• No results found

Hedendaagse religieuze ervaringen

3.5 Religieuze ervaringen

Mystieke en religieuze ervaringen beschouw ik als congruent. Mystieke ervarin- gen zijn religieuze ervaringen, maar religieuze ervaringen zijn nog geen mys- tiek. Ze verschillen zoals eerder gezegd vooral in intensiteit, in het breken met de bestaande orde (schokkend, revolutionair) en in de persoonlijke en maatschap- pelijke gevolgen. De steen van een religieuze ervaring veroorzaakt rimpelingen en golven in de vijver van het bestaan, maar mystiek veroorzaakt hoge golven en brengt een hevige storm teweeg met windsnelheden soms met orkaankracht. Religieuze ervaringen liggen in ieders bereik. Mystieke ervaringen zijn voor de uitzonderingen die in hun extremiteit het religieuze uitvergroten. Het nadeel daarvan is echter dat ook het religieuze gemakkelijk als iets buitenissigs en uit- zonderlijks kan worden aangemerkt, terwijl het mij voor komt dat iedereen in zijn leven met religieuze ervaringen wordt geconfronteerd, al zal niet iedereen deze als religieus benoemen.

In zijn boek ‘Over religie’ schrijft professor H.M. Kuitert over ervaringen van restloze afhankelijkheid die op bepaalde momenten in het leven ons onweerspre- kelijk overvallen en die we in het gewone leven van iedere dag als religieus kun- nen herkennen.

‘The shaking of the foundations (een uitdrukking van Tillich) is waar ik op doel: je bestaan krijgt een schok, een hevige schok, even sidder je tot in het merg van je botten.

Er zijn allerlei gebeurtenissen te bedenken die je ontregelen. Het lezen van een boek doet je de tranen in de ogen springen, een verhaal kan je de adem benemen, een ongeluk dat zich voor je ogen voltrekt doet je hart bijna stilstaan: een mens zoals jij gaat tegen het asfalt, je had het zelf kunnen zijn. Maar je bent het intus- sen niet! Dat is ook een manier van door elkaar worden geschud: het geluksgevoel; soms weet je niet eens waar het vandaan komt, maar het stroomt binnen, de inspiratie, de warmte van een lijf of van een hand, een kind dat op je schoot zit en alles zit erop en eraan, een merel die ’s morgens om vijf uur begint te zingen, iemand die je belt en je dacht dat hij dood was.

Dat dus, dit soort schokkende ervaringen, samen te vatten als ervaringen van contingentie. Wat het begrip contingentie voorstelt weten we: gebeurtenissen die je toevallig kunt noemen, ze hadden ook niet gebeurd kunnen zijn. Ervaringen van

contingentie zijn wat anders, ze gaan dieper dan het begrip: ze reiken tot in de emotionele laag van je bestaan, de oerlaag waar de toetsen van je belevingswereld liggen.

Contingentie-ervaringen zie ik als de spectaculaire vorm van religieuze oererva- ring, het besef van absolute, totale afhankelijkheid. Gegeven met het leven van mensen als mensen, in een wereld waarin hen van alles – positief en negatief – kan overkomen. Afhankelijk is niet de enig mogelijke weergave van de religieuze oerervaring. Ze wordt ook onder woorden gebracht als besef van eindigheid; men- sen hebben dan de ervaring van de duizelingwekkende oneindigheid geproefd. Termen als grond- en grenservaringen kom je ook tegen.’42

Kuitert probeert religieuze ervaringen te ontdoen van het etiket van buitenge- woon of buitenaards en wil ze duidelijker in het dagelijks leven situeren. Hij benadert het religieuze niet via de mystieke ervaring, maar zoekt de herkenning in ieder leven waar mensen wel eens door elkaar kunnen worden geschud en in het contingente de duizelingwekkende oneindigheid proeven. Hij schrijft over het besef van absolute, totale afhankelijkheid. In deze aanduidingen kunnen we ook het grenzeloze van de eenheidservaring onderkennen, zoals tevens het door hem aangeduide geluksgevoel hierbij aansluit. Het overkomt je. Het is er ineens als een schokkende ervaring.

