• No results found

Zorgdragers beleven een groeiend besef van eigen ‘zijn’ als rode draad door hun leven. Sommigen formuleerden dit besef van het eigen zijn als een kort en krachtig statement direct in het begin van ons verkennende gesprek. “Ik ben van mening dat mensen veel meer in hun macht hebben dan zij denken of zelf hebben doen leren geloven, vanuit achtergrond-netwerken, familie, noem maar op. En ik ben er heel erg voor dat we men- sen stimuleren dat ze zoveel mogelijk zelf doen met zo min mogelijk hulp. En dat ze hulp die zij nodig hebben grotendeels zelf vinden.” (resp. C).

Dit statement blijkt C in ons verdere gesprek als een consistente, rode draad door haar leven te beleven. Alle voor haar belangrijke levenservaring brengt zij in verband met dit statement, als een levendige omlijsting. Haar statement zou zo in een beleidsnota kunnen staan. Maar het is geen beleidsjargon, het is een doorleefd motto dat richting aan persoonlijke levensvervulling geeft.

De weg van zelfontplooiing die dragers gaan, kent perioden van pijn verwerken en van leergierig nieuw gebied betreden. In mijn interpretatie ontdekken dragers hun levens- motto door te reflecteren over insnijdende ervaringen. Zij tasten ervaringsbeelden af om ze te laten spreken. Welke wijze les ligt erin besloten? Deze verdiepende beweeg- lijkheid maakt in mijn ogen dat zorgdragers vaardig worden om hun levensmotto te vertellen in de vorm van levendige anekdotes, die tot de verbeelding van de luisteraar spreken. Nergens heb ik hen abstract-theoretische verhalen horen vertellen. In heb bij ieder van hen een geaccentueerde en duidelijke compositie van het levensverhaal ge-

constateerd, met rijke herinneringsbeelden die samenhang en consistentie vertonen, die zij goed onder woorden kunnen brengen.

Zorgdragers beleven dat hun levensmotto tot expressie komt in hun dagelijkse werk- praktijk. Het spannendst vind ik de wijze waarop zij zich naar een nieuwe werkpraktijk toe bewegen. Ik meen namelijk congruentie te zien tussen hun levensmotto en de actue- le werkpraktijk in de periode dat ik hen sprak. Doorslaggevend om op de juiste, pas- sende werkplek terecht te komen is een hint van een naaste.

Dit thema is uit de volgende twee subthema’s opgebouwd: II. C. i Hints serieus nemen

II. C. ii Inzicht uit diepe herinneringen

II. C. i Hints serieus nemen

In perioden dat zorgdragers het gevoel hebben dat hun waarden in relaties met anderen in de knel komen, aanvaarden dragers dat zij niet verder komen. Zij gaan niet bij de pakken neer zitten, noch innerlijk dieper graven. Zij beleven dat het antwoord buiten, bij een ander te vinden is. Deze stemming is te vergelijken met het gevoel verdwaald te zijn in een woest landschap. Diep van binnen leeft vertrouwen dat er een pad is dat naar de toekomst leidt. Wie helpt dat pad te vinden? In alle verhalen van dragers is dat een naaste op wie zij gesteld zijn. Het kan een familielid, collega, vriend of vriendin zijn. Altijd is het iemand waarmee de drager een warme band heeft. De hint van die an- der heeft een eenvoudig, concreet en actiegericht karakter. “Toen kwam mijn dochter opeens met: ‘Pa, ze zoeken een nachtwacht bij het Leger des Heils’. Nou, ik heb gesol- liciteerd en ik was eigenlijk binnen een maand aangenomen.” (resp. P).

