• No results found

Zachtmoedig levensvervulling vinden in een stap vooruit van de ander (III iii)

‘Met zachtmoedigheid40 levensvervulling beleven’ interpreteer ik als derde samenwer- kingskwaliteit die handelen van zorgdragers impregneert, naast praktische wijsheid en tact. Door hun tact kennen zij de kunst van het wachten op het goede moment, het te- rughouden. Wanneer een cliënt op enig moment dan verder komt in zijn of haar leven door een stapje vooruit te zetten, beleeft de zorgdrager een mengeling van gevoelens en emoties.

De drager beleeft trots op die ander, zoals ouders trots kunnen zijn op het volwassen worden en de prestaties van hun kind. Als het goed blijft gaan met een cliënt, dan zou dit beleven van trots kunnen doorslaan naar hoogmoed, door te pochen op de eigen ver- dienste die de cliënt verder heeft geholpen. Het tegendeel gebeurt: het gevoel van de drager wendt zich naar blijdschap voor het mogen spelen van een rol in het leven van

40 Ik heb voor het begrip zachtmoedigheid gekozen omdat deze term neutraal is, zowel ten opzichte van het dragen van pijn en verdriet wanneer waarden in relaties met anderen in de knel komen, als ten opzichte van blijdschap en vreugde over een stap vooruit van een cliënt.

deze cliënt. In die rol vindt de drager levensvervulling. Zachtmoedig beleeft de drager het grandioze van de stap vooruit van de ander als eigen levensvervulling.

Die wending van trots naar blijdschap beschouw ik als uitdrukking van hun onderlig- gende inzet voor een groeiklimaat. Dragers zijn in mijn interpretatie namelijk tegelij- kertijd trots op de cliënt dat die een doel heeft gerealiseerd en vervult van blijdschap dat zij hieraan mochten meewerken. “Ik wil wel graag winnen ... Als mijn team mee- doet, dan wil ik wel dat mijn team heel erg goed is. [...] Ja, een beetje zoals we als Ne- derlanders achter het elftal staan. We willen toch dat ze winnen of in ieder geval dat ze iets brengen. Als ze dan niet winnen, dan willen we in ieder geval dat ze de leukste club zijn. […] Als het wel goed gaat dan ben ik gewoon hartstikke blij en trots.” (resp. B).

Dragers weten hun onvrede over onrechtvaardigheid om te vormen naar mededogen met cliënten die uit de boot zijn gevallen: zij gaan voor cliënten ‘tot het uiterste’. Een cliënt die dan een stap vooruit zet raakt de eigen levensvervulling. Dat kan een gevoel van blijdschap geven. “...daar hebben we het voor gedaan!” (resp. O). “Ik kan echt een ontiegelijke klotendag hebben, dat echt alles bijvoorbeeld helemaal fout gaat, dat het stress is, en dan maakt een cliënt een opmerking ... zo mooi is dat!” (resp. M). Zacht- moedig levensvervulling vinden speelt in het aanvaarden van zowel het eigen lot als dat van anderen, zonder daarin te berusten.

Ontroering waarmee dit aanvaarden gepaard gaat heeft gezien het voorgaande twee be- standdelen. Hij of zij beleeft ten eerste dat persoonlijke groei van de cliënt niet primair eigen verdienste is, maar neemt het als een cadeautje in ontvangst met trots op die an- der. Grond voor deze kant van ontroering is dat zorgdragers de kracht beleven waarmee de cliënt een groeimogelijkheid benut. De groei is verdienste van de cliënt zélf, beleeft de zorgdrager. Tegelijkertijd vloeit als tweede bestanddeel de ontroering van de drager even zo sterk voort uit het gevoel dat een stukje van diens eigen levensopgave zich rea- liseert. Dan overheerst het gevoel van blijdschap. “Maar deze meneer zit nu? […] In Apeldoorn, in de afkick en dat schijnt hartstikke goed te gaan wat ik zo via collega’s te horen krijg. Dus dan denk ik: ‘Ja, dat is: wauw!’ Dat is het cadeautje wat je dan krijgt van ...” (resp. O).

