• No results found

Bouwstenen voor een geseculariseerde benadering

7.4 Ander bewustzijn

Neurologisch onderzoek naar de bron van onze cognitie leidt naar een diepe emotie en het primaire gevoel dat aan taal en talig bewustzijn ten grondslag zou liggen en dat kan worden aangeduid als een scheppend beginsel dat de bron vormt van wat we gewoonlijk met bewustzijn aanduiden. De filosoof Duintjer wijst er op dat menselijk bewustzijn niet zondermeer samenvalt met cultuur, met taligheid en denkend waarnemen13. Hij onderscheidt naast het cognitieve bewustzijn een

primair bewustzijn waarmee we ons taal en cultuur juist eigen maken en dat als een open aanwezigheid kan worden geïnterpreteerd. Het is dit primaire bewust- zijn dat een grote creativiteit zou tentoonspreiden, waarmee we nieuwe dingen leren en zelfs uitvindingen zouden kunnen doen.

‘Zulke creativiteit zou gewoonweg niet kunnen als bewustzijn niet verder zou reiken dan aangeleerde patronen van taal en cultuur, of niets anders zou zijn dan denkend waarnemen. Ook het feit dat we onze gedachten bewust kunnen opmerken zonder er denkend op in te gaan, is blijk van een bewustzijn dat niet samenvalt met taal en denken.’14

Er zijn, zoals eerder opgemerkt, meer vormen van bewustzijn te onderscheiden. Veelal wordt er over verschillende bewustzijnsniveaus gesproken, over bewust- zijnsverruiming en bewustzijnsvernauwing15. Zoals gezegd wordt in de moderne

natuurkunde opgemerkt dat de informatie die we dagelijks ontvangen vele malen groter is dan ons bewustzijn kan opnemen en dat ons lichaam meer weet en zich ook van meer bewust is dan wij denken te weten. Dit wijst ook in de richting van meer vormen van bewustzijn en van verschillende soorten van ken- nis. Deze zijn echter nog onvoldoende te determineren en bovendien is onduide- lijk in hoever ze elkaar precies beïnvloeden dan wel kunnen doordringen. De rabbijn David A. Cooper verwijst naar een hoger bewustzijn waar een geluk- zalig licht verborgen ligt.

‘Hoger bewustzijn is een enorm reservoir. Het enige wat we hoeven te doen is onze handen van de dam van onze zelf-identiteit af te trekken. Als we de moed hebben om dat te doen, worden we overspoeld met licht.’16

Ook hier zien we weer het ego als blokkade voor toegang tot een ander bewust- zijn. Er zijn vele signalen uit verschillende culturen die aangeven dat religieuze ervaringen ons (op de een of andere manier) in contact brengen met een andere laag van bewustzijn, daar waar cultuur, taal en ratio ons geen toegang toe verle- nen. Er moet echter wel een verbinding kunnen worden gemaakt met het talige bewustzijn omdat men erover kan verhalen in de zich eigen gemaakte taal en cultuur.

Religieuze emotionaliteit doordesemt heel het organisme. Dat heeft een meer- waarde omdat het – gelet op de diverse getuigenissen – iets toevoegt aan het ‘gewone’ weten, aan het cognitieve denken en handelen. Dit moet echter op de een of andere manier onder woorden worden gebracht. Het taalloze en intuïtieve gevoel dat aan de religieuze ervaring ten grondslag ligt, wijst op een ander be- wustzijn dat in eerste instantie geen deel uitmaakt van onze talige werkelijkheid. Het betreft kennelijk een creatieve levensbron die in emoties en gevoelens ligt besloten, een innerlijk energieveld waar geen voorstellingen, woorden en entitei- ten bestaan, misschien mede omdat het als actueel, authentiek en geheel nieuw wordt aangevoeld. Het lijkt me aannemelijk dit de leegte te noemen waarover het boeddhisme spreekt, of het ongemanifesteerde waar de Vedanta filosofie naar verwijst. Het betreft een ander niveau van bewustzijn dan we gewend zijn en dat zich in verschillende gradaties kan voordoen variërend van mystiek tot religieus. De geïnventariseerde karakteristieken van religieuze ervaring laten zien dat ze verschillen van de vele andere ervaringen waarmee we deel uitmaken van de ge- manifesteerde wereld. Het religieuze wordt soms aangeduid als het ongemani- festeerde, waar alles nog vol-ledig is, heel, ongeschonden en heilig, zoals oude teksten aangeven.

