• No results found

Hun sensitieve openheid maakt dragers snel enthousiast voor het vele om hen heen dat zij interessant vinden om op in te gaan. Zij zien ‘wat er mogelijk is.’ “Dan vind ik het wel belangrijk om naar mogelijkheden te blijven kijken ... dat ik soms door de bomen het bos niet zie. Dat ik juist zoveel interessants en leuk vind, dat er veel zou kunnen ge- beuren, [...] dat ik wel heel erg moet oppassen dat ik niet zo ga (maakt een wijd ge- baar), want die periode heb ik ook [gehad].” (resp. K). Enthousiasme voor een nieuwe mogelijkheid brengt respondenten in beweging. Met hun enthousiasme transformeren ze een mogelijkheid die op hun pad komt, tot een uitdaging waarvan de uitkomst onge- wis is. “Dan ga ik praten: ‘Dat doen we’. En dan gaan we niet kijken of het wel kan, […] maar altijd: dat gaan we doen, ik zie daar wat in, een uitdaging.” (resp. L). Deze combinatie van enthousiasme voor het nog onbekende met het zelf creëren van uitdagingen vormt in mijn interpretatie een leergierige levenshouding. Dit thema is uit de volgende twee subthema’s opgebouwd:

II. B. i Uitdaging aangaan

II. B. i Uitdaging aangaan

Zorgdragers gaan een uitdaging aan, omdat ze een kans zien om kracht en zelfvertrou- wen van cliënten structureel te versterken. “Waar ben je goed in? Heel veel cliënten […]: ik ben nergens goed in. […] Wat hebben mensen al in huis aan talenten en vaar- digheden? En daarbij aan te sluiten. Ja, dat ligt mij heel erg.” (resp. M). In mijn inter- pretatie zoeken dragers de uitdaging niet primair om hun eigen leven te verrijken en sleur te vermijden, maar willen zij werkvormen met cliënten aanscherpen.

Een mooi voorbeeld is het jaarlijkse teamuitje dat B organiseert voor haar cliënten die vrijwilligerswerk doen. Zij legt de lat hoog, waardoor voor haar zélf een uitdaging ont- staat. Maar wanneer zij haar vrijwilligers daardoor een spectaculair teamuitje kan bie- den, versterkt dit in haar beleven hún gevoel van eigenwaarde. “Dan probeer ik altijd wat te zoeken wat we nog nooit gedaan hebben zodat vrijwilligers, als ze thuiskomen of ergens heen gaan, kunnen zeggen: joh, dat heb ik laatst gedaan. En dat iemand an- ders dan zegt: oh, wat leuk, dat heb ik nog nooit gedaan. Dus we zijn een keer met een Hummer wezen rijden over het strand. [...] En dat is dan vaak zo hoog [gegrepen] dat je denkt: hoe krijg ik dat georganiseerd? Bellen, praten, enthousiast zijn. Dan ga ik ge- woon googelen en dan zeg ik tegen iemand die die Hummer heeft: ‘Ja, dan maak ik re- clame binnen de stichting [waar B werkzaam is, TP], we hebben vijftienhonderd col- lega’s en die komen vast ook kijken. We zetten een stukje in de krant’. Ja, gewoon en- thousiast zijn. Dat is gelukt. En vaak werken de weersomstandigheden dan ook nog mee, want toen waaide het zo hard – we hadden koffie bij ons in van die [plastic] kof- fiebekertjes – de koffie woei gewoon daaruit.” (resp. B). Kennelijk heeft leergierigheid een dubbel motief: zowel het avontuurlijke van een uitdaging aangaan, als de persoon- lijke verrijking die het participeren in die uitdaging aan cliënten biedt.

Respondent L verwoordt scherp als levenshouding: ‘Ik ken geen nee!’ Hij stelt zich zich open op voor wat mensen hem vragen. Hij beleeft zich verbonden met mensen die dezelfde positieve houding tegenover uitdagende, nieuwe vragen hebben. Zij zoeken elkaar makkelijk op. “G, nou die is net zo gek als ik. Als hij met een idee komt dan belt hij me op en zegt: ‘L, ik heb een idee.’ ‘Nou, ik kom even boven’.” (resp. L). Door deze instelling is L op het idee gekomen om de catering van het 125-jarig jubileum van het Leger des Heils niet uit te besteden maar zelf te organiseren. Voor hem als hoofd voeding en andere collega’s in het land met een keuken was dit een geweldige uitda- ging. Zij hadden nog nooit een dergelijk groot evenement voor vijfentwintighonderd man georganiseerd.

