• No results found

Het historisch kader van de westerse secularisatie

2.6 Religieus of spiritueel

De aanduiding ‘religieus’ verwijst in sterke mate naar religie en religiositeit. Dat maakt het enigszins gecompliceerd, want om een aantal redenen is religie (en daarvan afgeleid dus ook religieus en religiositeit) moeilijk te definiëren. Allereerst hangt dat samen met de ouderdom en de algemeenheid van het ver- schijnsel religie dat soms meer een soort grabbelton lijkt te zijn waaruit ieder kan nemen wat hem of haar goeddunkt. De een zal de uiterlijke kenmerken bena- drukken, de riten, de eredienst, de religieuze gebruiken, de ander meer de leer, de waarheid en weer een ander zal de persoonlijke beleving als het belangrijkste naar voren brengen. Dit zijn verschillen die voor de nodige communicatiestoor- nissen kunnen zorgen.

Een tweede reden is dat er ook in de wetenschap een veelheid van benaderings- wijzen is te onderscheiden. Een sociologische benadering verschilt van een psy- chologische of een economische. Men kan voor een benadering vanuit de cultu- rele antropologie of vanuit de ethologie kiezen, vanuit de politiek (de machtsverhoudingen, invloedsferen en intriges), de geschiedenis (kunstgeschie- denis, vaderlandse geschiedenis, allerlei perioden met diverse invalshoeken) of de theologie, nog afgezien van welke verschillende richtingen en stromingen daarin zijn te onderscheiden. Het is ook mogelijk te onderzoeken in hoeverre religies (of mensen en hun ervaringen die religieus genoemd worden) een bepaalde waarheid bezitten, in hoeverre ze overeenkomen met bepaalde leerstel- lingen, of ze door een kleine elitaire groep of een grote bevolkingsgroep wordt onderschreven. Men kan binnen religies naar de machtsconfiguraties kijken, naar de eredienst, de cultus of de satisfactie. Kortom, vanuit allerlei invalshoeken en vakdisciplines is een benadering mogelijk, hetgeen voor veel verschillende inter- pretaties en definities zorgt.

Een derde reden die het definiëren van religie en van religieus en religiositeit bemoeilijkt, is het gegeven dat ze nauw verweven zijn met taal en cultuur, met alles wat mensen bezighoudt en daarom moeilijk los zijn te zien van de histori- sche achtergronden, van de eigen geschiedenis, opvoeding, tijd, plaats en eigen identiteit. Soms identificeren mensen zich zodanig met hun godsdienst, hun religieuze cultuur dat, als deze wordt aangevallen, zij zich als volk en persoon voelen aangevallen. Godsdienstoorlogen zijn in de geschiedenis niet voor niets een frequent voorkomend verschijnsel. In een geïndividualiseerde maatschappij zijn religie en religieuze ervaring bovendien sterk persoonlijk gekleurd. Dit maakt het moeilijk ze onpartijdig en objectief te benaderen. Zowel culturele antropolo- gen als godsdienstwetenschappers onderkennen dit en worden steeds huiveriger om algemene uitspraken over religie en het religieuze te doen.29

Als vierde reden kan het mysterieuze worden genoemd dat in veel gevallen reli- gieuze zaken kenmerkt. Bij alle pogingen het religieuze onder woorden te bren- gen of te verklaren is er op de een of andere manier ook telkens het verhullende element dat vaak als een mysterie wordt aangeduid. Mystiek verwijst ook naar het mysterieuze. In veel religies wordt over esoterie gesproken, een geheim weten

dat niet communicabel is. ‘Zij die het zeggen, weten het niet, zij die het weten zeggen het niet. Ze sluiten de toegangen, ze sluiten de mond’, schrijft Lao Tsee 30. Er wordt in de geschiedenis voortdurend gerept over magische, mys-

terieuze of irrationele elementen die niet op een gewone wijze kunnen worden verklaard. Dit bemoeilijkt in hoge mate een definitie van religie.

Al deze factoren kunnen uiteenlopende interpretaties en daaraan gekoppelde vooroordelen teweegbrengen. In aansluiting op het gemaakte onderscheid tus- sen godsdienst en religie is religieus niet hetzelfde als godsdienstig, aangezien het laatste specifieker is en op God gericht. Bij godsdienstig of godsdienstigheid is er sprake van een eredienst, van rituelen, van geloof en geloofsartikelen. Het religieuze en godsdienstige staan echter niet tegenover elkaar, want religieus is een breed begrip dat zowel het godsdienstige als niet godsdienstige kan omslui- ten.

In het kader van secularisatie en ontmanteling van de bestaande religie c.q. gods- dienst kan dat verwarring geven. Misschien dat daarom de term ‘spiritueel’ opgeld doet waarbij het kerkelijke en godsdienstige meer worden uitgesloten. Spiritueel en spiritualiteit lijken in het huidige spraakgebruik als profane varian- ten van religieus en religiositeit te worden gebruikt.

