• No results found

Individualisering van het religieuze

Bouwstenen voor een geseculariseerde benadering

7.1 Individualisering van het religieuze

Religieuze ervaring is in het voorgaande beschouwd als een bepaalde emotionali- teit, soms moeilijk verklaarbaar, maar uniek en heel makend waarbij iemand de toppen van menszijn kan bereiken. Het benadrukken van persoonlijke ervaring waarin deze emotionaliteit vorm krijgt, hangt samen met de individualiserende cultuur die zeker in het Westen dominant is geworden. Een paar eeuwen geleden lag dat waarschijnlijk anders, omdat het persoonlijke en individuele toen meer lagen ingebed in het collectieve. Mede met het oog daarop zijn er diverse auteurs die betogen dat het religieuze meer is dan iets van een persoonlijke ervaring. Charles Taylor betoogt bijvoorbeeld dat het religieuze niet alleen iets is van een persoonlijke ervaring, maar ook en misschien wel vooral van het collectieve en gemeenschappelijke van groepen en groeperingen en dat waarschijnlijk mede daardoor het religieuze niet alleen in de ervaring kan worden gesitueerd maar ook in gemeenschappelijke formuleringen en instituties1. Zijn belangrijkste kri-

tiek op William James is dat deze als protestant de mystiek en het religieuze teveel individualiseert en de nadruk legt op de persoonlijke beleving. Een katho- lieke (en waarschijnlijk ook een joodse en islamitische) benadering zou meer oog hebben voor het gemeenschappelijke van een volk onderweg, van de stam en de familie met haar eigen gebruiken en ceremonies. Een kerk wordt veelal aange- duid als een mystiek lichaam en vormt in feite een sacramentele gemeenschap. Een sacramentele relatie is derhalve wezenlijk collectief. Daar heeft James wei- nig of geen oog voor. Maar Taylor voegt er aan toe dat de individuele benadering van James duidelijk thuis hoort in de moderne cultuur waar het individu een veel centralere plaats inneemt en in die zin kan hij zijn standpunt billijken.

De kritiek van de katholieke Taylor lijkt mij in eerste instantie niet ongegrond. De mens is een sociaal wezen, dat wil zeggen dat hij met en door anderen mens wordt. Van hen ontvangt hij de taal en de cultuur. De geschiedenis van de mens- heid is op de eerste plaats een geschiedenis van een collectief. De stam, de ge- meenschap neemt daar een centrale plaats in, centraler misschien dan tegen- woordig, waar we meer over de autonomie van het individu met eigen rechten (vooral rechten) en plichten spreken. We hebben andere mensen nodig en kun- nen ons intensief verbonden weten of één voelen met bepaalde mensen, met onze familie, ons volk en de ons omringende cultuur. Charles Taylor wijst op het belang van het collectief en hoe dit in alle individuen en individuele ervaringen doorklinkt.

‘Alle ervaringen vereisen een zekere woordenschat en die is ons onvermijdelijk voor een groot deel allereerst via onze samenleving doorgegeven, welke variatie wij er later ook in aanbrengen. Datgene wat we onze religieuze ervaring kunnen noemen, ontleent zijn vorm rechtstreeks aan de ideeën of aan het inzicht waar- mee we ons leven leiden. En deze talen, deze verwoordingen zijn nooit alleen maar die van een individu.’2

Aan de religieuze ervaring ligt echter een bepaalde emotionaliteit ten grondslag waar het taaluniversum naar we vermoeden buiten spel staat, waar geen ideeën bestaan noch inzichten waarmee we ons leven in het gareel houden. Zoals uit verschillende rapportages blijkt, valt er geen onderscheid te maken tussen sub- ject en object, en dus ook niet tussen het subjectieve en collectieve. In elk indivi- du is de geschiedenis van de mensheid terug te vinden, maar het religieuze breekt – zo lijkt het – op de een of andere manier door die geschiedenis heen en tilt haar op. Het religieuze verwijst naar een soort oerervaring waar het individuele en het collectieve nog geboren moeten worden. De mysticus is met stomheid geslagen en moet naar nieuwe woorden zoeken. Op dat moment is er weer een subject dat taal en denken ter hand neemt, dat op de schouders van zijn voorouders staat en dat met oude vernieuwde woorden de geschiedenis binnentreedt