H vertelt hoe hij ertoe kwam voor de functie van directeur intern te solliciteren. “Toen kwam de toenmalige bestuurder, die had gehoord vanuit het circuit: nou, die H gaat misschien wel weg. Die [bestuurder] vond: ‘Dat is wel het laatste wat ik wil, dat jij weggaat. Jij bent iemand die [bij onze instelling] geboren en getogen is, je bent onze missie’. En dat was in een periode dat ik me ook wel zorgen maakte over [onze zorgin- stelling]. Ik had [daar] veel kritiek op als manager. [...] Die stak ik nooit onder stoelen of banken, dus … Ik vond het op zich wel bijzonder dat ...Toen heb ik gesprekken met die bestuurder gehad. Heb gezegd: ‘Joh, ik wil er serieus over nadenken.’ Toen hij: ‘Je krijgt achtenveertig uur.’ Ik zeg: ‘Nou, dat is goed.’” (resp. H).

Een hint om te gaan reizen zette bij C de wissel om. “En ik weet nog hoe dankbaar dat ik was dat iemand tegen mij zei: ‘Joh, C, heb je wel eens daarover nagedacht om te gaan reizen?’ Die persoon heeft het bij mij aangezwengeld.” (resp. C).

In mijn ogen beleeft de zorgdrager aan de hint bevestiging van een nog maar vaag ver- moeden van de volgende stap of fase van richting geven aan het eigen levensverhaal. De drager besluit gehoor te geven aan de hint en beleeft achteraf een wending die het gevoel van eigenwaarde uit de knel haalt. De nieuwe ervaring maakt ruimte om het vermoeden van een nieuwe levensvervulling bewust te bekrachtigen. Van het leven zelf

krijgt de drager als boodschap: dit is de juiste stap die past bij jouw te ontdekken le- vensmotto.

II. C. ii Inzicht uit diepe herinneringen

“Mijn opa heeft als kind zijnde ooit wel eens tegen mij gezegd: ‘Joh, kind, de stand van de wind, die kan je niet veranderen. Maar de stand van jouw zeilen kan je wel verande- ren.’ En dat is een uitspraak, die loopt als een rode lijn door mijn leven.” (resp. C). De woorden van de opa van C draagt zij als een dierbare herinnering bij zich. Die gekoes- terde woorden bekrachtigden de hint die een naaste haar gaf om een wereldreis te gaan maken. Het gehoor geven aan de hint beschouw ik als een nieuw kristallisatiepunt waar omheen zich vroegere ervaringsbeelden opnieuw ordenen. Haar opa gaf in haar vroege jeugd woorden aan wat eens haar levensmotto zou blijken te zijn. Door het gehoor ge- ven aan de hint beleven dragers groeiend inzicht op basis van vroegere levenservarin- gen. Het levensmotto is dermate verbonden met en voortgekomen uit insnijdende le- venservaringen, dat dragers het als een onvervreemdbaar en authentiek element van de eigen persoonlijkheidsstructuur kunnen aangeven.

Zorgdragers heb ik in de verkennende gesprekken als onaantastbaar in hun levensmotto ervaren.

Nog twee voorbeelden van levensmotto’s, P: “Ik heb het altijd gewild, met mensen werken: maar ik was er nog niet klaar voor. [---] Mensen die gewoon bijna machteloos in de maatschappij staan, die het niet kunnen omarmen, hun problematiek. Dan is maar de vraag: wat doe je ermee? Hoe kan je ze helpen? [---] Ik zie ze [nu] niet meer als cli- ënten, ik zie ze ook als mensen die een probleem hebben. En daar help ik ze mee.” (resp. P).

H brengt zijn levensmotto als volgt onder woorden: “We moeten anders naar cliënten kijken ... die gelijkwaardigheid moeten we opzoeken, ‘wederkerigheid’, belangrijk woord. We zijn ook te soft voor cliënten, vind ik. Dat zie je in Amerika ook niet. Dat lijkt dan hard, maar mensen worden gewoon aangesproken op hun mogelijkheden. Jij kan bij ons komen wonen, maar je komt er alleen maar in als je ook overdag gaat wer- ken, of dagbesteding hebt. Hier in huis zeggen ze dan: ja, ja, maar dat kunnen ze niet. Ze zijn veel te ziek. Nee ... Dan denk ik: misschien kunnen ze dat nu niet, maar dat is wel de inzet waar ze naar toe gaan. [...]: ‘Joh, cliënt, wij doen wat voor jou, dat doen we graag, dat doen we goed. Maar wat doe je nou terug? Wat ga jij ons terug betalen ... wat is jouw contributie aan deze samenleving?’” (resp. H).

