• No results found

Nieuwe mogelijkheden ter verklaring van het religieuze

5.3 Moderne emotietheorieën

Tot diep in de twintigste eeuw worden denken en voelen als twee verschillende en zelfs tegenstrijdige faculteiten beschouwd. Soms zelfs wordt denken als man- nelijk en voelen als vrouwelijk gezien, een opvatting die vele eeuwen lang opgeld deed. Vaak ook worden emoties irrationeel genoemd, al zijn het de gedachten die eraan ten grondslag liggen die irrationeel zijn. De laatste decennia is er echter een andere opvatting over emoties ontstaan, waarbij niet langer wordt uitgegaan van de tegenstelling tussen denken en voelen, maar waar ook het grote belang van de affectiviteit voor het denken en heel het menselijk functioneren aan de orde wordt gesteld.18 De recente publicaties van de neuroloog Antonio Damasio19

onderstrepen het belang en de invloed van de moderne emotietheorieën die de verwevenheid tussen emoties en cognities aangeven.

In De vergissing van Descartes stelt Damasio dat rationaliteit niet zonder emoties kan en dat het volslagen onmogelijk is om zonder emoties rationeel te zijn. Hij beschouwt affectiviteit als een breed begrip dat zowel emotie als gevoel omvat. In zijn boek Ik voel dus ik ben beschrijft hij emotie als een geheel van onbewuste lichamelijke reacties die vaak openlijk zichtbaar zijn, terwijl gevoel staat voor de innerlijke gewaarwording van een emotie20.

Er is een belangrijk onderscheid tussen ‘voelen’ en ‘weten dat je een gevoel hebt’. Men kan gevoelens hebben maar dat is nog iets anders dan weten dat je gevoe- lens hebt. Bij dat laatste is er bewustzijn. Damasio onderscheidt drie fasen bij het

tot stand komen van het bewustzijn van gevoelens, namelijk een emotionele toe- stand die onbewust op gang gebracht kan worden, vervolgens een gevoelstoe- stand die onbewust gepresenteerd kan worden en tenslotte een bewust geworden gevoelstoestand die met behulp van de bestaande kaders (woorden, opvattingen, culturele zingeving) onder woorden kan worden gebracht. Zowel emoties als ge- voelens hebben een alles doordringende functie, ze betreffen het gehele organis- me. Zonder gevoelens zou volgens Damasio de beleving van de werkelijkheid in stukken uiteen spatten.

‘Emoties voorzien organismen automatisch van gedrag dat gericht is op over- leven. Bij organismen die emoties kunnen gewaarworden, dus die gevoelens heb- ben, zijn emoties ook van invloed op de geest zolang ze duren in het hier en nu. Maar bij organismen waarbij ook nog sprake is van bewustzijn en die dus weten dat ze gevoelens hebben, wordt een ander niveau van regulatie bereikt. Bewust- zijn maakt gevoelens kenbaar en versterkt daardoor de interne invloed van emo- ties: het laat emoties door bemiddeling van gevoelens doordringen tot het denk- proces.’21

Wanneer er over ervaring wordt gesproken veronderstelt dit in de regel bewust- zijn. Zonder besef van gevoelens zouden we niet over ervaringen kunnen spre- ken. Bij iedere ervaring speelt de affectiviteit een grote rol. Het ziet er naar uit dat deze affectiviteit het fundament vormt voor ons bewustzijn.

‘Het geheim van de totstandkoming van het bewustzijn zou heel wel kunnen zijn dat het in kaart brengen van een relatie tussen een object en het organisme over- gaat in een gevoel van een gevoel. Het mysterieuze persoonsgebonden perspectief op het bewustzijn bestaat uit nieuw verworven kennis – informatie zo u wilt – die tot uiting komt als gevoel.’22

Damasio maakt een onderscheid tussen een kernbewustzijn en een uitgebreid bewustzijn. Het kernbewustzijn bestaat uit een gevoelsmatig en woordloos we- ten dat de basis vormt voor het uitgebreide bewustzijn. Onze voorstellingen, aan- duidingen en woorden zijn niet in het kernbewustzijn aanwezig, maar zouden een onderdeel vormen van het uitgebreide bewustzijn.