Onder het zachtmoedig beleven van levensvervulling liggen existentiële pijn en onvre- de, die in transformatie zijn gekomen en nu positieve energie geven om tot het uiterste te gaan. “... Ik kan heel slecht tegen onrecht. En dat heeft weer met mijn verleden te maken, maar goed. Daardoor kan ik er ook slecht tegen als ik denk dat een cliënt het slecht heeft. Ik zal tot het uiterste gaan om een cliënt verder te helpen. En soms weet ik dat het tegen beter weten in is.” (resp. O). Deze zachtmoedigheid is uit drie subthema’s opgebouwd:

III. iii. a Stap van cliënt is een cadeautje

III. iii. b Leren loslaten als de cliënt niet verder komt III. iii. c Zachtmoedig met collega’s omgaan

III. iii. a Stap van cliënt is een cadeautje

De mengeling van trots en blijdschap heb ik vooral in de spreektoon van dragers ge- merkt. Om die spreektoon enigszins te laten ervaren heb ik onderstaand citaat niet ge- corrigeerd op zinsbouw en stopwoorden. Het beleven van levensvervulling treedt bij respondent O op wanneer, na het loslaten van een cliënt, deze iets van zich laat horen, zoals door een kaartje, briefjes en dergelijke. O bewaart alle briefjes en kaartjes van zijn cliënten. Als een kind zo blij heb ik hem ervaren met zijn ‘cadeautjes’. “Die heb- ben we een aantal dagen met ons meegenomen, om eh, omdat we bezig waren om ‘m, eh, binnen een centrum te krijgen waar die zich wat beter zou voelen, en ehm, toen ‘ie weg was, toen kregen wij van z’n moeder en van z’n zus kregen we een taart aangebo- den, nou, daar doe je het niet voor, maar het was toch wel heel erg leuk ... (bladeren in fotoboek, gerommel) […] Dat is de taart. Er staat op: ‘Jullie zijn kanjers’. En dat was puur omdat we deze meneer, eh, deze meneer blowde alleen maar, dus alleen maar wietgebruik, maar ja, negentien jaar. ’t Had mijn zoon kunnen zijn. […] En eh, ja, dat was toen, uiteindelijk was het natuurlijk hartstikke leuk dat je dan zo’n taart krijgt. […] Dus, ja, wat dat betreft heb je dan van die, dat zijn van die cadeautjes dat je zegt van eh: ja, wauw. Zo hebben we ook een meneer gehad, ... […] uiteindelijk kreeg ik, toen ‘ie in de Wending zat na een paar maanden, kreeg ik een mailtje van ‘m, omdat hij mijn mailadres had [...]: ‘Bedankt voor een halfjaar schoppen.’ (stilte). Cadeautje. Ca- deautje, dat dat, dat spreekt gewoon voor zich. En dan denk ik van ja, daar doe je het voor. Ja. Ja. Ja. Nou, en om nog een ander mooi voorbeeld te geven, van onze buiten- landse cliënten … Dit is (laat een getekende en handgeschreven kaart zien) van een eh, van een Poolse mevrouw, eh, heel katholiek, en eh maar, kijk hoe ze mijn naam schrijft? [...] Dus ook, ook verkeerd geschreven maar toch de intentie om het goed te doen, weet je wel: ‘Dank dat u mij niet op straat heeft laten sterven.’” (resp. O). Een moment waarop dragers trots en blijdschap beleven is bij het afscheid nemen van cliënten, die sterker zijn geworden. B en haar collega’s staan stil bij het verhaal dat een cliënt op een afscheidsbijeenkomst vertelt over haar worsteling en groei om uit de put te komen. B wil haar verhaal graag horen, het raakt haar opnieuw terwijl ze het toch al kent. Ontroering maakt zich van haar meester, waar ze uit ervaring al enigszins op is voorbereid: ze heeft haar zakdoek bij de hand. Zij ervaart een mengeling van trots en blijdschap. “Dat mensen hun eigen kracht[verhaal] vertellen aan de hand van een foto. Hoe ze bezig zijn geweest met herstel. [...] Nou, dan zitten mijn collega en ik met de zakdoeken voorop en dan trots te wezen omdat we vaak gezien hebben dat iemand zo diep heeft gezeten. Waar dat naar toe gaat, ja? Dan ben je blij, op zo’n moment.” (resp. B).

Met trots en blijdschap beleven B en O hoe cliënten uit de put klimmen.

III. iii. b Leren loslaten als de cliënt niet verder komt

Respondenten maken ook cliënten mee met wie het niet goed komt en die hun leven niet op de rails krijgen. Dragers accepteren dit, door cliënten dan ook los te laten zon- der dat hun gevoel van levensvervulling daar onder lijdt. Het loslaten interpreteer ik als

zachtmoedigheid. Realiteitszin geeft aan dat het deze cliënt voorlopig niet zal lukken om op eigen benen te staan. “Maar het is ook zo als ik op de opvang kom dat ik denk: oh, shit, je hoort bij het meubilair bijna. Want je zit er al twaalf jaar bij wijze van spre- ken.” (resp. P). Ondergrond voor deze realiteitszin is het beseffen dat het ontsporen in een uitzichtloze situatie iedereen kan overkomen, ook de zorgdrager zelf. P beleeft het als een dunne lijn waarbij hij zo aan de andere kant kan staan. “En dat is ook een van de dingen die je met dit werk ook altijd voor ogen moet houden: er hoeft maar iets te gebeuren wat er bij mij fout gaat in mijn leven en ik kom aan de andere kant van die balie te staan.” (resp. P).

