• No results found

Onverwachts, in een onbewaakt ogenblik

Het transcendente van religieuze ervaringen

6.5 Onverwachts, in een onbewaakt ogenblik

De Vlaamse filosoof Leo Apostel schrijft dat het religieuze niet op eigen initiatief kan ontstaan. ‘Degene die het voorwerp is van zulke frequente of infrequente invasies kan slechts zeggen dat hij bezocht is geworden, en kan meestal de zin van zulke ‘kostbare geschenken’ niet vatten.’27 Hij geeft voorbeelden uit eigen

ervaring waar hij tijdens een bezoek aan de schouwburg overdonderd wordt door een praktisch onmogelijke kracht van verdriet en vreugde die hem als passieve toeschouwer op alle mogelijke wijzen transcendeert, waar hij een andere keer overvallen wordt door een overrompelende liefde.

‘Mijn hele leven komt me voor als een indrukwekkende aaneenschakeling van giften waarvan de draagkracht niet valt te peilen, en ik ben me ervan bewust dat ik de vreugde, die me op al deze ongelijke manieren wordt geschonken, niet ver- dien. Ik voel me omgeven door goden, ik vorder dieper en dieper in liefde. Het hele universum blijkt één majestueuze en uitdrukbare stroom. Een woud van vreugde en liefde te zijn, waarvan ik één der ontvangers ben, maar zo volstrekt onwaardig dat ik versteld sta niet gekweld te worden door deze bovenmenselijke schuld. Het alom aanwezige vuur begint alles rondom me aan te vreten, alles komt gelouterd en vernieuwd uit deze brand.’28

Al die ervaringen zijn volgens Apostel vreemd aan het subject dat niet op die manier leeft en dat intellectueel gezien niet gelooft in mysterieus toeval, maar hoewel totaal onverwacht zijn ze in ieder mensenleven uitermate belangrijk. Hij spreekt over een atheïstische spiritualiteit waarbij het spirituele niet zozeer dat- gene is wat ons te bovengaat, wat ons vreemd en mysterieus overkomt, maar vooral wat we zelf niet kunnen afdwingen.

Men heeft het spirituele, het religieuze niet onder controle. Dat steekt, want men- sen willen tegenwoordig alles onder controle hebben. Met onze talige en verstan- delijke capaciteiten plant men alles, de vakantie, de feestdagen, de toekomst. Maar het religieuze is niet te plannen. Men kan ook het optimale geluk en de religieuze tijd niet oproepen, omdat ze geen directe producten van onze wilskracht en onze persoonlijke inspanningen zijn. Religieuze momenten lijken ons te overkomen. Ze gebeuren in een onbewaakt ogenblik zoals ik jaren geleden in onderstaand voorbeeld eens beschreef.

‘Je hoofd loopt om. Over tien minuten is er een bespreking. Je bent nog bezig een notitie te schrijven voor de stafvergadering. Het lukt niet, je komt er niet uit. De telefoon gaat en tegelijk komt Theo binnen. Of hij iets mag vragen. – Dit is het gewone van iedere dag waarin je gemakkelijk ten onder gaat. Alles komt tegelijk. Door de telefoon zeg je in gesprek te zijn. Je schuift de papieren opzij en gaat naar Theo toe. Met grote bruine ogen kijkt hij je radeloos aan. Hij wil wat zeggen, maar is er te zenuwachtig voor. Er komt geen woord uit. Hij beweegt en beeft als de kleine schuwe vogel die gisteren in de hoek van het balkon zat met opgevouwen vleugels, gewond, trillend en wachtend op de vijand die het vonnis zou voltrekken. Ga even zitten, zeg je. Wanneer hij op een stoel is gaan zitten, geef je hem een

schouderklopje. Hij kijkt je dankbaar aan. Zijn reactie ontroert je. Het is stil en plotseling ervaar je een tijdloos nu, is het gewone ineens buitengewoon geworden. De stoel waarop Theo zit, zijn trillende handen, het zweet op z’n voorhoofd, het valt allemaal samen. Er is één enkele bevende en levende mensheid waar je een onderdeel van bent. Er wordt een nieuwe wereld geschapen.’29