Misschien bestaat de mogelijkheid op de een of andere manier toegang te krijgen tot het kernbewustzijn. Damasio gaat daar niet verder op in. Wel wordt verwezen naar dieren die niet over zo’n uitgebreid bewustzijn beschikken als de mens en vooral over een kernbewustzijn beschikken.

Sommige dieren vertonen een weten waarover we ons kunnen verbazen. Het is niet uitgesloten dat zij op de een of andere manier toegang hebben tot hun kern- bewustzijn waar ze contact hebben met een grondlaag van het bestaan. Daarmee zouden ze tot een gevoelsmatig weten in staat zijn dat van een andere orde is dan ons talig en rationeel weten en misschien ook fundamenteler is. In dat verband kan worden verwezen naar Frans de Waal die aantoont dat dieren over veel ken- nis beschikken en dat sommige dieren ook moreel gedrag vertonen. Hij betoogt dat er naast verschillen met sommige dieren veel overeenkomsten bestaan en dat

die het enige zinnige onderzoekskader bieden om de verschillen met mensen te kunnen begrijpen23. Misschien dat we dan meer zicht krijgen op wat dit mogelij-

ke kernbewustzijn inhoudt, hoe het zich verhoudt tot geheugen en herinnering en welke uitwerking die hebben op de ervaringen van mens en dier.

Wanneer het kernbewustzijn bestaat uit een gevoelsmatig en woordloos weten dat de basis vormt van al het andere bewustzijn, is het niet uitgesloten dat de religieuze ervaring hiermee in direct verband kan worden gebracht. Deze wordt immers aangeduid als een woordloze eenheidservaring die ons op de een of andere manier in contact lijkt te brengen met de oorsprong van het bewuste erva- ren.

De hypothese van een kernbewustzijn staat niet los van een al langer bestaand vraagstuk in de filosofie, namelijk dat van de qualia: de kwalitatieve verschijnings- vormen in onze waarneming waarvoor nog geen verklaring bestaat.24 Het betreft

het subjectieve en woordloze gevoel aanwezig te zijn zonder dit te duiden, of bijvoorbeeld de subjectieve ervaring van pijn zonder te weten waarom pijn als pijn aanvoelt. Volgens J.P. Austin (1911-1960) en J.R. Searle (1932-) vormen de qualia de voorwaarde voor iedere vorm van bewustzijn. ‘Neem de qualia weg en er blijft geen bewustzijn over.’ (Searle) Men spreekt over een qualia-gevoel van het nu zonder mogelijkheid van rapportage achteraf, ook wel qualia-bewustzijn of qualia-ervaring genoemd. Een dergelijke hoogst subjectieve ervaring staat los van aandacht, want aandacht lijkt een cognitieve functie en cognitie is volgens Victor Lamme25 hier niet aan de orde.

Zowel over het kernbewustzijn als over het qualia-probleem bestaat geen com- munis opinio. Er zijn auteurs die het bestaan ervan ontkennen of die het woord- loze en cognitieloze besef van aanwezigheid op een andere manier benaderen. De filosoof Michel Meynen26 schrijft over het procedurele of impliciete geheugen

dat niet op één bepaalde plaats in de hersenen lokaliseerbaar is doch een soort mentaal forum creëert, een bepaalde koppeling van inhouden tot stand brengt, die een context teweegbrengen die door sommige neurologen het uitzendeffect wordt genoemd. Dit uitzendeffect is niet zozeer een onderdeel van het geheugen maar vormt het decor waartegen herinneringen mogelijk worden.

De neuroloog Daniel Dennett, die het bestaan van qualia ontkent, spreekt over de

achtergrond die voor een niet onbelangrijk deel de context bepaalt waarbinnen we

gebeurtenissen uit onze omgeving tot ons nemen27. Samen met Ray Jackendoff

wijst Dennett erop dat dit primaire niveau vermoedelijk niet voor de ervaring toegankelijk is omdat het de ervaring juist mogelijk maakt. ‘Heel wat filosofen’, schrijft Dennett, ‘hebben het belang van deze ‘achtergrond’ voor de bewuste er- varing onderstreept, maar ze hebben hem in de regel beschreven als een myste- rieus of recalcitrant gegeven waar gewone verklaringen geen vat op hebben.’28

Onduidelijk is hoe deze achtergrond en dit uitzendeffect zich verhouden tot de qualia en het genoemde kernbewustzijn. Het is ook de vraag welke rol deze ge- noemde hypothesen spelen bij het tot stand komen van bewustzijn en ervaring.

