorleven en te laten integreren in ons bestaan, hetgeen kan samenhangen met de genoemde onverdraagzaamheid ten aanzien van lijden, pijn en verdriet. De nauwe samenhang tussen lijden en geluk komt in diverse religieuze en mystieke teksten aan de orde en religieuze ervaringen kunnen zonder meer als ervaringen van optimaal geluk worden aan- geduid.

(d) Geen tijdbesef

Nauw verbonden met de drie vorige kenmerken speelt het tijdloze gevoel een rol. De tijd lijkt geen rol te spelen. Er is in de beleving geen duur, geen opeenvolging, geen verandering. Er is niet de verveling van wachten op vervulling, maar is er ‘een beroeren dat naar eeuwigheid smaakt’. Kathleen Raine schrijft niet te weten hoe lang haar mystieke ervaring duurde. In verschillende mystieke teksten wordt verwezen naar de eeuwigheid, de tijdloze tijd. Een en ander hangt vanzelfspre- kend samen met de eenheidservaring waar geen onderscheidingen en verande- ringen zijn te waar te nemen, geen voortgang die het ene moment in het andere laat overgaan en waar het ego niet meer bewust aanwezig is. ‘Schoonheid ligt buiten de tijd’, schrijft Krishnamurti.

Zoals intensief lijden volgens Jean-Pierre Wils de successie van tijd kan onder- breken, zo is dat kennelijk nog meer bij iedere optimale gelukservaring het geval. Maslow maakt in zijn piek-ervaringen eveneens duidelijk dat we in onze mooiste ogenblikken geen besef van tijd hebben en men realiseert zich dat pas wanneer de klok weer loopt. ‘Het duurde een minuut misschien, maar die een eeuwigheid was’, schrijft Martinus Nijhoff in zijn gedicht Het uur U . In onze mooiste ogen- blikken staat de tijd stil, leven we in de eeuwigheid.

(e) Onverwachts, in een onbewaakt ogenblik

Bij de ervaringen van Van Ruysbeek en Jones is vermeld dat de ervaring hen plotseling overkwam. Ook uit andere beschrijvingen krijgt men de indruk dat mystieke ervaringen onverwachts plaatsvinden en in eerste instantie niet als ver- dienste of resultaat van een gevolgde werkwijze moeten worden gezien. Ze wor- den ervaren als een geschenk, een gift, een genade. Er is geen doel-middel relatie in de zin dat men bijvoorbeeld pijn lijdt om tot een religieuze ervaring te komen. Het gebeurt en passant, op ogenblikken dat men de regie over het eigen leven lijkt kwijt te zijn, in onbewaakte ogenblikken.

Toch is dit een moeilijk punt. In zijn benadering van het optimale geluk ziet Mihaly de pijn soms als de zure appel waar men doorheen moet bijten om ver- volgens tot flow te komen. Dat kan instrumentalistisch worden uitgelegd. In de geschiedenis is er altijd aandacht besteed aan de manier hoe je tot religieuze ervaringen kunt komen of hoe je gelukkig kunt worden. In de Indiase mystieke literatuur wordt eenieder opgeroepen te oefenen in yoga en meditatie. De drie Semitische godsdiensten kennen hun voorschriften en geboden die noodzakelijk

moeten worden nagekomen wil men ooit God kunnen aanschouwen. In de Mid- deleeuwse literatuur onderscheidt men stadia die als een voorbereiding op de intensieve mystieke ervaring worden gezien. (De via purgativa, via illuminativa en via unitiva worden als wegen beschouwd die de godvruchtige mens moet door- lopen.) In verschillende culturen worden talloze middelen, technieken en gebrui- ken voorgeschreven die mensen niet alleen moeten voorbereiden en gevoelig maken voor deze ervaringen, maar die ze ook tot stand lijken te kunnen brengen. De mystieke ervaring lijkt echter niet door een bepaalde inspanning, een bepaal- de gebeurtenis of een bepaalde drug af te dwingen. Mystiek is m.i. niet oproep- baar en dat lijkt ook niet bij het religieuze en het optimale geluk het geval. Je kunt je op religieuze ervaringen voorbereiden, zorgen dat je er open voor staat, maar voor het overige moet je afwachten. Soms wordt gezegd dat je ‘alles moet verge- ten wat je weet en wat je geleerd hebt en dat dit het maximale is wat je kunt doen. Daarna wordt er nog één handeling van je verwacht en dat is het allermoeilijkste, namelijk loslaten en je openstellen.’75

