• No results found

Het transcendente van religieuze ervaringen

6.4 De tijd die stilstaat

In de religieuze ervaring waar alles als één wordt beleefd en iemand een grenze- loos geluk ten deel valt, lijkt de tijd stil te staan. Door mystici en dichters wordt geschreven over de eeuwigheid, de oneindigheid waarin men opgaat of onder- gaat. In piekervaringen en de grenzeloze momenten waar men zichzelf vergeet is er amper besef van tijd. Dit staat op gespannen voet met de maatschappij waar- in we leven, waar alles van minuut tot minuut is gepland en waar tijd geld is. Wie zonder tijd is, lijkt niet van deze wereld.

Met het tweesnijdend zwaard van de taal brengen we onderscheidingen aan en trekken we grenzen. We kunnen er ook de tijd mee doorklieven en die verdelen in heden, verleden en toekomst. We zeggen dat het verleden voorbij is en de toekomst nog moet komen, en dat eigenlijk alleen het heden bestaat. Maar we weten tegelijk dat we het heden niet van het verleden en de toekomst kunnen losmaken, want zonder verleden hebben we geen besef van het heden en zonder toekomst kunnen we het in het heden niet uithouden. Het trekken van grenzen is echter een verslaving geworden. ‘Als je eenmaal begint te tellen, houd je nooit meer op’, luidt een Arabisch gezegde. We verdelen de tijd in uren, minuten, se- conden, nanoseconden, femtoseconden, zodat we niet eens meer weten wat het heden is, want een nanoseconde is een miljardste seconde en een femtoseconde een duizendbiljoenste seconde (het miljardste deel van een miljoenste seconde). Er zit geen einde aan het verleden, geen begin aan de toekomst en het heden flitst voorbij zodat we het niet eens kunnen benoemen. We kunnen er niet bij, we kunnen niet eens in het heden leven, terwijl we bijna dachten dat dit het enige was dat bestond, omdat het verleden voorbij is en de toekomst nog moet komen.

Het trekken van grenzen is een creatieve handeling van formaat, een complex gebeuren, een kwestie van woorden en begrippen, maar ook van geheugen en her- innering, van gewenning en gewoonte. We raken er gemakkelijk van in de ban, er gaat een verslavende werking van uit. We bestaan door en in de taal die ons geheel doordesemt. We zijn er door en in de tijd, die maakt wat we zijn22.

Het is met de tijd als met de pijp op het schilderij La trahison des images van Magritte. Ze is er en ze is er niet. Als niemand het vraagt weet ik wel wat tijd is, maar als ik het iemand moet uitleggen, dan weet ik het niet, schreef Augustinus in de vierde eeuw. Onze geschiedenis is een lange worsteling met tijd. In de filosofie worden er soms twee soorten tijd onderscheiden. Heidegger maakte een onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve tijd en Bergson tussen techni- sche en geleefde tijd (temps vécu). De laatste vergeleek tijd met muziek, waarbin- nen je allerlei tonen en wendingen kunt onderscheiden. Maar het is alleen het geheel dat de muziek maakt. De tijd die we beleven is van een andere orde dan de tijd die we berekenen en onderverdelen. De technische, meetbare tijd kunnen we beheersen. Dat is de tijd die we onder controle hebben, volgens Bergson een product van onze intelligentie. Het intellect bevriest wat het aanraakt en probeert greep te krijgen op de werkelijkheid door de duur te elimineren. Alles wordt zo-

veel mogelijk opgedeeld, stilgezet, in categorieën opgesloten. Tegenover het intel- lect plaatst Bergson de intuïtie als het vermogen om contact met de fluctuerende tijd te hebben23. Deze intuïtie kan gezien worden als het intuïtieve voelen en aan-

voelen dat als een woordloos weten kan worden omschreven en het subject- object onderscheid overstijgt. De intuïtie brengt ons in het hart van de werkelijk- heid: la durée, temps vécu. Geleefde tijd is tijd die we niet bezitten, maar waar we in opgaan.

Dit sluit aan bij het religieuze waar blijkens verschillende teksten geen tijdbesef heerst. De tijd waarin men opgaat zou ik religieuze tijd willen noemen, waar heden, verleden en toekomst imploderen. Wanneer er wordt geschreven over een binnentreden in of een proeven aan de eeuwigheid, moet deze mijns inziens niet worden voorgesteld als iets van een toekomst omdat dit weer een product is van een getrokken grens die het eeuwige moment verdeelt in een gisteren tegen- over een morgen, in een daarvoor en daarna. Het tijdloze moment van de reli- gieuze ervaring lijkt me juist wars van verleden en toekomst. De religieuze eeu- wigheid is meer een tijdloos heden dan een altijd durende tijd.

Deze religieuze tijd verschilt van de technische tijd die tegenwoordig als compu- tertijd kan worden aangeduid en waar het meten en tellen zo centraal staat dat alle omstandigheden zijn buitengesloten. Een computer houdt geen rekening met een plotselinge winter, met een alles doordringende zonneschijn die de zin van het bestaan in een ander licht plaatst. Computertijd is die van een robot. Religieuze ervaring is aangeduid als een gelukzalige eenheidsbeleving waar de tijd stilstaat, waar geen woorden en gedachten zijn die de dingen benoemen, die de uren tellen en ons de werkelijkheid openbaren. Een tel is een lek in de geslo- ten ring van de tijd, schreef Cornelis Verhoeven.