In ieder geval zullen deze theorieën aanspraak maken op nieuwe kennis over ervaring en bewustzijn die het menselijk speelveld doen veranderen29. Ze zullen

ook een nieuw licht kunnen werpen op mystieke en religieuze ervaringen. Aan het belang van affectiviteit kan niet langer worden getwijfeld. Emoties en gevoelens zijn fundamenteel voor het overleven van ons organisme en bepalen voor een belangrijk deel ook onze rationaliteit. De eeuwenlang gehandhaafde tegenstelling tussen emotionaliteit en rationaliteit kan wat dat betreft terzijde worden geschoven. Wel dringt zich de vraag op wat er bij dit onderzoek naar de wortels van humaniteit onder ervaring en bewustzijn wordt verstaan.

In plaats van bijvoorbeeld over kernbewustzijn te spreken lijkt het me juister dit als kerngevoel aan te duiden, temeer daar wordt afgezien van alle cognitie, zoals aandacht, taal en denken. Dit speelt ook een rol bij de religieuze ervaring. Is het religieuze niet op de eerste plaats een emotie of een gevoel? Ervaring duidt meer op een weten wat je hebt meegemaakt en op het cognitief onder woorden bren- gen wat er is gebeurd. De religieuze ervaring is meer de neerslag of het gevolg van een emotie of gevoel waar geen dualiteit heerst, geen onderscheid tussen subject en object en geen tijdsbesef. Een gevoel doortrekt het gehele organisme en is één, terwijl het cognitieve zich op delen kan richten en onderscheidingen aanbrengt.

De moderne emotietheorieën brengen een eerherstel aan het gevoel dat lange tijd als minderwaardig is beschouwd, als iets vrouwelijks of iets dat meer bij kin- deren past en waar men boven moest staan. Dit geldt met name voor de persoon- lijke ervaring waar emoties en gevoel van dermate belang zijn dat ze door de wetenschap nauwelijks serieus zijn genomen. Daarin treedt verandering op. Mede daardoor komt er ook voor de religieuze ervaring, die bij uitstek een persoonlijke ervaring is waar emoties en gevoelens een centrale rol spelen, meer belangstel- ling. Joke van Saane schrijft in haar dissertatie dat ‘hoe beter het vermogen tot affectiviteit ontwikkeld is, hoe meer men in staat is tot religieuze ervaring.’30 Ge-

voelens en persoonlijke ervaringen vervullen een belangrijke functie bij hoe men- sen in het leven staan.

Tot voor enkele decennia geleden stonden vooral de cognitieve elementen van het religieuze centraal. Geloof was vooral een kwestie van weten, van de waarheid van leerstellingen, van kennis van de heilsgeschiedenis en van wilsbesluiten om de regels en gebruiken van de godsdienst te aanvaarden31. Ook in het officiële

christendom, bij het officiële leergezag van de kerken, was weinig plaats voor de affectiviteit van de persoonlijke ervaring. Ilse Bulhof schrijft dat kerken al heel lang argwanend staan ten opzichte van persoonlijke ervaringen omdat die associ- aties oproepen met ketterse enthousiastelingen die hun eigen impulsen volgden onder het mom van directe goddelijke openbaringen.32

In het gezag en in de leer van veel godsdiensten vervulde de rationele benadering doorgaans een dominante rol waaraan emoties en gevoelens ondergeschikt wa- ren. Vanuit de moderne emotietheorieën ziet het er naar uit dat de rollen worden omgekeerd. Religieuze gevoelens worden belangrijker dan religieuze cognitie. Het religieuze kan in nucleo als affectiviteit worden beschouwd.