Aanvankelijk was spiritualiteit in onze christelijke cultuur een equivalent van religiositeit, welke vooral stond voor een bepaalde godsdienstige levenshouding. Zo werd er in katholieke kringen gesproken over de franciscaanse of benedictijn- se spiritualiteit. De laatste decennia krijgt het woord een veel bredere betekenis. Laeyendecker31 spreekt zelfs van een nieuw begrip in het Nederlandse taalgebied

dat in deze brede aanduiding vroeger niet bestond. Spiritualiteit staat voor uit- straling, hart voor de zaak, het geestelijke van een persoon. Het duidt de spiritue- le of geestelijke dimensie aan en wordt veelal in een niet godsdienstige context gebruikt. Het wordt vaak ook geïnterpreteerd als inspiratie, als een ordenings- principe waarmee men de gegevens in het leven die er werkelijk toe doen tot eenheid en harmonie brengt, of als de toeleg om wat ik ‘buiten’ doe en wat ik ‘binnen’ voel in samenhang te brengen om zo tot een eigen authenticiteit te ko- men32.

Men kan dan ook de vraag stellen of het niet juister is en meer voor de hand ligt over spiritueel en spirituele ervaringen te spreken in plaats van over religieus en religieuze ervaringen om daarmee aan te geven dat vanuit een seculiere en atheïs- tische benadering de relatie met God en godsdienst geen optiek is. Ik kies daar om verschillende redenen niet voor.

Allereerst wil ik het verband met godsdienst niet verbreken omdat de religieuze ervaring daaraan misschien wel ten grondslag ligt en er het wezen van uitmaakt. Het gaat me ook niet om een antitheïstische benadering. Zoals in het vorige hoofd- stuk aangegeven probeer ik een continuïteit met het verleden en het leven van onze voorouders in stand te houden, waarmee ik zelfs poog een brug te slaan tussen gelovigen en ongelovigen.

Een belangrijke reden is ook dat het spirituele meer voor het onzichtbare en niet tastbare staat (lucht is; spiritus staat voor adem, lucht, geest, ziel, levensbegin- sel), hetgeen mij vager voorkomt dan het religieuze dat meer verbindingen heeft met de traditie, met het verleden en de mensen die ons zijn voorgegaan en dat meer verwijst naar hun religieuze ervaringen. Het gaat daarbij niet alleen om het hart, om de geest of de adem maar ook om het hoofd (het rationele, kennis) en de handen (het handelen, het gedrag). In die zin heeft religiositeit meer handen en voeten dan spiritualiteit. Het religieuze is meer geaard, meer ingebed in het materiële dat meer aspecten van het menszijn tot zijn recht laat komen: de pijn en het verdriet, het geluk en de vervoering en de tranen die soms zuiveren en verbinden.

Als ik moet kiezen tussen de term religieus of spiritueel kies ik dus voor reli- gieus. Een spirituele ervaring zonder een affectief en cognitief element vind ik moeilijker als een menselijk verschijnsel te duiden, omdat het teveel naar geest en lucht verwijst. Bij religieus ligt mijns inziens meer de nadruk op het gevoels- matig uitgetild worden boven jezelf, op het zich met hoofd, hart en handen ver- bonden weten met een werkelijkheid. Of die werkelijkheid nu goddelijk, God of iets anders wordt genoemd doet er dan volgens mij even niet toe.

Dit wil niet zeggen dat godsdienstig hetzelfde is als religieus. Godsdienstig is iemand die zich gedraagt volgens de opvattingen en voorschriften van de gods- dienst. Het staat gelijk met God dienend, godvruchtig en vroom. Antigodsdien- stig is iemand die zich daar heftig tegen verzet en het godsdienstige bestrijdt. Dit is niet het geval bij a-godsdienstigheid waar men zich uit ongeloof, onwetend- heid of onverschilligheid van het godsdienstige afwendt, zich er in het geheel niet mee bezighoudt. Hetzelfde kan worden gezegd worden van a-kerkelijk en antikerkelijk, waarbij ik het kerkelijke in de regel als een verbijzondering van het godsdienstige zie.

Wanneer spiritueel en spiritualiteit als seculiere equivalenten gebruikt worden van religieus en religiositeit, kies ik voor de laatste aanduidingen terwijl ik die seculier benader. Met religiositeit doel ik op het vermogen van mensen tot reli- gieus ervaren. Soms spreekt men over traditionele religiositeit om dit af te bake- nen tegenover nieuwe vormen van religiositeit, waarbij gedacht wordt aan vrij- metselarij, soefisme, theosofie of antroposofie33. Er kan een potentiële en een

daadwerkelijke religiositeit worden onderscheiden waarbij de eerste als vermo- gen en de tweede als houding kan worden aangemerkt. Deze religiositeit kan zich manifesteren in een religieus gevoel, in een religieuze ervaring.