• No results found

Van functionele afstandelijkheid naar gevoeligheid voor bezieling

Aanvankelijk waren mijn analyseresultaten te abstract en afstandelijk; ik moest leren meer sensitief te worden voor wat mensen beweegt. Deze eerste ontdekking in het groeiproces als onderzoeker deed ik toen ik vast bleef zitten in mijn rationele, bedrijfs- kundige analysekader. Ik wendde mij tot het werk van een interviewer die ik bewon- derde, teneinde de kunst van het analyseren en interpreteren ‘af te kijken’. “Mijn drijf- veer is nieuwsgierigheid. Als die onmetelijk is, kun je veel bereiken. Ik ben vaak naïe- ver dan mensen denken. Die onbevooroordeeldheid heb je nodig.” (Meijer, 2000, p. 7). Ik las en herlas zijn gebundelde interviews. De werkwijze van Meijer die daaruit sprak inspireerde mij en liet mij inzien hoe je bezieling van mensen in taal ‘vangt’. In mijn logboek noteerde ik als een van de eerste indrukken van de werkwijze van Meijer: ‘Meijer stelde de vraag naar de bezieling van zijn gesprekspartners. [...] Hij zocht niet de vaardigheden, maar datgene wat de vaardigheden beweegt en doet leven.’

In zijn geschreven interviews bewonder ik de korte en rake schetsten van mensen, die zich naar hem tonen als een open boek en zich van hun ijdelheid niet bewust lijken. “Om een goed interviewer te zijn, heb je een bepaald soort gevoeligheid nodig voor wat andere mensen bezielt. Het is een sensitiviteit, alertheid die in je karakter aanwezig moet zijn, maar die je tegelijk moet cultiveren.” (Meijer, 2000, p. 10). Ik ontdekte dat ik naar bezieling van respondenten moest zoeken om de voor hen belangrijke thema’s ‘dicht op de huid’ te kunnen formuleren. Maar met dit inzicht kon ik het nog niet. Daar was een tweede, pijnlijke ontdekking voor nodig.

‘Bracketing’

De tweede ontdekking komt voort uit het in IPA-termen zogenoemde ‘bracketing’: ei- gen vooronderstellingen en vooroordelen leren kennen om deze vervolgens buiten het analysekader te kunnen plaatsen. De techniek van bracketing hangt samen met de feno- menologische ‘pijler’ van IPA. De mogelijkheid tot interpretatie van betekenisvolle pa- tronen die zich in het beleven van dragers tonen, met ‘meaningful, existential conse- quences’ voor respondenten vindt zijn oorsprong namelijk in de fenomenologische achtergrond van IPA. Deze grondslag is terug te voeren tot het werk van Duitse filo- soof Husserl, die als grondlegger van de fenomenologische psychologie wordt be- schouwd (Moran, 2000): “Right from the outset, Husserl laid great stress on phe- nomenology’s principle of presuppositionlessness […]; that is, the claim to have dis-

carded philosophical theorizing in favor of careful description of phenomena them- selves, to be attentive only to what is given in intuition.” (Moran, 2000, p. 9). Het ‘principle of presuppositionlessness’ vereist de techniek van het tussen haakjes plaatsen van vooroordelen, kijkwijze en levensoriëntatie van de onderzoeker, het genoemde bracketing.

Een ‘frame’ beschrijft de socioloog op het terrein van maatschappelijk werk Van Ewijk in dit licht als de houding en het perspectief van een onderzoekende professional. Dit frame werkt deels onbewust en is verbonden met ‘tacit knowledge’ (H. v. Ewijk & Kunneman, 2013). De klinisch psychologe Josselson onderstreept als belang van zelf- reflectie, naast het tussen haakjes kunnen zetten van eigen bevooroordeeldheid: het ex- pliciteren van de kijkwijze van de onderzoeker die relevant is voor de te bestuderen fe- nomenen, om zo tot een gedeeld perspectief met participanten te kunnen komen. “Thus, researchers are charged with both demonstrating their orientation with respect to the phenomena under study and their capacity to ‘bracket’ their standpoint in order to titrate out what belongs to the participant, what belongs to the researcher and what is part of a shared horizon.” (Josselson, 2004, p. 12).

Dit tussen haakjes plaatsen van mijn organiseer- en management frame bleek een con- fronterend leerproces. Ik leerde de kracht van mijn organiseer opvattingen kennen: mensen zijn middel om het door mij gestelde doel te bereiken. Zolang ik deze vooron- derstelling niet tussen haakjes kon plaatsen gedurende de analysefase, zouden vermo- gens en werkwijze van zorgdragers voor mij grotendeels verborgen blijven. Gedurende het onderzoek ben ik mij van mijn frame bewust geworden en heb ik mij ingespannen daarin verschuivingen aan te brengen – minimaal tijdelijk – teneinde te duiden wat er precies gebeurt in praktijken van goede zorg in het beleven van respondenten.

