• No results found

Het historisch kader van de westerse secularisatie

2.3 Aandacht voor religieuze ervaringen

Tegen het einde van de negentiende eeuw ontstaat er in de Verenigde Staten van Amerika een meer pragmatisch denken. Het is alsof de nieuwe wereld het oude Europa toefluistert niet in paniek te geraken en koel te blijven. William James (1842-1910), zeer bevriend met de Franse filosoof Bergson, wordt als de grond- legger van het pragmatisme en het radicaal empirisme beschouwd10. In zijn Prag- matism uit 1907 schrijft hij dat als de hypothese dat er een God is, voldoening

schenkt, ze ook waar is. James pleit voor een benadering die afziet van theoreti- sche bespiegelingen en vermeende principes. Het gaat hem meer om de gevol- gen, de resultaten en het nut die hij veeleer als criteria van waarheid beschouwt. In The Varieties of Religious Experience uit 1902 citeert hij met instemming zijn collega Leuba die stelt dat zolang mensen God kunnen gebruiken, zij zich heel weinig bekommeren om wie hij is en zelfs om het feit of hij er überhaupt is.

‘God wordt niet gekend, hij wordt niet begrepen; hij wordt gebruikt – soms als voedselverschaffer, soms als morele steun, soms als vriend, soms als object van liefde. Als hij nuttig blijkt, vraagt het religieuze bewustzijn niet naar meer. Be- staat God werkelijk, hoe bestaat hij, wat is hij, zijn even zovele niet ter zake doende vragen. Niet God, maar het leven, meer leven, een wijder, rijker, bevredi- gender leven vormt tenslotte het oogmerk van religie. De liefde van het leven is op elk ontwikkelingsniveau de religieuze impuls.

Op grond van deze waardering van haar louter subjectieve betekenis moet religie derhalve in zekere zin als gezuiverd worden beschouwd van de beschuldigingen van haar critici. Zij kan naar het schijnt toch niet alleen maar een anachronisme en een overblijfsel zijn, maar moet een permanente functie uitoefenen, of zij al dan niet een intellectuele inhoud bevat en of deze nu waar is of onwaar.’11

In dit klassieke boek over de varianten van religieuze ervaring richt James zich als psycholoog op de persoonlijke religie die hij onderscheidt van de uiterlijke religie, de religie van de eredienst en van de waarheden over God en mens. Met die uiterlijke religie, met de godsdienst, houdt hij zich niet bezig. James richt zich op de innerlijke religie waarmee hij doelt op de innerlijke gesteldheid, de ervaringen, de hulpeloosheid en de onvolkomenheden waarvan mensen zich be- wust zijn. Hij kiest voor het persoonlijke, omdat dit in zijn ogen ook het meest fundamenteel is en het uitgangspunt vormt van alle stichters van grote godsdien- sten. Religieuze ervaring ligt ten grondslag aan alle religie.12

Zoals bij iedere ervaring kan een onderscheid worden gemaakt tussen de biologi- sche en psychologische aard en tussen het belang en de betekenis ervan. Reli- gieuze ervaringen komen in vele variaties voor en zijn de gevoelens, daden en ervaringen van individuele personen voor zover die te maken hebben met wat ze als goddelijk beschouwen. De aanduiding ‘goddelijk’ dient volgens James breed te worden geïnterpreteerd, zodat deze ook voor een atheïstische religie als het boeddhisme van toepassing is. Goddelijk betekent niet zozeer het voornaamste en hoogste dat er voor iemand bestaat, maar het is veeleer het meest wezenlijke in het leven waarop de mens zich gedwongen voelt onvoorwaardelijk en met heel zijn hart, heel zijn persoon te reageren. Het betreft een bewogenheid en een hartstocht die evenals verliefdheid, angst, woede, hoop, ambitie of welk instinct- matig verlangen ook, glans geeft aan het leven en dat niet redelijkerwijs van iets anders is af te leiden. Het komt als een gave van ons organisme zoals biologen zullen zeggen, als een geschenk van Gods genade zoals theologen beweren. James ziet de religieuze ervaring als een intensieve emotie, een vorm van geluk die nergens anders is te vinden. Het is alsof er een nieuwe grond van vrijheid is gevonden, of de hoofdtoon van het heelal nu pas tot ons doordringt en er een gemoedstoestand ontstaat die van een totaal andere orde is dan welk lichamelijk geluk ook. Niet die gemoedstoestand zelf is religieus, maar deze roept het reli- gieuze op, zegt James.