Suzette van IJssel schrijft dat ze vele jaren terug enkele ervaringen kreeg waarvan ze later begreep dat het religieuze of spirituele ervaringen werden genoemd.

‘Het leek alsof er een sluier die tot dan toe over de werkelijkheid had gelegen, was opgelicht en ik een glimp opving van een diepere en alles met elkaar verbin- dende dimensie in de mij tot dan toe vertrouwde werkelijkheid. De directe erva- ring van die dimensie – waarvan ik de gevoelswaarde niet anders kan beschrijven dan in termen van licht, liefde, vrede, oneindig en tijdloos – maakte dat vanaf dat moment alles anders werd.’43

In ‘Atheïstische spiritualiteit’ schrijft de Vlaamse filosoof Leo Apostel één van zijn ervaringen die in dit verband zonder meer religieus is te noemen.

‘Ik word me plotseling bewust het voorwerp te zijn van een overrompelende liefde. Mijn hele leven komt me voor als een indrukwekkende aaneenschakeling van giften waarvan de draagkracht niet valt te peilen, en ik ben me ervan bewust dat ik de vreugde, die me op al deze ongelijke manieren wordt geschonken, niet ver- dien. Ik voel me omgeven door goden, ik vorder dieper en dieper in liefde. Het hele universum blijkt één majestueuze en uitdrukbare stroom, een woud van vreugde en liefde te zijn, waarvan ik één der ontvangers ben, maar zo volstrekt onwaardig dat ik versteld sta niet gekweld te worden door deze bovenmenselijke schuld. Het alom aanwezige vuur begint alles rondom me aan te vreten, alles komt gelouterd en vernieuwd uit deze brand.’44

Hier valt het plotselinge en het overrompelende van de ervaring op naast de beschrijving van het universum als één majestueuze stroom, één woud van vreug- de en liefde.

In velerlei situaties, onder allerlei soort omstandigheden en op alle mogelijke locaties kunnen mensen religieuze ervaringen hebben, in kerken, moskeeën en concentratiekampen, in de natuur en in bed. Er zijn mensen die verhalen dat ze in meditatie alle vormen van dualisme overstijgen en dwars door de lagen van het persoonlijke en collectieve bewustzijn heen terechtkomen in een objectloos centrum45, in een leven zonder waarom.

Hanneke Veerman laat in haar boek ‘Ben ik nou gek?’ een zekere Jan van 52 jaar aan het woord. Hij beschrijft zijn religieuze ervaring in een Jnaja-yogagroep.

‘Ik weet nog heel goed waar ik zat en hoe de groep zat, en dat er een moment was waarop ik stil viel. Het was alsof alle vragen beantwoord waren. Wat er dan naar boven komt wordt het Niets genoemd. Het zenboeddhisme heeft het over leegte. Als je ervaart wat je bent, dan is dat leegte, stilte, openheid, en daarin verschijnt de wereld. Het wordt ook wel Bewustzijn genoemd. Ik ervoer mezelf als getuige van dit alles. Er was een diep besef van niet aanwijsbaar, niet benoembaar te zijn. Alles wordt waargenomen, de gevoelens en de mensen om me heen worden alle- maal waargenomen. Er is geen zelf meer dat afgescheiden is van de rest. Er is geen onderscheid meer in dit of dat, want dat betekent elke keer weer: dit wel en dat niet.’46

Ook deze ervaring is als een eenheidsbeleving aan te merken, omdat er geen onderscheid is tussen dit of dat, geen zelf dat is afgescheiden van de rest. Er zijn sporters die tot ongelooflijke prestaties in staat zijn en die met het behalen van een kampioenschap of het verbeteren van een record een topervaring hebben waar ze grenzen overschrijden en binnentreden in een grenzeloze wereld die geluk uitstraalt en waar de tijd lijkt stil te staan.