Bij de drie grote wereldgodsdiensten neemt het uitverkoren zijn een centrale plaats in, hetgeen erop wijst dat het initiatief niet bij de mens ligt. In het sjamanisme is het lang niet zeker dat de beproevingen, die de sjamaan bij zijn initiatie moet ondergaan, overleeft. Ook hier is sprake van afwachten en ligt het initiatief als het ware buiten de persoon. ‘Het resultaat als doel voorop stellen is een verleiding die voortkomt uit ons utilitaristisch denken, en die ons, je zou bijna kunnen zeg- gen als een soort straf afhoudt van het ware doel, namelijk ons centrum’, schrijft Mimi Maréchal76. Religieuze ervaringen lijken me niet een gepland resultaat van

onze wil en onze wilsinspanningen. Dat maakt ze ook moeilijk onderzoekbaar. (f) Uniek, nieuw en niet vanzelfsprekend

Bijna altijd wordt een religieuze ervaring als uniek en uitzonderlijk beschouwd omdat ze breekt met het bestaande en vanzelfsprekende. Mystiek maakt iemand in veel gevallen sprakeloos. Er moet soms de nodige weerstand worden overwon- nen om er iets over te willen meedelen, omdat het voor anderen vaak als onwer- kelijk en onbegrijpelijk overkomt. Vaak blijkt poëzie het enige middel om iets van een intensieve religieuze ervaring onder woorden te brengen, omdat men daar nieuwe woorden en nieuwe voorstellingen kan gebruiken om het niet ver- woordbare te kunnen verwoorden. Het onuitsprekelijk van de ervaring kan geïl- lustreerd worden met een gedicht van Guido Gezelle (1830-1899) die schrijft over het niet spreken dat een taal heeft die leeft: als de ziel luistert en geen woorden heeft.

Als de ziele luistert

spreekt het al een taal dat leeft, ’t lijzigste gefluister

ook een taal en teken heeft: blâren van de bomen

kouten met malkaar gezwind, baren in de stromen

klappen luide en welgezind, wind en wee en wolken, wegelen van Gods heiligen voet, talen en vertolken

’t diep gedoken Woord zo zoet… als de ziele luistert!

Dit element van het unieke van de ervaring sluit aan bij het onverwachte omdat men er van te voren veelal geen voorstelling van heeft en het dan ook niet eerder in gedachten als het ware al beleefd kan hebben. Krishnamurti verwoordt heel duidelijk het volstrekt nieuwe en onvergelijkelijke van zijn ervaring. Alle verwij- zingen naar andere ervaringen wijst hij van de hand. Ondanks het buitengewone en unieke van de mystieke en religieuze ervaring is er echter soms ook sprake van een vertrouwd gevoel, van een soort thuiskomen. De ervaring was vreemd en ‘toch niet vreemd, zelfs oneindig vertrouwd alsof ik was waar ik thuishoorde’ (Kathleen Raine). Het is alsof de ervaring in al zijn nieuwheid doet denken aan een ervaring uit het verleden, hetgeen kan samenhangen met het feit dat ervarin- gen altijd op de een of andere manier samenhangen met vroegere ervaringen. In hoeverre dit ook voor boven- en buitenpersoonlijke ervaringen geldt, blijft echter de vraag.

(g) Vruchten

Mystieke en religieuze ervaringen hebben een belangrijke invloed op iemands bestaan. Voor William James zijn de gevolgen, die hij als vruchten benoemt, een uiterst belangrijk criterium om een ervaring als mystiek of religieus te betitelen. En dan doelt hij op een gedragsverandering, een andere leefwijze, een bekering. De geschiedenis verhaalt dat het leven van Franciscus door een bijzondere erva- ring geheel veranderde. We hebben dit ook gezien bij Franklin Jones. Zijn toe- spraken en boeken kunnen gemakkelijk als vruchten van zijn mystiek worden gezien.

De veranderingen die optreden na een dergelijke ervaring hangen samen met nieuwe ‘kennis’ die de ervaring heeft opgeleverd. Dit valt op te maken uit de aangehaalde teksten van onder andere Dag Hammarskjöld en Hans Andreus, maar ook van mystici uit de verschillende culturen. De Oepanishads melden ons over ‘kennis van de ervaring van de ongedeeldheid’. Maslow is stellig in zijn be- wering dat piek-ervaringen nieuwe kennis produceren77. Men kan zich echter

afvragen op wat voor soort kennis hier wordt gedoeld. Gelet op de verschillende getuigenissen en afhankelijk van de intensiteit van de ervaring varieert deze ‘ken- nis’ van absolute zekerheid tot dat wat we gewoonlijk aanduiden met intuïtie. Mystici hebben altijd iets te melden en zijn bijna altijd absoluut zeker van hun zaak, maar ook uit minder intensieve religieuze ervaringen putten mensen kracht en leggen ze getuigenis af in gedichten, schilderijen of anderszins.

‘In de hartstocht die deze ervaringen teweegbrengen, het onvoorwaardelijke ge-