• No results found

Hedendaagse religieuze ervaringen

3.7 Ervaringen van pijn en verdriet

In het onderzoek van Mihaly Csikszentmihali valt flow, als het optimale geluk, niet samen met de afwezigheid van pijn of ongeluk. Integendeel, het omvat beide polen in een hogere synthese. Dit sluit aan bij wat Abraham Maslow daarover schrijft in zijn brochure over piekervaringen.

‘Onze gelukkigste en onze ongelukkigste ogenblikken stemmen in bepaalde ande- re verbijsterende opzichten met elkaar overeen of lopen parallel en kunnen soms op merkwaardige wijze bijna in elkaar overgaan, speciaal bij gevoelens opgewekt door liefde of dood en waarschijnlijk ook bij ervaringen van religieuze aard.’63

Er is een bepaalde relatie tussen geluk en pijn. Evenals bij de definiëring van geluk kan ook pijn op allerlei manieren worden omschreven64. In relatie tot opti-

maal geluk wordt in dit kader gedoeld op een ernstige vorm van pijn waar zowel somatische als psychische factoren nauw met elkaar liggen verweven. Vroeger

werd dat misschien meer met het woord ‘lijden’ aangeduid, dat zowel ernstige pijn als ernstig verdriet omvat. Met pijn- en gelukservaringen wordt verwezen naar twee polen die elkaar niet alleen beïnvloeden maar elkaar op de een of ande- re manier ook lijken te bepalen. We beseffen pas wat voor groot goed gezondheid is als we ziek worden of als we geconfronteerd worden met de ziekte van iemand uit onze directe omgeving. We beseffen pas wat we hadden wanneer we het kwijt zijn!

Ook in religieuze tradities speelt pijn en lijden een belangrijke rol. In het chris- tendom vormt het lijden de weg tot verlossing, de dood leidt tot verrijzenis. ‘Je gaat de deur van het leven binnen, wanneer je ook de pijn van het leven bij je binnenlaat’, zegt een vrouw tegen een ziekenhuispastor65. Pijn en verdrukking

horen bij het leven evenzeer als geluk en bevrijding en ze staan niet los van el- kaar. Pijn- en gelukservaringen kleuren elk bestaan en zijn fundamenteel bij de vorming van levende wezens.

‘De pijn bewijst het levend-zijn van onze existentie en bevestigt de realiteit van de dood als bezegeling van onze eindigheid. Zonder overdrijving kan men veronder- stellen dat de wereld zich de mensen eerder openbaart wanneer zij pijn onder- gaan dan wanneer zij in blakende gezondheid verkeren.’ 66

Ieder wezen kan pijn ervaren, is daar vaak weerloos aan overgeleverd en lijkt daarin verbonden met alles wat leeft. ‘Zelfs elk dier dat lijdt komt ons een stap nader. Het spant zich in ons in te halen. Gedurende zijn lijden kan men het onmogelijk een graad van bewustzijn ontzeggen, hoe gering dan ook.’67 Ernstige

pijn kan onze waarnemingen samenhang geven in de zin dat alles pijn doet en alles pijn is. In een intensieve pijnervaring vervaagt de grens tussen binnen en buiten, vindt er een vermenging plaats van het private en openbare, wordt de taal verstoord en leidt tot een ontwrichting van bewustzijnsinhouden. Pijn is een to- taliteit, schrijft Jean-Pierre Wils en hij verwijst naar een pijnervaring van een zekere Harold Brodkey.

‘Plotseling zonder duidelijke overgang, glij je – gleed ik – een grijze olieachtige, flakkerend verlichte hoes van vrijwel volledige pijn binnen. Ik zou kunnen zeggen dat de hachelijkheid van mijn situatie mijn aandacht zo opslorpte dat ik alles vergat, alles verloor wat me zintuiglijk vertrouwd was, dat ik het besef van een nabijgelegen staat van pijnloosheid verloor.

Ik bevond mij in het pijncontinuüm. Ik was me hier nog niet zo van bewust – ik zat gewoon losjes ingewikkeld in een enigszins olieachtig, smerig halftranspa- rant, rubberen gevoel van ontwrichting en een verlies van elke normale binding met het leven. Bepaalde vanzelfsprekendheden waren weggevallen, zoals de van- zelfsprekende verwachting, de garantie, dat je adem kunt halen of dat je iets kunt zien. Dat was het inderdaad, het wegvallen van de meeste dingen die je normaal gezien verwachtte, een serie correcties: pijn is een helse serie correcties. Ze lijken definitief te zijn, een heel anders-dan-het-licht-Gods. Je kunt er haten. Geluk is non-existent, is verslapping van de aandacht, degeneratie van het verstand, is onnozele grijnzende, loerende idiotie. Je bent verlost van de voogdij en het beper-

kende gezelschap en de onwetendheid ten aanzien van je geluk. Je bent in die zin verlost dat je bent platgedrukt; en wat uit je lichaam opstijgt, is niet door jezelf gewild: men baart een veld zwarte bloemen, allerlei kreten, al dan niet werkelijk geslaakt, allerlei krassende geluiden, allerlei blikken van angst.