In het alledaagse kan het bijzondere ineens oplichten, onverwachts en onvergete- lijk. In de wetenschap en in de kunst blijkt men vaak de meest beslissende mo- menten niet zelf te kunnen bewerkstelligen. Ze worden aangeduid als een inval, een ingeving, een inzicht dat je plotseling te binnenschiet. Misschien zijn dat ook momenten van het religieuze. We kennen het voorbeeld van Archimedes spelend in bad die ineens Eureka riep, van Einstein die vanuit het patentbureau te Bern gedachteloos op een torenklok keek en plotseling zijn beroemde formule voor ogen kreeg, van de schrijver die, terwijl hij nergens aan dacht, zo maar de titel van zijn nieuw te schrijven boek ontving. Ontdekkingen, geluksmomenten, de meest beslissende ogenblikken in het bestaan, lijken we niet zelf te kunnen bewerkstelligen en betitelen we gemakkelijk als ongewoon. De oude Grieken rie- pen de muze aan, deden een beroep op goden en godinnen in de hoop dat ze boven zichzelf zouden worden uitgetild als ze iets belangrijks moesten doen. Homerus begint zijn Ilias en Odyssee met een smeekbede aan de muze opdat deze het verhaal zal vertellen.

De Nijmeegse professor Wil Derkse spreekt over het transcendente dat zich plot- seling in al het nieuwe, mooie en verrassende openbaart30. Het transcendente

kan gezien worden als datgene wat het gewone vanzelfsprekende (wat we ons hebben eigen gemaakt) te boven gaat, datgene wat onttrokken is aan de beheer- sing en manipulatie van onze differentiërende en openbarende woorden en ge- dachten.

Een dergelijke plotselinge gebeurtenis kan plaatsvinden op een moment dat men- sen volkomen uit het lood worden geslagen, wanneer de energie uit hen weg- vloeit en ze geen kracht meer hebben om vast te houden aan al datgene wat ze als belangrijk beschouwen: hun identiteit en al datgene waarmee ze zich identifice- ren. Het kan gebeuren in onverwachte ogenblikken wanneer mensen de bewa- king over zichzelf kwijtraken of vergeten, in momenten van verwondering of ge- luk, in de nacht of in de woestijn van het leven waar plots andere bloemen kunnen bloeien.

De nacht is de periode van het donker waar je niets meer kunt zien en niets meer kunt vasthouden. In de nacht kunnen er dingen gebeuren waarover we geen con- trole hebben, waar we dromen en onze gedachten vrij spel hebben. Vanouds staat de nacht symbool voor het donker en voor datgene waarop we geen invloed kun- nen uitoefenen. In de christelijke mystiek wordt gesproken over de donkere nacht, over het uitzichtloze van de situatie waar geen licht meer is te zien, de nacht waar niets is, waar alles is losgelaten. Oude profeten van voor het begin van onze jaar- telling spraken over de woestijn waar ze heen gingen en op de proef werden

gesteld, waar ze alles moesten loslaten en waar het kon gebeuren dat ze plotse- ling en onverwachts een ander mens werden. Van Zarathoestra gaat het verhaal dat hij zich terugtrok in de woestijn waar hij bezocht werd door kwade geesten die hem uitdaagden, waar zijn hart door een zwaard werd doorboord en gesmol- ten lood zijn ingewanden verbrandde, maar waar hij in een nieuw leven de dood overwon. Het volk Israël moest door de woestijn heen om het beloofde land te bereiken. Johannes de Doper ging naar de woestijn evenals Jezus die daar door de duivel op de proef werd gesteld. Het is alsof we niet zonder de woestijn kun- nen waar niets is en waar we alles moeten loslaten.

Johannes van het Kruis spreekt over de donkere nacht waar niemand je kan zien en waar men zelf niets waarneemt, waar men zichzelf verliest. In de nacht valt de bewaking van het licht (van de ogen en van de rede) weg en staat men als het ware onbewaakt en weerloos. In de woestijn kan men plotseling de weg kwijtraken en het overzicht, want er zijn geen vaste wegen en duidelijke wegwijzers.

Het religieuze blijkt een geschenk dat je onverwachts ten deel valt, dat je niet op afroep teweeg kunt brengen. In die zin is het transcendent en overstijgt het onze maakbare samenleving.