Wanneer men uit de extase van deze religieuze ‘ervaring’ treedt en de tijd weer loopt, kan dit op de een of andere manier als een herinnering worden gevoeld of gezien, als een tijdloos moment, een piekervaring die als een heimwee al het doen en laten bepaalt. Misschien is heden ten dage dit heimwee sterker dan ooit omdat de meetbare tijd in het publieke domein bijna een monopolie lijkt te heb- ben. Men dient zich te haasten om bij te blijven. Stilstand is achteruitgang. Men moet efficiënt en doelmatig werken, stipter zijn dan ooit tevoren en vaak onge- acht de omstandigheden. Oscar Wilde beweerde nog dat stiptheid de dief van de tijd is, omdat ze de tijdsbeleving onderwerpt aan het dictaat van een zakelijk stra- mien als punten in een volstrekt verdinglijkte tijd24, maar een dergelijke uitspraak

klinkt nu als wereldvreemd. Dat het niet vanzelfsprekend is zoals er nu met tijd wordt omgegaan kan ook worden geïllustreerd met een honderd jaar oud citaat van een Polynesisch opperhoofd.

‘De Europeanen zijn voortdurend ontevreden met hun tijd en ze klagen de grote geest aan dat hij niet meer gegeven heeft. Ja, ze beschamen zijn wijsheid door elke nieuwe dag naar een ingewikkeld patroon te delen en te verdelen. Ze doorsnijden hem net zoals men kruisgewijs een kapmes door een zachte kokosnoot trekt. Elk

deel heeft een naam: seconde, minuut, uur. Een seconde is kleiner dan een mi- nuut en deze kleiner dan het uur. Samen vormen ze de uren. Om een uur te maken heeft men zestig minuten nodig en nog veel meer seconden.

Dit is een verwarde geschiedenis, die ik nooit goed begrepen heb, omdat het mij niet juist lijkt langer dan nodig is hierover na te denken. Maar de Europeanen doen daarover zeer gewichtig. Mannen en vrouwen en zelfs kinderen die nauwe- lijks op hun benen kunnen staan dragen in hun lendendoek, aan metalen kettin- gen gebonden en om de hals hangend of om de pols gesnoerd, een kleine platte ronde machine waarop ze de tijd kunnen aflezen. Het wordt de kinderen geleerd door de machine tegen hun oor te houden om ze nieuwsgierig te maken. Zo’n machine die men gemakkelijk op twee vingers kan dragen, ziet er in haar buik uit als de machines in de buik van de grote schepen die jullie kennen. Er zijn grote en zware tijdmachines die staan in het binnenste van de hutten of hangen boven aan de hoogste huizengevels, zodat ze van ver kunnen worden gezien. Wanneer een deel van de tijd om is, wijzen kleine vingers buiten op de machine dat aan en tegelijk begint de machine te schreeuwen. Als een deel van de tijd voorbij is, ont- staat er in een Europese stad een geweldig gedruis en lawaai. Als dit lawaai weer- klinkt klagen de Europeanen: ‘Het is vreselijk dat er alweer een uur voorbij is.’ Daarbij trekken ze gewoonlijk een somber gezicht als iemand die een groot lijden te dragen heeft, hoewel er toch direct weer een nieuw en fris uur aanbreekt. Ik heb dit nooit begrepen, maar ik vermoed dat het een ernstige ziekte is. ‘De tijd jaagt als een schaduw heen, de tijd gaat snel, geef me toch een beetje tijd.’ Dat zijn de klaagroepen van de blanke man.’25

Vergeleken met toen is het indelen en opdelen van de tijd toegenomen, is het tijdspectrum breder geworden, is het alsof de tijd steeds sneller gaat26. In het

publieke domein wordt alles gepland en tracht men de tijd zo nuttig en effectief mogelijk te besteden zodat het niet gemakkelijk is tijd te verkwisten. Tegelijk ontglipt het ons en stroomt het als water door de vingers. Maar misschien kun- nen de verschillende soorten tijd die nu meer dan vroeger kunnen worden onder- scheiden, niet zonder elkaar, misschien roepen ze elkaar op zoals tegenstellin- gen dat doen. Vermoedelijk houden mensen het met alleen de computertijd niet uit. Hoe meer meetbare tijd in het publieke domein, hoe sterker de behoefte om in het privé domein op zoek te gaan naar de religieuze tijd. Maar ook in het pu- blieke domein klinkt de roep om een andere benadering, want zo kan de oproep van minister De Boer tot onthaasting wel worden geïnterpreteerd.

Dit is echter geen gemakkelijke onderneming. We kunnen de meetbare tijd waar- schijnlijk niet gebruiken om aan diezelfde meetbare tijd te ontsnappen, want door dat te doen versterken we juist wat we proberen teniet te doen. De opdracht om een bepaald tijdsgevoel met hetzelfde tijdsgevoel ongedaan te maken lijkt een

mission imposible. We zijn als persoon vaak al teveel een product van de meetbare

tijd geworden, maar de behoefte en het verlangen naar een transcendentie van die tijd lijken onuitblusbaar. Soms gebeuren er toch dingen die we niet in de hand hebben, die ons overkomen. Dan lost ons ikbesef op, staat de tijd stil en is er een intuïtief en woordloos weten.