Zorgen om een cliënt, waar de drager zich intensief om bekommert, kunnen het pri- véleven gaan domineren. P heeft geleerd die zorg niet mee naar huis te nemen. Tegelij- kertijd is P thuis wel benaderbaar voor cliënten. Maar als hij er niets mee kan, heeft hij geleerd om los te laten. “In het begin nam je heel veel wel je werk mee naar huis. Bin- nen een jaar of anderhalf had ik zoiets: daar moet je mee stoppen want anders gaat het niet goed met je. Nu ben ik ook heel makkelijk, kan het heel makkelijk van me af zet- ten, ja. […] Op het moment dat ik klaar ben met mijn werk is het gewoon voor mijn collega’s, voor de maatschappij (stilte) ... En dat moet je wel leren hoor.” (resp. P). Zachtmoedigheid spreekt voor mij uit het verhaal van P, door zijn aanvaarden dat er ook cliënten zijn die ‘tot het meubilair behoren’ in combinatie met zijn gevoel van kwetsbaarheid, dat het hem ook had kunnen overkomen.

III. iii. c Zachtmoedig met collega’s omgaan

Ook collegiaal interpreteer ik een zachtmoedige houding. Als B het voor haar lastige en kritische gesprek met haar directeur H gaat voeren, heeft zij vooraf een appeltaart ge- bakken om er aan het eind van het gesprek samen van te genieten. Zij beleeft dan: “Hè, we zitten hier toch maar goed aan die appeltaart, met elkaar, ondanks al die zure ap- pels.” (resp. B). B besluit tenslotte de bezuinigingen en de rol van de directeur daarin te accepteren. Als zachtmoedig aanvaarden van de situatie zoals die nu eenmaal is, inter- preteer ik het thuis bakken van de appeltaart en daar samen op het werk van genieten. Haar handelen – vooraf bakken van de taart – is uitdrukking van zachtmoedigheid, meer dan haar door emotie gestuurde weerstand.

Met hun zachtmoedige opstelling lijken bezuinigingen, reorganisaties en rigide regels zorgdragers niet of nauwelijks te raken. Zij blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden, laten zich niet van de wijs brengen. Respondent K verbaast zich erover hoe sommige collega’s lamgeslagen raken door bezuinigingen. “Ik hou er inderdaad niet van bij de pakken neer gaan zitten. Dat merk ik wel heel erg bij bepaalde afdelingen, die wel heel erg zo zitten dat je je zorgen maakt en je misschien nachten wakker ligt. Dat kan, dat zal ik niet veroordelen. Maar ik wil wel graag in beweging blijven. Wat we nu ook op- zetten: [...] het is altijd ten gunste geweest van cliënten.” (resp. K).

Respondent P accepteert zachtmoedig de in zijn ogen soms stroeve organisatie. Hij er- vaart dat hij in het belang van een cliënt soms iets onderneemt, dat niet past binnen de regels van zijn instelling. Hij beleeft het echter als levensvervullend dat hij nu met zijn

actie die cliënt steun biedt. Hij accepteert volledig dat hij daarop wordt aangesproken en behoudt tegelijkertijd zijn strijdbaarheid. “Maar daar ben ik dan weer een keiharde in. [...] Ik heb in het verleden wel klappen gehad, maar ja, dat weet ik gewoon, die ac- cepteer ik ook en dat kan ik ook makkelijk van me afzetten. Ik heb het gedaan en ik heb er een goed gevoel bij en ...” (resp. P).

Als derde samenwerkingskwaliteit van de strijdbaarheid van zorgdragers heb ik het zachtmoedig vinden van levensvervulling geïnterpreteerd. Zorgdragers beleven het sterkste dit gevoel van levensvervulling bij het meemaken van een stapje vooruit van een cliënt, in een mengeling van trots en blijdschap. Zachtmoedigheid spreekt daar- naast uit het loslaten van cliënten als persoonlijke groei er niet in zit en uit het aanvaar- den van de gegeven rol van collega’s en van de nu eenmaal gegeven, soms rigide regels in de instelling.

Als voorlopige afronding van dit empirische deel van het onderzoek, ga ik nader in op de wijze waarop zorgdragers volgens mijn interpretatie strijden voor een groeiklimaat.