L is een jaar lang met de voorbereiding bezig en weet de leiding van zijn instelling en- thousiast te krijgen om mee te doen. “We hebben vorig jaar ons 125-jarig bestaan ge- had. Dat werd een heel groot feest, drie dagen hebben we een heel groot feest gehad. Dat gaan we zelf organiseren, riepen we een jaar daarvoor. [...] De organisatie ben ik toen gewoon alleen gaan [doen]. Met zijn drieën hebben we dat gedaan. [...] Dus wij zijn een jaar aan het praten geweest. Eerst kregen we overleg met het hoofdkantoor […]: wat willen jullie? Wij zijn het uit gaan werken. [...] Ik heb alle ruimte gehad van de directeur om daarmee bezig te zijn. ...Nou, toen kregen we de dag zelf, toen zijn we

vanuit de keuken hier, met een man of vijfentwintig, daar heen gegaan. Maarssen die had een aantal mensen, Amsterdam die had een aantal mensen geleverd, Flevoland die had een aantal mensen geleverd, Ede-Wageningen had een aantal mensen. Het begon vrijdagmorgen tot zondagavond … een diner voor tweeduizend man, een lunch voor drieduizend man. Een ervaring, zeg. Maar we hebben daar zo verschrikkelijk veel goodwill gekweekt, we hebben daar zo verschrikkelijk veel positieve berichten gehad, die samenwerking die zo mooi was.” (resp. L).

De catering van dit evenement beleeft L als een succes. Maar het allerbelangrijkste vindt hij de ervaring die zijn team ermee opdoet. Hij geeft ze speciale hesjes aan, zodat ze herkenbaar en goed verzorgd de catering doen. Hoewel hij een jaar lang voorname- lijk alleen de voorbereidingen heeft getroffen, laat hij het succes afstralen op zijn team. “… dan zeggen ze: ‘L, bedankt voor alles’. Dan zeg ik: ‘Nee, dat kan ik niet alleen doen, dit. Dat zijn mijn mensen die het doen. Ik bedenk het alleen maar en ik zorg dat het gebeurt.’” (resp. L).

L vertelt dat het ook anderen opvalt dat zijn mensen stralen. Nu er bezuinigingen voor de deur staan, bellen medewerkers van andere eenheden hem dat ze onder zijn vleugels willen werken vanwege het fijne werkklimaat dat hij weet te creëren. L gaat in mijn in- terpretatie persoonlijke uitdagingen aan waardoor de ervaringswereld van cliënten die in zijn keuken werken zich kan verruimen. Wellicht gaan zij zich net als hij schakel in een groter geheel voelen, wat ook hen uitnodigt een uitdaging aan te gaan. “Ik voel mij toch een onderdeel van de organisatie, waar ik in mee mag praten en waar ik in mee mag denken en waar ik in mee mag handelen. Binnen alle regels […] toch? Een scha- keltje van de organisatie, zo zie ik mij zelf.” (resp. L).

II. B. ii Volgen van eigen enthousiasme

Dragers krijgen anderen mee in hun uitdaging. Bij het realiseren van hun uitdaging, bij iedere stap, beleven zorgdragers enthousiasme zonder het uiteindelijke resultaat nog te kennen. Dat resultaat lijkt ondergeschikt aan hun inspanningen. Ik interpreteer een ze- ker vorm van onthechting ten aanzien van te behalen doelen. Voorop staat het door de praktijk gedreven enthousiasmeren, dat aanstekelijk werkt op anderen. Een van de res- pondenten ziet aanstekelijkheid als een virus en heeft het besmetten van anderen tot le- vensmotto gemaakt. “[Mensen] die je dan meeneemt ... en ook dat virus van enthousi- asme gaan krijgen.” (resp. C).

Het enthousiasme van H hangt in zijn beleven samen met het onverwachte en verras- sende. Openstaan voor het onverwachte is voor hem belangrijk om contact te kunnen maken met cliënten. Toen hij bijvoorbeeld als nieuwe leidinggevende bij een jeugdin- stelling aantrad, kreeg hij zijn werkkamer op een rustige plek op de eerste verdieping. Die heeft hij direct laten verplaatsen naar de begane grond, naast de entree om dichter bij de beweeglijkheid van de naar binnen en naar buiten hollende kinderen te zijn. Hij vond het prachtig als zij onverwacht zijn kamer binnenstormden. Dan sneuvelde er wel eens een plant die op zijn werkkamer stond. Als er dan iets kapot ging, was dat voor hem helemaal prima.