Een of twee keer per week trek ik baantjes in het zwembad en soms gebeurt het dat ik gedragen word door het water, dat ik niet zwem maar dat ik gezwommen word, gedragen door de wereld van water en dat ik het water ben, dat alles water is, alleen maar water.

Bepaald gedrag en bepaalde oefeningen kunnen er voor zorgen dat men meer open staat voor dergelijke ervaringen. Muziek, dans, spel, sport, yoga en medita- tie kunnen soms tot ervaringen leiden die men daarvoor als onmogelijk beschouw- de en die religieus zijn te noemen. Dergelijke ervaringen kan men vermoedelijk niet afdwingen. Ze gebeuren, ze overkomen ons. ‘De kostbaarste waarden moet men niet zoeken, ze moeten worden afgewacht’, schrijft Simone Weil.47

J. van Baal beschrijft een ervaring die hij beleefde tijdens de laatste wereldoorlog in een Japans gevangenkamp.

‘Eén nacht is het gebeurd dat het Mysterie over mij kwam op niet in woorden weer te geven wijze als puur macht die buiten mij, over mij en in mij was, op geen enkele wijze appellerend aan welke traditie ook, maar wel mij doordringend van de zekerheid dat hier dat was wat men God noemt en dat in geen enkel woord valt uit te drukken. Een hallucinatie ten gevolge van honger? Ik heb mij dat onmid- dellijk afgevraagd toen de ervaring van mij week. Ik wist tegelijk dat hier van hallucinatie geen sprake was, wel van bewustwording van een realiteit die men

slechts ontmoet in een stilte waar de duisternis alle externe beïnvloeding heeft afgesneden. Het was een geschenk dat mij door zijn poly-interpretabiliteit door de jaren heen heeft beziggehouden als enig fundamenteel gegeven in de raadselach- tigheid van de menselijke existentie.’48

Van Baal geeft aan dat het hem overkwam, zo maar, als een geschenk. Hij noemt het geen eenheid maar een poly-interpretabel mysterie, dat wat men God noemt en dat met geen enkel woord valt uit te drukken. Gelet op de beschreven karakte- ristieken zou ik dit een mystieke of religieuze ervaring willen noemen.

Jaren geleden was ik met vrienden in Bourgondië waar we enkele oude kerken en kloosters bezochten en diverse gesprekken voerden. We vroegen ons af hoe de mensen van toen in die kerken en kloosters hun religie beleefden, wat voor bij- zondere ervaringen ze gehad moesten hebben om gelukkig te kunnen zijn. We probeerden ons een voorstelling te maken van hun leven en hun levensomstan- digheden en overeenkomsten te vinden tussen vroeger en nu. We bezochten Tour- nus, Cluny, Taizé. ’s Avonds bracht ik een deel van de belevenissen van die dag als volgt onder woorden.

‘Vanuit de expositie gaan we nog even de kerk in. Er klinkt muziek. Gregoriaans. Haec dies quam fecit Dominus: exultemus et laetemur in ea. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt; laat ons juichen en ons daarover verheugen. We lopen door de duizend jaar oude kerk, twee mensenkinderen, producten van de mensheid. Wij zijn de getergde landarbeiders die hun landheer, de abt, op gruwelijke wijze hebben vermoord, die de monniken hebben gefolterd en onthoofd. Wij zijn de monniken die hebben gebeden en gezongen, die grote delen van de bevolking van hun inkomsten hebben beroofd en vrouwen en meisjes uit de streek hebben ver- kracht. Wij zijn de miljoenen mannen en vrouwen die elkaar hebben omarmd, die van elkaar hebben gehouden en die in het gewone van elke dag hebben gezwoegd en geploeterd, die alles hebben gegeven wat ze hadden en dat de moeite van het leven waard vonden. Wij zijn de kunstenaars, de uitvinders en geleerden, de goden tot wie al die mensen zich hebben gericht. Mensenzonen zijn wij die lopen over de skeletten van onze voorgangers. We leven bij de gratie van hen, we zijn het enige dat er van hen nog bestaat. Wij doen hen voortleven, nu, op dit ogenblik. Heel het verleden wordt in ons tot werkelijkheid gebracht. Dit moment, hier in dit mensenhuis is het enige wat bestaat. Al het overige is illusie. Er is alleen het nu. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt. Exultemus et laetemur in ea.