Herinneringen die onmogelijk bij je zouden opkomen wanneer je gelukkig bent of geen pijn hebt, drommen samen en vormen een complete wereld, een continuüm dat teruggaat tot het begin der tijden. Hier zijn hondkoppige wezens, verschijnin- gen, bekende bonkgeluiden, priemende steken, heet, afschuwelijk, luidruchtig. Ze dateren uit vervlogen tijden en kunnen zich transformeren.’68

Er wordt hier gesproken over een verlies van elke normale verhouding tot het leven, van het wegvallen van alle vanzelfsprekendheden. Het subject kan geen afstand meer nemen tot zichzelf en het voorstellingsvermogen is vernietigd. Wan- neer de pijn totaal wordt en tot een gevoel zonder voorstelling verandert, ver- dwijnt de subject-object relatie van het bewustzijn en wordt er gesproken over een tijdloos continuüm.

‘De pijn onderbreekt de successie van de tijd, stort de lijdende in een subjectieve tijdloosheid. In de pijn is alles onontwarbaar gelijktijdig. Het is geen toeval dat deze ervaring een simultaniteit of gelijktijdigheid in de christelijke mystiek als identificatie met het lijden en met de pijn van Jezus werd begrepen. Daar geldt de gelijktijdigheid als eeuwigheid.’69

De totaliteit, het wegvallen van de subject-object relatie en de tijdloosheid verto- nen enige gelijkenis met genoemde karakteristieken van de religieuze ervaring. Deze kenmerken versterken bovendien de gedachte dat intensief geluk en inten- sieve pijn meer met elkaar gemeen hebben dan men geneigd is aan te nemen. Dat is in de huidige tijd en in de beleving van veel mensen een moeilijk te accep- teren opvatting.

In vroeger tijden ging men er vanuit dat de remedie tegen pijn en lijden niet zozeer bestond uit het wegnemen als wel in het leren accepteren ervan, het er- mee leren omgaan. Volgens Oscar Wilde (1854-1900) vormen pijn en lijden het medium waardoor mensen zich bewust worden van het bestaan. Friedrich Niet- zsche (1844-1900) schreef dat men in zijn tijd pijn en lijden al meer haatte dan in eerdere generaties, toen veel mensen een school van kwelling en ontberingen doorliepen en een vrijwillige beoefening van pijn en lijden zelfs als een noodza- kelijk middel tot behoud en geluk zagen70. Men voedde in vroeger tijden kinde-

ren op tot het verdragen van leed en verdriet. Men deed hun extra pijn om best- wil.

Dat is een andere benadering dan tegenwoordig, waar we er veelal van uitgaan dat pijn niet mag, dat we het lijden moeten bestrijden en wegnemen. Alleen al de gedachte aan pijn is voor velen nauwelijks te verdragen. We hebben het over pijnbestrijding in plaats van te spreken over pijnbehandeling waar de pijn erkend wordt als een aspect van het bestaan en niet met wortel en al is uit te roeien. Maar in alle ziekenhuizen zijn inmiddels pijnbestrijders. De wens tot een pijnloos be- staan is dominant te noemen.

Men kan zich afvragen wat dit betekent voor optimale geluksbeleving en voor religieuze ervaring. Het kan de maatschappij oppervlakkiger maken, omdat we datgene waardoor we ons bewust worden van onze existentie zoveel mogelijk willen vermijden. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat het amper zal lukken pijn en verdriet uit het leven te bannen. Dit inzicht maakt echter tegenwoordig een omweg. Het is moeilijker te accepteren, omdat velen met het bestrijden van pijn worden opgevoed. Niet dat elke pijn moet worden geaccepteerd – ernstige pijnen kunnen worden ingedamd en verdoofd – maar niet elke pijn zou moeten worden bestreden. Pijn en verdriet zouden minder een taboe moeten zijn. ‘Het eigenlijke dat in onze cultuur wordt verdrongen is niet de seksualiteit, maar het verdriet’, schrijft Cornelis Verhoeven in 1965. ‘Als we dit taboe doorbreken zou er wel eens een heel andere maatschappij kunnen ontstaan waar het besef van lijden en ver- driet het uitgangspunt vormt in plaats van dat het erom gaat dit te bestrijden en uit te bannen. Want in feite is alles vergankelijk en gaat alles voorbij. Er is niets dat blijft en eeuwig duurt. De pijn van de dood is in elk moment van het leven aanwezig’. 71