Veel Europese godsdienstwetenschappers hebben geprotesteerd tegen het feit dat James vanuit een psychische bron het goddelijke laat oplichten, omdat godde-

lijke vruchten niet van een psychische boom zijn te herleiden13. Volgens hen is

een religieuze ervaring meer dan een bepaalde gevoelsmatige ervaring die van binnenuit wordt opgeroepen.

Het begrip ‘religieuze ervaring’ is vooral door William James aan het begin van de twintigste eeuw op de kaart gezet. Hij heeft een aanduiding gegeven waarmee velen na hem terugkijken op godsdienst of religie, want over de oorsprong daar- van tasten we nog in het duister. Velen gaan ervan uit dat aan de oorsprong van religie een religieuze ervaring ten grondslag heeft gelegen. Bij het Jodendom was dat misschien een ervaring van Abraham die hem deed wegtrekken uit Ur der Chaldeën of het offer van zijn eerstgeboren zoon Isaäk die hij tegen alle gebrui- ken van zijn omgeving in niet hoefde te doden; misschien was het de als wonder ervaren gebeurtenis van Moses bij het brandende braambos of zijn verblijf op de berg waar hij de stenen tafelen met de wet en de geboden ontving. Misschien waren het de ervaringen van begenadigde profeten die grenzen doorbraken en vertelden dat de wereld anders was dan ze aanvankelijk waarnamen, dat de men- sen niet moesten wanhopen want dat ze geborgen waren in de handen van hun God die altijd bij hen was. En misschien waren het de priesters die vanuit hun beleving deze ervaringen completeerden en de geschiedenis als één grote reli- gieuze ervaring zagen, één groot verhaal van een volk onderweg.

Aan de wieg van het boeddhisme staat het verhaal van Siddharta Gautama die na veel rusteloos zoeken op vijfendertigjarige leeftijd onder een boom aan de rivier de Neranjara bij Gaya in het huidige Bihar, in India, een ingrijpende ervaring had die hem deed ontwaken en hem tot de verlichte, de Boeddha maakte. De christelijke godsdienst vindt haar wortels in het optreden van Jezus van Naza- reth die mogelijkerwijs een ervaring had van de onaantastbare, hoogverheven God wiens naam niet genoemd mocht worden maar die hij Abba, vader, noemde. Of misschien is het de wonderlijke bekering van Saulus die hem via een mystie- ke ervaring op slag veranderde in Paulus en zodoende de medestichter van het christendom werd.

We weten het niet want de ervaringen zijn door middel van mythische verhalen en via een lange geschiedenis tot ons gekomen. Dat geldt ook voor Mohammed, de stichter van de Islam, die op veertigjarige leeftijd ervaringen kreeg waarin hij de engel Gabriël ontmoette die hem de Koran openbaarde. Deze ervaringen met de engel kunnen tegen de achtergrond van een ontluikende Arabische cultuur als religieuze ervaringen worden gezien.

Het zijn verhalen van religieuze en godsdienstige ervaringen, verhalen als pro- ducten van plaats en tijd en van mensen in een bepaald stadium van culturele ontwikkeling, personen die de geschiedenis van de mensheid vorm en kleur heb- ben gegeven en zonder wier erfgoed de menselijke wereld niet zou zijn wat ze nu is. Vanaf de twintigste eeuw lijkt mede sinds James de aandacht meer op de reli- gieuze ervaring dan op de godsdienstige waarheid te worden gevestigd, waardoor de indruk ontstaat dat de ervaring steeds meer als het meest wezenlijke van gods-

dienst en religie wordt beschouwd. In het Nederlandse taalgebied onderschrijven uiteenlopende auteurs als Goudappel, Quispel, Schillebeeckx, Witteveen en Kui- tert de mening dat ‘binnen het veld der godsdiensten voor alles de religieuze ervaring centraal dient te staan’.14 Van belang is dan wel het begrip ervaring na-

der te omschrijven en te analyseren.

Terwijl James de psychologische elementen van ervaringen van het goddelijke belichtte, plaatste men in Europa goddelijke belevingen en gevoelens in een alge- meen kader van het Heilige. Daarmee probeerde men als het ware de discussie over de traditionele godsdienst en het beeld van de ene geopenbaarde christelijke God, te verbreden en een alternatief te zoeken voor wat men als de kern van alle religie en godsdienst beschouwde.