Er is een moment geweest dat het levensmotto vorm heeft gekregen in een werkprak- tijk, daarbinnen gerealiseerd kon worden. Dat is een vreugdevol gebeuren. Voor P vie- len na het gehoor geven aan de hint van zijn dochter in een paar weken tijd de puzzel- stukjes van zijn leven in elkaar, alsof God het zo had geleid. “Je groeit naar iets toe en dat is niet wetende wat ... Kijk, als ik uit mijn geloofsovertuiging kijk, dan heb ik het altijd gewild, met mensen werken maar ik was er nog niet klaar voor ... en dan komt er op een bepaald tijdstip dat ik zeg: ik wil niet verder met dit vrachtwagengebeuren. Toen merkte ik ook dat ik er klaar voor was. Ja, ja, ik had het tien jaar eerder niet hoe-

ven te doen, denk ik … Achteraf zie je dat allemaal hoor. [...] Dat is toch iets wat God geleid heeft, dat eigenlijk alle puzzelstukjes ineen vielen en ik merkte voor mezelf … ja … dit was het moment gewoon ... Tien jaar eerder, had ik het al gewild, maar dat kwam er gewoon niet van, ten minste toen was ik er nog niet klaar voor.” (resp. P). H zag in New York eindelijk hoe hij zijn antwoord op de dominantie van zorgsystemen gestalte kan geven: de schellen vielen hem van de ogen. “Maar via via zijn we toen op een aantal plekken geland, die zijn we gaan bezoeken en het eerste was Baltic Street. Dat was een organisatie. En ik kwam erachter dat dat een organisatie was die opgetrok- ken is uit mensen met ervaringsdeskundigheid. Toen vielen voor mij, op dat moment, echt de schellen van de ogen. Waar we in Nederland, de [grote zorginstellingen] en noem ze allemaal maar op, grote organisaties, heel veel professionals, alles goed inge- regeld, trof ik daar ... Baltic Street ondersteunde in New York vierduizend cliënten, een beetje vergelijkbaar met [onze zorginstelling], en doen dat uitsluitend met mensen die ervaringsdeskundig zijn, dus: dat dat kan!” (resp. H).

C wil nog steeds niets liever dan het virus van enthousiasme dat zij tijdens haar wereld- reis ontdekte – voor het verzetten van de stand van de zeilen – aan anderen over dra- gen. “Hoe kan ik nou zorgen dat, als ik strakjes op mijn sterfbed lig, ik kan zeggen: nou jongens, (heel zacht) ik heb gedaan wat ik kon. Ja … ... En die wereldreis, ja. Ik raad het iedereen aan. Ga het doen, ga genieten. [---] [Mensen] die je dan meeneemt ... en ook dat virus van enthousiasme gaan krijgen.” (resp. C). Hun levensmotto is bij de acht respondenten opgeweld als inzicht uit ervaringsbeelden die een blijvende indruk hebben achter gelaten.

In het voorgaande heb ik het thema zelfontplooiing geanalyseerd door het uiteen te ra- felen in drie levensoriëntaties: pijn verwerken, leergierig nieuw gebied betreden en de puzzelstukjes van het leven in elkaar laten vallen. Tot slot van dit hoofdstuk geef ik in drie meer biografisch gekleurde beelden een interpretatie van het moment van de wen- ding gedurende het proces van zelfontplooiing weer, waarin hiervoor genoemde zorg- dragers P, H en C hun levensmotto en een nieuwe werkpraktijk ontdekten.