’s Avonds gaan we naar Taizé en blijven er tot laat. Er wordt gezongen, confite- mini Domino, quoniam bonus est, door een man en een vrouw met prachtige stemmen, tien keer, honderd keer, steeds zachter, dan neuriënd en dan weer har- der, steeds opnieuw. De wereld is muziek. Iedereen en alles is muziek.

Waar vroeger in de kerk het altaar stond (het heilige der heiligen), daar zijn hier allemaal lichtjes geplaatst. De honderden waxinelichtjes en lampjes lijken op een stad bij nacht. Ze zijn de miljoenen mensen die deze aarde bevolken, ze zijn de wereld. Het is mijn wereld. Er is geen onderscheid meer tussen die wereld en mij, tussen die vele lichten, die miljarden mensen die leven, die geleefd hebben en nog

lichtjes en ik ben ze alle tegelijk. Er is geen tijd meer en geen verandering. Niets doet er meer toe. Alles is goed.’

Ik zou ook hier over religieuze ervaring willen spreken omdat de kenmerken van eenheid en verbondenheid erin doorklinken, omdat een deel van het zelfbesef is verdwenen, er geen tijd lijkt te zijn en er niets meer te wensen overblijft. Soms gedragen mensen zich op een bepaalde manier, schrijven of doen ze iets waaruit men zou kunnen afleiden dat er een mystieke of religieuze ervaring aan ten grondslag heeft gelegen. In zulke gevallen zijn alleen de vruchten zichtbaar en wordt over de ervaring niet gerept. We spreken dan over mystieke teksten of religieuze kunst. Dergelijke vruchten kunnen andere mensen gevoelig maken voor religieuze ervaringen, deze oproepen of een heimwee wakker maken naar iets dat men ooit heeft ervaren, dat men altijd heeft geweten en dat ineens weer dichtbij is en iemand heel en heilig maakt. Dit geldt trouwens voor veel kunst die zoekt naar een lied dat niemand ooit gehoord heeft maar op de een of andere manier kent of vermoedt.

Een voorbeeld van religieuze kunst, van religieuze poëzie in dit geval, tref ik aan in het onderstaande gedicht van Hans Andreus.

AFKOMST

Ik heb al zolang geschreven alsof het licht buiten mij was en ik half in het donker zat maar voor me uit te praten, terwijl ik veel langer al weet (en dat ik dat niet

wou toegeven doet minder terzake): ik ben van binnenin het licht – en ben het in de kleuren waarmee het hier op adem komt en het ogenblik dat ik zie hoe het danst en golft en straalt in niet meer wat of wie.49

‘Het van binnenin het licht zijn dat straalt in niet meer wat of wie’, kan gemakke- lijk als de religieuze eenheidservaring worden gezien, objectloos en alomvattend. Deze eenheid waarin het ik opgaat is ook terug te vinden in teksten uit het dag- boek van Dag Hammarskjöld.

‘Je bent niet de olie, niet de lucht,– je bent slechts het verbrandingspunt, waarin het licht geboren wordt. Je bent niets dan de lens in de lichtstroom. Je kunt ont- vangen, geven en bezitten – zoals de lens licht ontvangt, geeft en bezit, meer niet.

Zoek je jezelf ‘in je eigen recht’, dan verhinder je de ontmoeting van olie en lucht in de vlam, dan beroof je de lens van haar doorschijnendheid. Heiligheid – licht zijn of in het licht zijn, zelf niets meer zijn, zodat het licht geboren kan worden; zelfs niets meer zijn zodat het geconcentreerd en verspreid kan worden. Je zult het leven kennen en door het leven erkend worden naar de maat van je doorschij- nendheid. Dat is naar de maat van je vermogen om te verdwijnen…’50

In het dagboek van Etty Hillesum vinden we eveneens passages die als vruchten van religieuze ervaring kunnen worden gezien.

