• No results found

Uniek, nieuw en niet vanzelfsprekend

Het transcendente van religieuze ervaringen

6.6 Uniek, nieuw en niet vanzelfsprekend

Deze zesde karakteristiek waarmee we het religieuze proberen aan te duiden sluit aan bij het onverwachte, omdat men er zich van te voren misschien wel een be- paalde voorstelling van kan maken, maar dat het ervaren moment altijd weer anders is dan men dacht en in die zin onverwachts is en nieuw en uniek kan worden genoemd. Ons talig handelen (spreken, denken en bewustzijn) wordt over het algemeen als het hoogst ontwikkelde verschijnsel in de natuur beschouwd, waarin het biologische en lichamelijke getranscendeerd wordt in een geestelijk besef, door Damasio als de film in het brein gekarakteriseerd. Dit vanzelfspre- kende bewustzijn kan waarschijnlijk op de een of andere manier worden onder- gedompeld in een voorwereldlijk bad, dat Duintjer benoemt als de onafgrensbaar wijde manifestatieruimte en Damasio als het biologische, open bewustzijn. Vanuit dit in eerste instantie sprakeloos makende moment kan het vanzelfsprekende bewustzijn vernieuwd en herboren te voorschijn komen.

Er is een verschil tussen sprakeloos zijn en niet kunnen spreken. Een pas gebo- ren kind dat nog niet kan spreken, kan niet sprakeloos zijn. Van een poes, van koeien en paarden zeggen we niet dat ze sprakeloos zijn. Ze kunnen zich niet in woorden en begrippen uitdrukken. Het kunnen spreken is een voorwaarde om sprakeloos te kunnen zijn. Het sprakeloze van het religieuze veronderstelt dat er een taal is. Er is in de meeste gevallen ook de behoefte dit sprakeloze te verwoor- den en het tot ervaring te brengen.

Soms krijgt men de indruk dat een filosoof als Derrida het niet spreken, het de- construeren van alle woorden, als hoogtepunt en eindpunt beschouwt31. Wan-

dan betreft dat in mijn ogen een zwijgen dat het vanzelfsprekende overstijgt en de bron vormt voor een vernieuwd spreken.

Door interventie van anderen is ons taal bijgebracht welke zelf weer intervenieert tot een meervoudige aanwezigheid waarin de wereld aan ons verschijnt, zoals Van Liere schrijft.

‘Het is de taal die de objectivering van de werkelijkheid voor mij voltrekt door zich als systeem van tekens tussen mij en de wereld in te schuiven. Anders gezegd: de taal is het medium van mijn bewustwording van de werkelijkheid.’32

Deze vanzelf-sprekende taal presenteert een aanwezigheid die is en niet is, die maar ten dele present is, zoals we dat soms ervaren bij de tijd die is en niet is of bij het schilderij van Magritte waar de pijp is en niet is. Wanneer deze aanwezig- heid op de een of andere manier wordt doorbroken of ontmaskerd, kan deze als het ware ineenstorten waardoor men sprakeloos staat en tot zwijgen wordt ge- dwongen. Dit is echter geen eindpunt maar vormt eerder het voorportaal voor een vernieuwd spreken, verhaalt van een ervaring die als uniek en nieuw wordt gezien.

In teksten van religieuze en mystieke ervaringen lezen we dat men zich bij een dergelijke ervaring geblokkeerd kan voelen, maar wanneer men vervolgens ‘bij zinnen’ komt, is het veelal zo dat men een ander mens is geworden die zich in een ervaring over het unieke en nieuwe probeert te uiten. Misschien was dat bij Guido Gezelle het geval toen hij aan het eind van zijn leven de betrekkelijkheid van zijn bestaan onderkende en zichzelf vanuit een nieuw perspectief herkende en dichtte:

‘Ik ben een blomme en bloeie voor uw oogen, geweldig zonnelicht.’33

Het niet vanzelfsprekende van het religieuze dat sprakeloos maakt en dat ons spreken en denken transcendeert, beschouw ik als een uitdaging om naar andere en nieuwe woorden te zoeken om zo de onuitputtelijkheid van het bestaan tel- kens een nieuw aanzien te geven. Juist wanneer we de beperkingen van wat we zeggen en doen doorzien, en weten dat iedere macht van het spreken ons weer uit handen zal worden geslagen, lijkt het me niet juist het sprakeloze te verheer- lijken of te verabsoluteren. Zoals de schilder telkens weer opnieuw een schilderij maakt en blijft schilderen, zijn leven lang, om te proberen het onvoorstelbare voorstelbaar te maken, zoals de dichter telkens weer opnieuw gedichten schrijft en blijft dichten ook al weet hij dat het onuitspreekbare nooit helemaal in woor- den te vangen is, zo praten en handelen mensen ten einde sprakeloos te worden en vanuit het sprakeloze naar nieuwe woorden en daden te zoeken.