In ieder leven echter dringen pijn en verdriet zich op, of we het nu willen of niet. De tachtigjarige Hein Thijssen72 beschrijft een periode in zijn leven van volko-

men ontreddering welke hij vergelijkt met een verslaving zoals bij alcohol, drugs, tabak, een verliefdheid of iets anders dat diep ingrijpt in het organisme. Hij geeft aan dat hij vrienden en een collega heeft gekend die bewust de dood hebben gekozen boven het opgeven van hun verslaving, omdat ze de afschuwelijke leegte van een leven zonder verslaving niet zouden aan kunnen. Zelf ziet hij de werking van zijn ik als een verslaving, die hem de pijn van zijn verleden laat zien en hem de diepte intrekt naar de wortel van alle spanningen en roerselen, waarbij hij overspoeld wordt door een soort doodsangst die al het leven verduistert. Uitein- delijk besluit hij alles los te laten en in blinde overgave alleen maar toeschouwer te zijn. Hij begint met kijken of om misschien een beter woord te gebruiken: gewaar zijn. Als hij weer eens wanhopig is of bepaalde angsten heeft, zich over van alles zorgen maakt, probeert hij als buitenstaander er naar te kijken zodat hij zelf niet meer betrokken is bij datgene wat er in en bij hem plaatsvindt. Thijssen schrijft dat vanaf dat moment het systeem van ‘het ik’ ineens wordt vergruizeld. Hij waant zich dan in een leegte en van alle cerebrale ballast bevrijd. Dit pijnlijke en angstaanjagende proces benoemt hij als een mystiek gebeuren dat universeel en tijdloos is en waar iedereen vroeg of laat in terecht zal komen.

Het lijden, de pijn en het verdriet hebben hier een louterende functie en bewerk- stelligen het loslaten van het ik, vergelijkbaar met de intense pijnervaring van Brodkey waar een ontwrichting van het gewone leven plaats vindt en waarop later vanuit een andere situatie wordt teruggekeken. Soms zingen mensen door hun tranen heen en ver boven hun macht. Later blijken ze dat te kunnen benoemen als verschrikkelijk mooi.

Er is een oud verhaal (een koan uit de Zen-traditie) waar een leerling met zijn leermeester door een dorp loopt waar rovers en moordenaars vreselijk hebben huisgehouden en onnoemelijk leed hebben veroorzaakt. De leerling ziet de ver- schrikkingen die zo hartverscheurend zijn dat hij ze amper kan verdragen, maar de goeroe zegt: zie je hoe volmaakt alles is.

Intensieve pijn- en gelukservaringen hebben een aantal zaken gemeen. Men heeft geen pijn maar men is de pijn, totaal, waar het ego geheel in ondergaat en waar taal en tijd geen rol meer spelen. Deze kenmerken zijn ook terug te vinden bij intense gelukservaringen. Beide zijn in die zin als religieuze ervaringen aan te duiden, omdat er sprake is van een eenheidsbeleving, van een verlies aan zelf- besef, van een bepaalde tijdloosheid en van het moeilijk onder woorden brengen van het ervarene.

Het gelukzalige (het optimale geluk) dat de tegenstelling van geluk en verdriet zou overstijgen, lijkt in het diepste lijden en bij de ergste pijn echter moeilijk herkenbaar. Waarschijnlijk is het pas aanwezig in latere momenten, als men de pijn overwonnen of doorstaan heeft, en vormt het in die zin de poort tot optimaal geluk. Misschien dat het ene uiterste het andere uiterste oproept. Het ware te wensen dat er meer onderzoek werd gedaan naar de manier waarop mensen met hun pijn en hun verdriet omgaan in plaats van zich voornamelijk bezig te hou- den met onderzoek naar het bestrijden en wegnemen van pijn. Als er meer on- derzoek plaats vindt naar wat het ervaren en doorleven van pijn en verdriet men- sen kan doen, kan misschien ook duidelijker worden hoe een optimale gelukservaring of een religieuze eenheidservaring daarmee in verband kan wor- den gebracht.

Mijn indruk is dat mensen vaak komen vast te zitten in hun verdriet, dat ze ten onder gaan in de pijn en het lijden dat hen overkomt, terwijl bij mensen met mystieke en religieuze ervaringen valt te beluisteren dat ze op een of andere manier door hun verdriet, hun lijden heengaan. Mihaly beschrijft flow als een optimaal geluk dat pijn en verdriet integreert en overstijgt, in ieder geval niet uitsluit. Ver- moedelijk brengen we geluk om zeep als we alleen maar geluk willen en alle verdriet en pijn uit het leven proberen weg te snijden. Misschien is het niet on- derkennen van geluk in het lijden kenmerkend voor onze cultuur waar niet meer zoals in vervlogen tijden mensen zich zelfs in opperste gelukzaligheid aan de goden lieten offeren of zingend op de brandstapel stonden.

Wanneer we op de juiste manier met pijn en verdriet weten om te gaan, zouden ze een doorgang kunnen vormen naar het religieuze en naar optimaal geluk. Dit pleit voor een meer positieve benadering van de verschrikkelijke dingen die men- sen tijdens hun leven kunnen overkomen en voor het opheffen van het taboe waar Cornelis Verhoeven op wees. Ik ben ervan overtuigd dat men daardoor meer open kan staan voor religieuze ervaring.