‘Ik ben niet alleen moe of ziek of treurig of angstig, maar ik ben het samen met miljoenen anderen uit vele eeuwen en het hoort bij het leven en het leven is schoon en het is ook zinrijk in z’n zinloosheid, mits men maar voor alles een plaats inruimt in z’n leven en het hele leven als een eenheid in zich meedraagt; dan is het toch op de een of andere manier een gesloten geheel.’51

En iets verder schrijft ze:

‘Ik zie geen andere weg, dat ieder van ons inkeert in zichzelf en in zichzelf uit- roeit en vernietigt al datgene waarvoor hij meent anderen te moeten vernietigen. En laten we ervan doordrongen zijn dat ieder atoompje haat dat wij aan deze wereld toevoegen haar onherbergzamer maakt dan ze al is.’52

In een van haar brieven uit Westerbork schrijft ze:

‘Je hebt me zo rijk gemaakt, mijn God, laat me ook met volle handen uit mogen delen. Mijn leven is geworden tot één onderbroken samenspraak met jou, mijn God, één grote samenspraak. Wanneer ik sta in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jouw aarde, het gezicht geheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht, geboren uit een innerlijke bewogenheid en dankbaarheid die zich een uitweg zoekt. Ook ’s avonds wanneer ik in mijn bed lig en rust in jou, mijn God, lopen me soms de dankbaarheidstranen over het gezicht en dat is mijn gebed.’53

De religieuze ervaring is hier een Godservaring. De zichzelf overstijgende en alomvattende werkelijkheid wordt God genoemd. Wat voor anderen het verbran- dingspunt heet (Hammarskjöld), een alomvattend licht (Andreus), mysterie (Van Baal), bewustzijn (Jan) of een woud van vreugde en liefde (Apostel), is voor Etty Hillesum God.

Wilfried Hensen citeert een gedicht van José Schmidt waarvan hij opmerkt dat het wel de neerslag van een mystieke ervaring moet zijn.

‘Mijn stille wereld, door niemand gekend, mijn stille wereld, door niemand gehoord, en toch, heel even maar mocht ik het even delen. Heel even was die wereld echt,

was die stille wereld werkelijkheid mijn stille wereld, niemand weet ervan:

Waarschijnlijk hebben mensen veel meer religieuze ervaringen dan wordt aan- genomen. In ieder leven zijn er hoogte- en dieptepunten, gewone stille en onver- wachte momenten waarin men door middel van het bovenste chakra, zoals de Hindoes dat aanduiden, zich verbonden voelt met iets waarin men zelf helemaal opgaat. In religieuze ervaringen is de eenheid voelbaar en zijn enkele van de kenmerken of inkleuringen te herkennen van de mystiek zoals die uit de ge- schriften van Jones en Van Ruysbeek naar voren komt. Er kan in velerlei grada- ties sprake zijn van eenheidsbeleving en van verlies van zelfbesef. Soms lijkt de eigen persoon bijna een buitenstaander, een getuige die bij het ervaren een on- dergeschikte rol vervult. In de vermelde religieuze ervaringen is het patroon van de mystiek te herkennen, maar minder uitgesproken. Het gevoel van almacht en zelfs van alwetendheid dat bij de genoemde mystiek werd opgemerkt, lijkt me in de religieuze ervaring niet of slechts latent aanwezig. Wel is er op de een of ande- re manier een gevoel van tijdloosheid en vinden verdriet en geluk elkaar in een soort synthese die vrede en dankbaarheid uitstraalt, zoals Etty Hillesum dat be- schrijft.

In de volgende twee paragrafen wordt ingegaan op enkele intensieve ervaringen van geluk en pijn, niet alleen om de samenhang tussen beide aan te geven, maar ook om te laten zien hoe bepaalde aspecten daarvan vervlochten kunnen zijn met het religieuze.

3.6 Gelukservaringen

Abraham Maslow heeft in de jaren zestig onderzoek gedaan naar wat hij piekerva-