Zenmeesters spreken over satori als een moment van niet-denken dat ze als een flits van inzicht beschouwen. De Kabbala, de mystieke leer van de joden, zegt dat de gedachte geboren wordt uit het rijk van het niets. Dit niets heet cochma, wat

letterlijk vertaald wijsheid betekent. Het is duidelijk dat hiermee niet de wijs- heid in de gewone betekenis bedoeld is, maar wijsheid waaruit de mal van het denken pas gevormd kan worden. In de Kabbala worden een bina- en een choch-

ma-bewustzijn als de twee hoogste vormen van bewustzijn genoemd. Het bina-

bewustzijn heeft geen persoonlijke identiteit, geen ik-bewustzijn en is zintuiglijk van aard.

‘De ervaring van in het bina-bewustzijn te zijn is volkomen zintuiglijk. Men staat niet stil bij het beoordelen van het verleden of voorbereidingen op de toe- komst. Er is alleen maar de ervaring van elk moment terwijl het komt. In deze geestestoestand is elk geluid prachtig, elke visuele indruk uniek, elke geur betove- rend. Zodra we bevrijd zijn van het besef van ons ik komen we in een toestand die vaak als meeslepend beschreven wordt.’17

Het chochma-bewustzijn wordt een diepere of subtielere vorm van bewustzijn genoemd. Men dient doorgaans geoefend te hebben in bina-bewustzijn om tot het chochma-niveau te kunnen komen. Dit is een intensievere vorm waar geen enkele identificatie plaatsvindt.

‘Het chochma-bewustzijn is niet iets wat u of mij toebehoort, het behoort toe aan het heelal van het bewustzijn. Als we dit heelal betreden worden we onzichtbaar. Het lichaam houdt op met werken – het blijft ademhalen, het blijft zelfs denken. Maar niets van dat alles is nog belangrijk als we in het chochma-bewustzijn komen. Terwijl we nauwgezet kunnen werken met meditatietechnieken om het bina-bewustzijn te ervaren komt het chochma-bewustzijn alleen door genade. We kunnen het niet afdwingen maar we kunnen het wel vragen binnen te komen. We doen dat door waakzaam te zijn bij onze oefening met bina-bewustzijn. Hoe meer we de ervaring van steeds in het nu zijn leren beheersen, des te groter onze kans op het ervaren van dit chochma.’18

Vanuit dit onderscheid uit de joodse mystiek zou ook het onderscheid tussen de religieuze en mystieke ervaring kunnen worden aangeduid, waarbij bina als ‘object’ van het religieuze en chochma als dat van het mystieke kan worden begrepen. Binnen dit onderscheid kunnen weer verschillende cognitieve onder- scheidingen worden aangebracht, aansluitend op allerlei gradaties van bewust- zijn. Zowel in de oosterse als in de westerse mystiek wordt over een mystieke ladder gesproken die men kan beklimmen en waar men op de hoogste sporten gedragen wordt naar het vol-ledige bewustzijn of de eenwording met God. De scholastiek spreekt over drie wegen (via purgativa, via illuminativa en via unitiva) die tot de uiteindelijke eenwording leiden.

Het gaat in deze studie niet om allerlei religieuze bewustzijnsniveaus te onder- scheiden, maar om aan te geven dat ons cognitieve bewustzijn niet de enige en belangrijkste vorm is. Bij vele meditatievormen gaat het erom het spreken en het hebben van gedachten een halt toe te roepen, omdat - zo wordt dan wel gezegd - deze je teveel gevangen houden in de wereld van de gemanifesteerde vormen. Meditatie kan je daarvan bevrijden, het kan bewerkstelligen dat je de dingen los-

laat of er alleen maar naar kijkt, zodat er een andere laag van bewustzijn mogelijk wordt, waarbij verleden en toekomst uit zicht raken en je tot de ontdekking komt dat het levensdoel het direct voorhanden zijnde ogenblik is. Dit blijkt ontspan- nend te werken, er kan een bevrijdende werking vanuit gaan. Mede daarom wordt er ook gebruik van gemaakt in niet godsdienstige setting. Binnen organisaties, in het bedrijfsleven en bij non-profit instellingen wordt soms gepleit voor dergelijke meditatievormen, zoals er ook stemmen opgaan om de cognitieve benadering te temperen en open te staan voor een ‘face to face’ communicatie, voor wat dan ‘intuïtief management’ genoemd wordt. Een oud collega schreef een boek over ‘Pi management of de kunst van het loslaten’ als een geavanceerde kijk op onder- nemen19. Het terzijde schuiven van het ijverige en inspannende denken en het

