• No results found

Het tastend formuleren en nog eens herformuleren heeft net zolang geduurd tot bevin- dingen in de vorm van drie gemeenschappelijke kernthema’s mede in de ogen van co- promotor Katie-Lee Weille rijp waren om als members check aan respondenten te wor-

den teruggekoppeld. De resultaten van de interpretatiefase zijn daarvoor uitgeschreven en onderbouwd in de vorm van concept-hoofdstukken van dit onderzoeksverslag. Bin- nen het wetenschapstheoretisch kader van responsief evalueren zijn deze concept- hoofdstukken integraal aan respondenten voorgelegd.

Per brief zijn in januari 2015 bevindingen teruggekoppeld. Tevens was de transcriptie van het eigen verkennende gesprek bijgesloten. Dit laatste als check op nauwkeurig- heid, maar ook om het geheugen van respondenten op te frissen over wat zij precies hadden gezegd. Tussen het verkennende gesprek en de terugkoppeling van kernthema’s zat voor sommige respondenten een periode van ruim twee jaar. In de brief stel ik ver- volgens een gesprek voor, om daarin vragen aan de orde te stellen als: Kan je toestem- ming geven om jouw citaten zo in geanonimiseerde vorm op te nemen? Hoe ervaar je mijn interpretatie in een boomstructuur die samenhang van kernthema’s weergeeft? Heb je aanvullingen, nuanceringen of perspectieven die ik in jouw beleven onvoldoen- de belicht?

Respondenten waren blij met mijn formuleringen, herkenden zich er in. De co-promo- tor die deze fase van het onderzoek superviseerde, verbaasde de positieve reacties niet want, schreef zij maart 2015, je bent “behoorlijk fijnzinnig en grondig betrokken [bij] hun ervaringen.” In de terugkoppelingsgesprekken stemde ieder in met publicatie van eigen citaten in geanonimiseerde vorm. Een respondent maakt een voorbehoud voor toestemming van een cliënt die mogelijk herkenbaar in zijn verhaal voorkomt. Mensen zijn content (“keurig samengevat”) tot blij (“heb het mijn vrouw laten lezen”) over de wijze waarop hun thema’s onder woorden zijn gebracht (“herkenbaar en inspirerend”). De in de Inleiding genoemde respondent M bijvoorbeeld was onder de indruk van hoe ik zijn verleden heb geïnterpreteerd. Dit gaf grote herkenning. “Eigen citaten zijn her- kenbaar geplaatst. […] We kunnen ook niet op een andere manier werken, het is echt een persoonlijke eigenschap. Door de vele voorbeelden van al die mensen zie je dat heel praktisch voor je.”

Meerdere respondenten zijn verrast dat zorgdragers, die persoon lijk en functioneel to- taal verschillende achtergronden hebben, allemaal ‘vanuit het hart werken’: “Op een diepere laag geven de hoofdstukken woorden aan verbondenheid met mensen, het werk en dit vak. Duidelijk wordt hoe iedere drager een heel andere persoonlijkheid is. En toch is er die gemeenschappelijke basis.” “Het stuk geeft woorden voor mensen die met een onderbuikgevoel of ‘fingerspitzengefühl’ werken en daarop durven varen. Zij vol- gen hun hart.” “Rode draad: dat stukje zorg, dat je soms wat harder moet lopen en het soms zachtjes laat zinken. Ook het boos worden hoort erbij; collega’s accepteren het omdat ze weten waar je voor staat.” Voorgaande opmerkingen laten bij respondenten een versterkt zelfbewustzijn zien ten aanzien van hun dragerschap.

Guba & Lincoln geven aan dat een interpretatie ‘werkt’ “when it provides a level of understanding that is acceptable and credible to the respondents.” (Guba & Lincoln, 1989, p. 179). Positieve feedback en vreugdevolle herkenning is van respondenten ont- vangen. Mede door deze members check is geloofwaardigheid gewaarborgd van empi- rische bevindingen, als belangrijke grondslag voor beantwoorden van de deelvraag in

deel twee naar wat ik als manager van zorgdragers kan leren met het oog op laten flore- ren van zorgpraktijken.

Voor geen van de acht respondenten hoefde ook maar een letter van de tekst van de concept-hoofdstukken te worden gewijzigd, op een enkele bovengenoemde nuancering na. In april 2015 kon ik op grond van hun positieve reacties de oertekst vaststellen van de nu volgende hoofdstukken 1 tot en met 4, waarin nadien alleen beperkte redactione- le wijzigingen zijn aangebracht.

Opbouw

De inhoud van dit Deel I: ZORG DRAGEN betreft als gezegd mijn interpretatie van ge- leefde ervaring van acht bij Rotterdamse zorginstellingen geïdentificeerde zorgdragers. In de hoofdstukken 2 tot en met 4 beschrijf ik als gemeenschappelijke kernthema’s res- pectievelijk zorg voor, zelfontplooiing en strijdbaarheid, volgens de samenhang in de opgebouwde schematische boomstructuur, vooraf gegaan door de casus van respondent M in het nu volgende Hoofdstuk 1: Jullie zijn toch mijn kinderen.

