• No results found

Belangrijkste lering die ik uit haar zorgethische perspectief trek is het belang van nabij- heid en evenwaardigheid in de relatie: gemeenschapszin met een zorgend karakter. Vanuit mijn onderzoeksvraag wil ik echter wel een kanttekening plaatsen bij boven- staande kritische, sociaal-ethische benadering van zorgpraktijken. Bij de verkenning van mijn onderzoeksrichting heb ik aangegeven dat ook normatieve professionalisering wijst op een negatieve invloed van bedrijfseconomisch organiseren, die kan leiden tot verschralen van zorgrelaties. Tegelijkertijd biedt normatieve professionalisering echter het perspectief dat professioneel handelen van zowel zorgprofessionals als managers zich in een steeds verder uitdijende interferentiezone afspeelt tussen de door systemen gedomineerde openbare of publieke sfeer en de private sfeer.

De vermeende afgrenzing tussen beide sferen kan ook als een derde kansrijke ruimte voor normatieve professionalisering worden geïnterpreteerd en ‘geleefd’. De interfe- rentiezone als derde speelveld onttrekt zich aan verabsolutering van de tegenstelling tussen systeemwereld en leefwereld. Ons leven en werken speelt zich grotendeels af

tussen technische rationaliteit van de systeemwereld en ons gebroken levenslot, welk

het meest pregnant voelbaar is in de private sfeer die met al zijn lichamelijke, relatione- le en transcendente complexiteit als leefwereld is te kenschetsen.

In die interferentiezone tussen beide sferen is een ‘aandachtige’ ruimte te maken voor morele en zorgethische afwegingen, ook door managers die zich daarin begeven. Van- uit het perspectief van normatieve professionalisering onderzoek en belicht ik die nor- matieve ruimte juist voor die managers die het zorgethische vraagstuk óók ter harte gaan. En die zijn er. Ik ben een van hen en exploreer vormen van horizontaal organise- ren, als antwoord op de door Van Heijst bekritiseerde bedrijfseconomische dominantie. Doordat van Heijst echter bevangen blijft in een bijna absolute tegenstelling tussen de zorgfabriek aan de ene en morele aspecten van een evenwaardige zorgrelatie aan de an-

dere kant, kan zij het managen van de zorgprofessionals niet als potentieel moreel ge- motiveerd handelen zien, met een eigen morele signatuur die aansluit bij hedendaagse management praktijken. Zij wekt de schijn managers te verbannen naar het kamp van de zorgfabriek. Dat vind ik jammer en onterecht. Deze kritische toonzetting van Van Heijst maakt in mijn ogen dat mogelijkheden voor managers, om de door haar bepleitte sociaal-ethische ruimte ook binnen en vanuit hun domein te realiseren, buiten beeld blijven.

Presentiebenadering

Van Heijst ziet als fundamenteel vraagstuk dat verzakelijking leidt tot ontmenselijken van zorg. Uniciteit en pluraliteit worden in haar perceptie door de zorgfabriek uitge- bannen, tendens is mensen tot ding te maken waaraan gesleuteld moet worden. Wat no- dig is om uniciteit en pluraliteit in zorgbetrekkingen wél recht te doen, diep ik uit op haar aangeven als opstap naar een positionering van zorgdragers.

Daartoe geef ik in enigszins beknopte vorm de presentie-theorie weer, zoals Baart die heeft uitgewerkt. Mede aan de hand van bevindingen van Baart laat ik zien hoe zorg- dragers hún invulling geven aan presente zorgrelaties binnen een institutioneel kader en daarmee wel degelijk gestalte geven aan een sociaal-ethische zorgruimte.

Hoofdstuk 6: Toegevoegde waarde van presentiebeoefening

Omdat er altijd verschillen in behoeftigheid en gekwetst zijn bestaan, ligt het gevaar op de loer dat de zorgverlener ‘macht’ uitoefent over de zorgvrager. Teneinde aan te ge- ven hoe zorgprofessionals toch tot evenwaardige zorgrelaties kunnen komen, gaat Van Heijst in op grondleggende studies van Baart. Deze onderzocht evenwaardigheid bij het omgaan met de meest kwetsbare en sociaal uitgesloten mensen, die in een situatie van materiële armoede verkeren. Hieruit is de presentiebenadering voortgekomen.66 Als ant- woord op een dehumaniserende tendens in zorgrelaties ziet van Heijst de wijze waarop de presentiebenadering van Baart invulling geeft aan de zorgbetrekking. Haar betoog steunt grotendeels op bevindingen van Baart. Niet alleen om die reden, maar ook van- wege zijn humane idealen en mij aansprekende concretiseringen van nuances van zorgrelaties heb ik hier plek ingeruimd voor een beknopte weergave van zijn studies. Kernpunt dat mij heeft getroffen en verrijkt is dat de presente zorgrelatie op zich zelf een goed is dat van waarde is voor zowel de zorggever als de zorgontvanger. De pre- sentierelatie kan voor beiden een persoonlijke verrijking betekenen. Bij sommige be- schrijvingen van Baart en Van Heijst sta ik wat langer stil omdat deze mij hebben ge- holpen om nieuwe nuances van de zorgrelatie beter te begrijpen.

Het gevolg is een zekere overdadigheid in de beschrijvende opsommingen. Hetzelfde wordt weer eens gezegd vanuit een andere invalshoek. Maar die overdaad heeft ook een functie: het woorden geven aan kenmerken van goede zorg die zorgdragers mij hebben laten zien en die maar al te makkelijk uit het zicht verdwijnen. Door heen en weer te bewegen tussen de analyses van Van Heijst en van Baart beoog ik de rijkdom van hun inzichten en de taal waarin zij deze gieten voor het voetlicht te brengen:

De presentiebenadering van Baart

‘Een theorie van de presentie’ (eerste publicatie in 2001) Zorgend handelen als presentie bij Van Heijst

Toegevoegde waarde van presentiebeoefening

Mede op basis van deze weergave positioneer ik de relationele dynamiek van zorgdra- gers binnen de presentiebenadering in Zorgdragers en presentiebeoefening. Tot slot 66 In latere studies zoekt Baart samen met Vosman in een transitieprogramma voor menslievende

zorg openingen voor participatie van managers in een institutionele setting. Zij zouden bij kun- nen dragen aan het creëren van condities in hun organisaties voor presente zorgrelaties. Hiermee lijkt een stap gezet in de richting van een systeemtheorie als grondslag voor goed managen in de zorg. In Deel III zal ik beargumenteren dat de organisatie benadering van Baart en Vosman nog verder te verrijken is, als weerwoord op bedrijfseconomische dominantie als gevolg van markt- werking in de zorg.

maak ik zichtbaar welke thematiek van het handelen van zorgdragers daarin op grond van mijn empirische bevindingen nog onderbelicht blijft en nadere verdieping behoeft:

Zoekrichting ten aanzien van relationele vermogens van zorgdragers.