bevorderen van een zekere leegte in het hoofd blijkt een heilzame werking te hebben. Menigeen is van mening dat dit een verfrissende uitwerking heeft om zaken te benaderen en creativiteit te bevorderen.

Dit wil niet zeggen dat taal, ratio en ons gewone bewustzijn geen nuttige bagage vormen. (Ze vormen een bijzondere kracht, waarschijnlijk het overlevings- mechanisme van de menselijke soort. We kunnen er anderen mee aanvallen, ons verdedigen en de wereld veroveren. We kunnen ermee analyseren, informatie verzamelen en categoriseren, zaken beheersen en – naar we denken – onder con- trole brengen.) Ze zijn zeker van belang, maar misschien zijn we er zo door ver- blind dat we ze verabsoluteren en ons er teveel mee identificeren. De ratio alleen kan geen optimaal geluk teweeg brengen.

‘Taal is een prachtige menselijke verworvenheid, maar de kans dat je erdoor wordt afgeleid is bijna net zo groot als de kans dat je erdoor wordt geïnformeerd’, schrijft Frans de Waal20. Verschillende neurologen geven aan dat biologisch

gezien het gewone talige bewustzijn geen veroorzakende factor is en er zelfs ach- teraan hobbelt21. Reden genoeg om het niet voortdurend te willen vasthouden, je

er niet mee te identificeren.

Het menselijk bewustzijn vormt nog een ongrijpbaar verschijnsel dat volgens verschillende neurologen door de filosofie vaak ernstig is overschat of als een te vanzelfsprekend gegeven is beschouwd. Interdisciplinair onderzoek naar wat onder bewustzijn moet worden verstaan en welke soorten van bewustzijn er zoal zijn te onderscheiden, staat nog in de kinderschoenen.

In het kader van een geseculariseerde benadering van religieuze ervaring is de hypothese gerechtvaardigd dat er verschillende niveaus of lagen van bewustzijn moeten worden onderscheiden, waarbij het religieuze aansluiting vindt bij een ander bewustzijn dan het ik-bewustzijn waarin we dagelijks functioneren. Dat lost de vraag naar wat het bewustzijn is niet op, integendeel. Aanduidingen van ik-bewustzijn en cognitief bewustzijn blijven aanduidingen die nader geëxplici- teerd dienen te worden. Zo is bijvoorbeeld onduidelijk of aandacht een aspect van het cognitieve bewustzijn is of juist niet. Aandacht lijkt een cognitieve func- tie. Er wordt bij aandacht ergens aan gedacht. Een pasgeboren kind denkt echter nog nergens aan, maar lijkt wel aandacht ergens voor te kunnen hebben. En uit

de beschrijvingen van religieuze ervaringen blijkt soms dat aandacht de weg kan openen voor dat andere bewustzijn. In dat geval is aandacht juist geen cognitieve functie. Men kan ook concluderen dat er verschillende vormen van aandacht bestaan.

Het blijft uitermate moeilijk bewustzijn te definiëren en daar allerlei uitspraken over te doen. Bij mediterende monniken en yogi’s kan de hersenwerking worden gemeten, maar daarmee weet men nog niet waarvan ze zich precies bewust zijn. Over één conclusie zal men het gemakkelijk eens zijn namelijk dat bewustzijn een veel complexer fenomeen is dan men een aantal decennia geleden dacht. De opvattingen over bewustzijn van eeuwen en zelfs millennia her, die vaste voet hebben binnen de grote wereldgodsdiensten, zijn aan een herijking toe. Toe- komstig onderzoek waarbij biologie, neurologie en filosofie samenwerken kan meer licht werpen op wat we hier met ander bewustzijn hebben aangeduid. Men- sen met religieuze en mystieke ervaringen zouden bereid moeten zijn daaraan hun medewerking te verlenen, al zal dat in de praktijk niet gemakkelijk zijn.