Hoofdstuk 1: Jullie zijn toch mijn kinderen

Op basis van de IPA-interpretatie van verkennende gesprekken met acht zorgdragers zijn individuele, betekenisvolle thema’s in kaart gebracht. Daaruit zijn drie gemeen- schappelijke kernthema’s naar voren gekomen, waarin ik belicht:

 de wijze waarop zij zorg bieden,

 hoe zij met vallen en opstaan richting geven aan hun levensverhaal en  de motivatie en inzet waarmee zij in leven en werk staan.29

Om de geïnterpreteerde kernthema’s te verduidelijken aan de hand van een casus, heb ik als aanloop het verhaal van M gekozen. Voor de casus van M is gekozen omdat de transcriptie van het verkennende gesprek met hem rijke en gedetailleerde data bevat om deze drie gemeenschappelijke kernthema’s op evenwichtige wijze mee te beschrijven. Ook de nu volgende interpreterende beschrijving is door M, als reactie op de eerder ge- noemde members check, volledig onderschreven. Een deel van zijn verhaal heb ik al in de Inleiding: Mijn onderzoekstocht opgenomen, ter verduidelijking van mijn onder- zoeksrichting, waardoor het onderstaande onvermijdelijk enkele herhalingen bevat. Achtereenvolgend geef ik in dit hoofdstuk een korte beschrijving van de achtergrond van Respondent M en ga ik in op zijn beleefde ervaring:

Kernthema I: Zorg voor,

Kernthema II: Zelfontplooiing en Kernthema III: Strijdbaarheid.

Respondent M

M werkt als activiteitenbegeleider bij Antes (voorheen Delta Psychiatrisch Centrum) in Poortugaal. Vol trots leidt hij mij zijn computerlokaal binnen, in een laag gebouw waar de werkplaatsen zijn, waar bijvoorbeeld ook fietsen worden gerepareerd. M vertelt en- thousiast over zijn werk: hij heeft de mooiste baan die er is. Hij heeft een lastige jeugd gehad. Zijn vader had een concentratiekamp-syndroom, kreeg op zijn veertigste long- kanker en was daardoor altijd thuis aan bed gekluisterd. M was recalcitrant en deed in de ogen van zijn vader nooit iets goed, altijd ruzie. Hij spijbelde, zat vaak op politiebu- reautjes en ontspoorde. Liep bij een maatschappelijk werker, kreeg een lichte beroerte en ging in psychiatrische dagbehandeling.

Zo kwam hij bij Antes (het vroegere Delta) terecht en werd daar later doelgroepvrijwil- liger. Zijn leidinggevende zag wat in hem en hij moest educatie voor cliënten opzetten.

29 In dit en de komende drie hoofdstukken worden deze kernthema’s onderbouwd met citaten uit (de analyse van) de individuele verkennende gesprekken.

Spartelde tegen, durfde niet. Zijn vrouw zei uiteindelijk: “Neem die baan!” Het trauma van zijn vader ziet M nu als zijn onmacht. “Mijn vader hield heel veel van ons, maar zijn onmacht was dat hij getraumatiseerd was. Dat was niet mijn vader, nee, dat was het trauma. Dus als mijn pa zei: ‘Je bent nergens goed voor, je kan niks’, dan was dat zijn onmacht. Dat was niet de man die hij wezenlijk was. Dus dat heb ik geleerd.” Zijn vader, inmiddels overleden, heeft hij vergeven.

Nu werkt M met jonge mensen, sommigen met een licht verstandelijke beperking die emotioneel het niveau van een drie tot zesjarige hebben, anderen hebben schizofrenie als diagnose. Zijn cliënten zijn onmachtig zich in het leven staande te houden. Ze zijn in een sociaal isolement terecht gekomen. Alle zelfvertrouwen zijn ze kwijt, geloven niet meer in zich zelf en de mensen om hen heen. Bij sommigen uit zich die onmacht in verbale agressie, tegen deuren schoppen en spugen. Uit zijn eigen verdwaalde jeugd weet M hoe belangrijk zinvol werk is voor herstel van zelfvertrouwen. Daarom gunt hij cliënten een officieel diploma dat zicht geeft op een baan. Hij steunt ze met alles wat nodig is om hun opleiding succesvol te laten worden.

Mij vallen twee bewegingen van M op, die samenhang brengen in thema’s die voor hem betekenisvol zijn. De eerste is een naar buiten gerichte dynamiek van zijn zorg voor anderen, de tweede is een naar binnen gericht reflectief bewustzijn, dat hem helpt bij stappen in zijn zelfontplooiing. Onderstaand werk ik beide bewegingen uit, als eer- ste twee kernthema’s.