Iedere bewuste ervaring is een geïnterpreteerde ervaring waarin men zich vanuit een onbegrensde emotionaliteit, die het gehele organisme doorschokt en doorde- semt, bewust wordt. Een interpretatie veronderstelt een traditie, een tekst en te- gelijk een nieuwe situatie die tot verandering leidt, zodat de traditie geherinter- preteerd kan worden. Woorden en handelingen van mystici kunnen slechts gezien

en gehoord worden tegen de achtergrond van het wereldbeeld en de levens- beschouwing van hun tijd waartegen ze als grensbewoners of dwarsliggers soms heftig protesteren. Het religieuze dat hen sprakeloos doet staan, vraagt om een interpretatie, roept die als het ware op. Het is dit religieuze woord dat alles nieuw maakt.

Ik bepleit dan ook het tegenovergestelde van wat Wittgenstein aan het einde van zijn Tractatus Logico-philosophicus schreef. Van dat waarover niet kan worden ge- sproken moet al het mogelijke gedaan worden het onder woorden te brengen om zo het aanzien van deze wereld te vernieuwen.

Het religieuze vormt een onlosmakelijk onderdeel van het leven waar alles veran- dering is en waar men, zoals Marguerite Yourcenar schrijft, zich moet afsloven en vechten tot het einde toe, waar soms verdriet en pijn heerst, maar ook intens geluk en waar men moet zwemmen in de rivier en zich tegelijk moet laten dra- gen en meevoeren. En Otto Duintjer schrijft:

‘Wat mij betreft komt het erop aan deel te hebben aan de rivier van het leven en open te zijn voor de mateloze ruimte waarin de rivier kronkelt, waardoor de ri- vier als rivier ervaren kan worden, zodat hoogte en dieptepunten blijken te zijn wat ze zijn: momentopnamen van het ene stromende leven, dat als geheel gevierd kan worden. Dan kan ook het verschil blijken tussen wat je te zien krijgt terwijl je in contact bent met de levensstroom en wanneer het contact verbroken lijkt.’34

Het telkens unieke, nieuwe en niet vanzelfsprekende betekent dat alles tijdelijk is. Niets blijft, alles gaat voorbij, niets duurt eeuwig. Telkens wordt het bestaande getranscendeerd.

6.7 De vruchten

Als laatste kenmerk van religieuze ervaringen zijn de vruchten genoemd, de gevolgen. Het belangrijkste waaraan we religieuze of mystieke ervaring kunnen herkennen zijn de vruchten, schreef William James. Aan de vruchten herkent men de boom. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op wat mensen over hun reli- gieuze ervaringen vertellen of schrijven, hoewel dat ook als gevolg van hun erva- ringen kan worden beschouwd. (Er zijn rijke teksten die inspireren en mensen op de been kunnen houden.) Het betreft ook gevolgen in het doen en laten van de direct betrokkenen. Soms is er sprake van een ware metanoia, van een hele ge- dragsverandering. In godsdienstige termen wordt over bekering gesproken. Men neemt beslissingen die het leven een heel andere wending geven, beslissingen die als belangrijke vrucht van de religieuze ervaring beschouwd kunnen worden. Maar naast de geschriften, waarin direct of indirect over de religieuze ervaring verhaald wordt en een vernieuwd weten wordt uitgedragen, en naast die verande- ringen in gedrag en handelen kunnen ook de maatschappelijke gevolgen, de beïn- vloeding van cultuur en samenleving als vruchten van religieuze ervaringen wor- den gezien. De mate van invloed kan soms pas decennia of zelfs eeuwen later

worden beoordeeld. De mystieke ervaringen van Franciscus van Assisi, meester Eckhart, Theresia van Avila en vele anderen hebben duidelijke sporen in de ge- schiedenis achtergelaten, sporen die zonder meer als vruchten kunnen worden beschouwd.

De bepaalde intensieve emotionaliteit die we als religieus betitelen en die blijk- baar in staat is ons gewone talige bewustzijn te beïnvloeden, wakker te schudden en te vernieuwen, wordt pas een ervaring als er een wisselwerking met het inter- pretatiekader heeft plaatsgevonden. In die zin is de religieuze ervaring zelf ook een vrucht van ‘the shaking of the foundations’.

Het is deze vrucht, deze aangeraakte ervaring, die de toppen van menselijk geluk bereikbaar maakt en die de andere vruchten voortbrengt op het gebied van ken- nis en gedrag. Deze vruchten lijken soms zo’n impact te hebben dat ze het beste vormen waartoe mensen in staat zijn, omdat ze telkens de grenzen van het be- staande doorbreken, omdat ze nieuwe mogelijkheden en nieuwe perspectieven aanreiken op het gebied van kunst, wetenschap en moraal. De invloed van Fran- ciscus op dit laatste is daar een voorbeeld van.