Balanspositie

Gedurende de IPA-interpretatiefase moest ik kennelijk een nieuwe balans zien te vin- den tussen mijn betrokkenheid bij het onderzoeken van dragerschap en de ambachte- lijkheid van mijn organiseren, het vak dat mij zo dierbaar is. Die nieuw te veroveren balanspositie is er als volgt uit gaan zien. Aan de ene kant zijn er fenomenen die zich aandienen en die ik nauwgezet kan pogen te karakteriseren. In het onderzoek deed ik dat door in transcripties per alinea in de linkermarge samenvattende notities te maken. Aan de andere kant bleek ik een persoonlijke betrokkenheid te hebben ten opzichte van deze fenomenen. Verhalen van zorgdragers doen mij iets en ik vind er wat van. Die in- terpreterende reactie schreef ik per alinea in de rechterkantlijn. Verhalen van zorgdra- gers ‘raakten’ gedurende de analyse-fase een onvervuld verlangen in mij, zo werd mij duidelijk. Mijn management opvattingen zaten het zicht in de weg op het daarmee ver- bonden relationele aspect van dragerschap.

Heen en weer pendelen tussen linker- en rechter-notities in de kantlijnen van acht transcripties scherpte onbevangenheid van mijn oordeelsvermogen aan. Met dit aange- scherpte oordeelsvermogen kon ik dichter in de buurt komen van bezieling van respon- denten. Ik cultiveerde sensitiviteit voor wat mensen beweegt – met leentjebuur bij

Meijer – en leerde mij in te leven in diepte en richting van de ‘kracht’, zoals ik die aan- vankelijk voor mijzelf ben gaan benoemen, waarmee iedere zorgdrager het leven tege- moet treedt. Door met bracketing mijn bedrijfskundige blik te leren loslaten en door het ‘parkeren’ van opgeroepen enthousiasme, kreeg ik oor, oog en gevoel voor bezieling van respondenten. Tussen de twee uitersten ‘sensitief beschouwen van fenomenen’ (linkermarge) en ‘stilstaan bij gewaarwordingen van geraakt zijn’ (rechtermarge) kon bezieling van zorgdragers zich uitspreken. De gecreëerde balanspositie als gevolg van het streng methodisch analyseren met IPA maakte voor mijn oordeelsvermogen bezie- ling van respondenten hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. Deze voor mij nieuwe balans- positie maakt het voorgaande deel wellicht wat langdradig. Ik beschrijf fenomenen, waarbij ik gedurende het schrijven mijzelf regelmatig in de arm moest knijpen om mij- zelf van de ‘echtheid’ daarvan te overtuigen.

Tijdens het interpreteren heb ik, bij wijze van voorbeeld, ervaren dat het centrale be- zielde begrip strijdbaarheid drie jaar tijd nodig had om bij mij tot wasdom te komen in een “continuous interplay of data collection and analysis” (Guba & Lincoln, 1989, p. 178), een wisselwerking die vorm kreeg in uiteenzettingen met transcripties van ver- kennende gesprekken en met de superviserende co-promotor.

Auster

Kunstenaars kennen de hiervoor beschreven balanspositie goed tussen beschouwen van een fenomeen en reflectief stilstaan bij gewaarwordingen. Auster beschrijft die tussen- positie als een nieuw verworven innerlijke ruimte. Auster was dichter. Hij zit aan de grond. Zijn gedichten worden niet verkocht, al een jaar heeft hij niets meer geschreven behalve een detectiveverhaal om geld te verdienen, hij is arm, gescheiden en leeft met met zijn zoontje. Dan komt de kentering, een wending. Een vriend vraagt hem mee naar de repetitie van een dansvoorstelling. Daar ervaart Auster een nieuwe innerlijke ruimte, wit als een landschap waar sneeuw valt.

In een kale gymnastiekzaal bewegen dansers op blote voeten door de ruimte. Geen mu- ziek, alleen hijgen en schuiven van voeten. Na tien minuten stoppen de dansers en komt de choreografe naar voren. Auster raakt steeds meer ontdaan door haar woorden, die voor hem niets te maken hebben met wat hij zojuist heeft beleefd toen hij de dans onderging. De toespraken van de regisseuse worden een kwelling.

“… en opnieuw slaagde ze er niet in om ook maar een honderdste van de schoonheid die je zojuist gezien had te vangen in woorden, en zo ging het het volgende uur heen en weer, de dansers afgewisseld met de choreografe, licha- men in beweging gevolgd door woorden, schoonheid gevolgd door betekenis- loos geluid, vreugde gevolgd door verveling, en op een gegeven moment begon zich iets in je te openen, voelde je jezelf door de spleet tussen woord en wereld vallen, de kloof die het menselijk leven scheidt van ons vermogen om de waar- heid van het menselijk leven te bevatten of uit te drukken, en om redenen die je nog steeds verbazen, vervulde die plotselinge val door de ledige, onbegrensde lucht je met een gevoel van vrijheid en geluk, en toen de voorstelling was afge-

lopen, zat je niet meer vast, was je verlost van je twijfels waaronder je het voorbije jaar gebukt was gegaan.”

(Auster, 2012, p. 186).

Door gehoor te geven aan de hint van zijn vriend vond hij zijn nieuwe balanspositie tussen ‘wereld’ en ‘bezieling verwoorden’ en was de schrijver Auster geboren. Hieronder beschrijf ik hoe ik tot de uitbreiding van IPA met de thematische analyse ben gekomen, onder het gesternte van de zorgethische presentietheorie en de relatione- le psychoanalyse.