Ik zou het religieuze noch een individuele noch een collectieve aangelegenheid willen noemen. Zowel in individuele als in collectieve ervaringen kan men het religieuze gewaarworden. Bij collectieve ervaringen kunnen mensen gezamen- lijk in vervoering raken, bijvoorbeeld bij een eredienst of een sportevenement, bij bepaalde rituelen of bepaalde muziek. In het verleden waren er mystici die extre- me ervaringen hadden die collectief dan wel individueel werden herkend. Dit gebeurde veelal onder een centraal leergezag van waaruit priesters en voorgan- gers de ervaringen interpreteerden.

In antwoord op Taylor vraag ik me af of het religieuze in dit tijdperk van de ge- schiedenis onder een centraal gezag en voornamelijk door middel van collectieve en geïnstitutionaliseerde sacramenten en rituelen herkend en erkend dient te worden. Het individuele en collectieve verhouden zich heden ten dage anders tot elkaar dan enkele eeuwen of zelfs decennia geleden. Dat geldt ook voor indivi- duele en collectieve religieuze ervaringen. Hoe ze precies op elkaar inwerken, langs welke invloedslijnen dat gebeurt en wat exact onder het individuele en col- lectieve verstaan moet worden, zijn vragen die zich niet zo gemakkelijk laten beantwoorden. Volgens Damasio weten we daarover in de regel minder dan we gewoonlijk denken.

‘We zijn ons er niet van bewust welke herinneringen we wel en niet opslaan; hoe we herinneringen opslaan; hoe we ze classificeren en ordenen; hoe we verband leggen tussen herinneringen in verschillende modaliteiten, of tussen herinnerin- gen aan verschillende onderwerpen en met een andere emotionele lading. We heb- ben maar zelden zeggenschap over de ‘kracht’ van herinneringen of het gemak of de moeite waarmee we ze naar boven halen. (…) We weten evenmin hoe ervarin- gen onderlinge verbanden vormen als herinneringen, en hoe ze geclassificeerd en geordend worden in de put van het geheugen; hoe er verband wordt gelegd en bewaard tussen herinneringen, op de sluimerende, impliciete, dispositionele wijze waarin kennis in ons aanwezig is. (…)

Het onbewuste, in de smalle betekenis waarin dat woord in onze cultuur is inge- sleten, vormt slechts een deel van het enorme aantal processen en ingrediënten die onbewust blijven, niet gekend in het kern- of het uitgebreide bewustzijn. In feite is

de lijst van alles wat niet gekend is verbijsterend. Ga maar eens na wat er alle- maal op staat: alle volledig ontwikkelde voorstellingen waar we niet aan denken; alle neurale patronen die nooit voorstellingen worden; alle disposities die door ervaring zijn verworven, sluimeren en misschien wel nooit een expliciet neuraal patroon worden; heel het heimelijke omwerken van zulke disposities en het on- zichtbare her-netwerken daarvan – dat ook misschien nooit expliciet bekend raakt; en heel de verborgen wijsheid en knowhow die de natuur heeft belichaamd in aangeboren, homeostatische disposities. Verbazingwekkend toch hoe weinig we eigenlijk weten.’3

Wanneer dit geldt voor gewone ervaringen, hoeveel te meer dan voor religieuze ervaringen, waarvan meestal wordt gezegd dat we ze in tegenstelling tot andere ervaringen niet goed kunnen verklaren. Doordat we nog weinig zicht hebben op hoe in de religieuze emotie het bewuste en onbewuste op elkaar inspelen en hoe het collectieve en individuele zich exact tot elkaar verhouden, lijkt het me weinig zinvol te betogen (zoals Taylor doet) dat het religieuze te individueel benaderd wordt.

Religieuze ervaringen kunnen erop wijzen dat er, zowel in onszelf als in relatie met anderen, dingen zijn die we niet onder controle hebben, die we niet precies weten, omdat ze, naar ik veronderstel, afhankelijk zijn van een bron die gehei- men bevat welke niet zo gemakkelijk door het differentiatie-mes van de cognitie kunnen worden ontsluierd. De wereld is nog lang niet onttoverd.