Vanuit het taalloze moment van de religieuze emotionaliteit wordt in de religieu- ze ervaring onder woorden gebracht waar aanvankelijk geen woorden voor waren en wordt zichtbaar gemaakt wat aanvankelijk niet zichtbaar was. Misschien vormt religieuze ervaring wel de motor van het evolutieproces doordat in het religieuze het bestaande kan worden losgelaten. De wereld met z’n ingeslepen patronen wordt dan op een of andere manier buiten spel gezet om onder te gaan in een grenzeloze creatieve smeltkroes waar subjecten en objecten nog geboren moeten worden. De vruchten van dit religieuze gebeuren kunnen, gelet op met name de verschillende mystieke ervaringen, ‘het aanschijn der aarde vernieuwen’, het be- staande in twijfel trekken en een nieuwe einder zichtbaar maken.

Telkens kan dit gebeuren ervoor zorgen dat de dingen zich niet vastzetten, dat niets blijft wat het is en de werkelijkheid anders is dan we dachten. In die zin kunnen we de boodschap van het religieuze, de boodschap van mystici niet ver- absoluteren. Niet alleen de omstandigheden waarin mensen zich bevinden wis- selen voortdurend, maar ook zij zelf zijn onderdeel van een voortgaand evolutie- proces. Ze vormen schakels in een lange streng van een zich ontwikkelende mensheid, waarvan begin en einde niet zijn aan te geven. De vruchten van het menselijk denken en handelen en de vruchten die daarmee weer afrekenen zijn geen statische producten, geen appels die voor altijd bewaard kunnen worden, niet alleen omdat ze ineenschrompelen of niet meer zo smaken, maar vooral omdat er telkens weer een nieuwe oogst en nieuw leven komt. We hoeven ons dus niet vast te klampen aan de vruchten.

De vruchten zijn een gevolg van het religieuze gevoel dat geen woorden maar wel een weten heeft. Ze verwijzen niet naar het eigenlijke dat niet gezegd kan wor- den. Wanneer woorden verwijzen naar het eigenlijke dat niet zou kunnen wor- den gezegd, betekent dit dat men het daarmee toch heeft aangeduid. Daarmee wordt het aangeduide als oneigenlijk gepresenteerd en is er een tegenstelling

tussen schijn en werkelijkheid of tussen wat boeddhisten soms benoemen als het verschil tussen illusie en ontwaken.

Nietzsche bepleitte het opheffen van de tegenstelling tussen schijn en werkelijk- heid.

‘Wat betekent schijn? Waarachtig niet de tegenstelling tot een of ander wezen – wat weet ik over welk wezen dan ook te vertellen, anders dan juist de predikaten van de schijn ervan! Waarachtig niet een dood masker, dat men een onbekende x zou kunnen opzetten en ook weer afnemen! Schijn is voor mij juist datgene wat werking uitoefent en leeft, iets wat in zijn zelfspot zo ver gaat mij te laten voelen dat ik hier met schijn en dwaallicht en spokendans en verder niets te maken heb – dat temidden van al deze dromers ook ik, met mijn ‘perceptie’, mijn dans dans, dat iemand met perceptie een middel is om de aardse dans te rekken, en in zover- re een van de feestcommissarissen van het bestaan is, en dat de verheven conse- quentie en verbondenheid van alle perceptie wellicht het hoogste middel is en zijn zal om de algemeenheid van de dromerij en de algemene verstandhouding van al deze dromers onderling en juist daardoor de duurzaamheid van de droom in stand te houden.’35

Schijn en werkelijkheid vallen samen. Ik beschouw de vrucht van religieuze erva- ring niet als een gevolg van een blik in een andere wereld welke als de echte werkelijkheid wordt gezien. Op grond van wat in de vorige paragrafen aan de orde kwam, kan de religieuze ervaring gezien worden als een reactie op een emo- tioneel weten, dat heel het organisme doordringt en dat het gewone dagelijkse bewustzijn op de een of andere manier buitenspel zet dan wel transcendeert. Dit weten is van een andere orde dan het cognitieve weten dat Damasio de film in het brein noemde. Dergelijke emoties en gevoelens kunnen kennelijk een weten tot stand brengen dat verschilt van het cognitieve weten en er misschien ook wel de bron van vormt. Dit hoeft echter niet te betekenen dat het cognitieve weten een illusie is of als schijn en oneigenlijk dient te worden aangemerkt. Transcenden- tie wijst op het overschrijden van grenzen, het overstijgen van de gewone patro- nen van waarnemen en ervaren, het te boven of te buiten gaan van wat men gewend is. Dit verwijst niet noodzakelijkerwijs naar een andere wereld of naar de echte werkelijkheid, maar kan blijkbaar wel de bestaande werkelijkheid vernieu- wen en het aanzien van de wereld veranderen.

Bouwstenen voor