“Dus ik heb gelijk het kantoor naar beneden verplaatst, naast de entree. Hier ga ik zit- ten en die deur staat open en iedereen moet naar binnen kunnen; de kinderen die per ongeluk wegschieten, die mogen bij mij planten op de grond … wat kan mij dat nou schelen ...” (resp. H). In mijn interpretatie ziet, voelt en ruikt H aan cliënten om erach- ter te komen wat bij hem zelf enthousiasme oproept. Wanneer een cliënt hem dan in zijn enthousiasme raakt, gaat hij daar volledig in mee. Wat de cliënt bij hem als en- thousiasme oproept leidt hem naar zijn nieuwe, volgende uitdaging. Langs deze weg is hij het werken met ervaringsdeskundigen op het spoor gekomen, met in zijn beleven grote impact op de wijze waarop zijn instelling met cliënten omgaat.

Zijn enthousiasme is aan een kleine mededeling ontvonkt in contacten met cliënten. H trad namelijk aan in een nieuwe directeursfunctie in een voor hem nieuw werkveld, de sociale psychiatrie. Tijdens zijn oriëntatieronde hoorde hij van cliënten iets dat hem nog niet bekend was en waarvan ook verder nauwelijks iemand in de organisatie op de hoogte leek. Hij hoorde namelijk voor het eerst dat een groep kunstzinnige cliënten met hun werk in New York exposeerde en daar ook werk verkocht. H raakte dermate gegre- pen, dat hij meereisde naar New York om hun werk en aanwezigheid daar met eigen ogen te zien en te ervaren.

“We hebben kunstenaars in deze organisatie. Dat zijn gerespecteerde, gewaardeerde kunstenaars die het bijzondere talent hebben dat ze hele mooie schilderijen maken. En die waardering is wereldwijd. [...] En die kunstenaars stonden één keer per jaar op de beurs in New York. En dat was bijna onopgemerkt door de organisatie. […] Ik hoorde die verhalen en ik ben me daarin gaan verdiepen. En toen kwam ik erachter: goh, waar- om weten we dat niet, waarom? ... Dit is zo bijzonder, dat we elk jaar worden uitgeno- digd om naar New York te komen en ons werk daar te presenteren. Want het is de ab- solute top in de ‘outsider art’. De dertig beste galeries worden hiervoor gevraagd. […] ‘Jullie zijn enthousiast.’ [...] Ik zeg: ‘Nou, ik kom naar jullie toe, ik ga jullie opzoeken, ik ga naar New York.’” (resp. H).

Zijn enthousiasme om meer bekendheid te geven aan deze kunstuiting en internationale erkenning van cliënten, bewoog hem een tv-documentaire te laten maken. “Ongeloof- lijk indrukwekkend vond ik dat. [...] Dat wij dat hier niet weten! [...] Het jaar daarop hebben we een documentaire gemaakt [...] met subsidies, allemaal gelukt. [...] Die is in twee delen uitgezonden op tv.” (resp. H). Enthousiasme zet H in beweging en geeft hem richting, totdat hem ‘de schellen van de ogen vallen’.

Doordat hij vanwege de exposities en de documentaire vaker naar New York gaat, ont- dekt hij namelijk bij toeval hoe een New Yorkse zorginstelling dáár met ervaringsdes- kundigen werkt in plaats van met zorgprofessionals. Hij besluit dat zijn Rotterdamse cliënten moeten kennisnemen van deze voor hem nieuwe werkvorm. “Toen dacht ik: dit wil ik niet voor mezelf houden, cliënten moeten dit zien. Dus toen hebben we groe- pen gemaakt van [onze] cliënten. We hebben drie reizen [naar New York] gemaakt met cliënten en ik heb gezegd: ik ga mee, niet als directeur, maar [...] ik wil dit gewoon on- dergaan, want dit is zo intensief.” De uitdagingen die dragers zich stellen leiden als eer- der aangegeven tot een verrijken van de ervaringswereld van cliënten.

Hij heeft zijn ultieme uitdaging gevonden en introduceert de nieuwe werkwijze in Rotterdam. Hij beleeft ruimte in de organisatie te creëren voor de kracht van medewer- kers en cliënten. “Ik heb ruimte gecreëerd voor de ontwikkeling van ‘empowerment’. Gewoon doen. [---] Ik ben daar heel belangrijk in geweest, dat kan ik zeggen zonder schroom ... Ik denk dat zonder mij empowerment niet op de kaart had gestaan in de mate waarin we dat nu doen.” (resp. H). Mij valt op dat een leergierige houding vrucht- bare bodem vindt in ontmoetingen. Enthousiasme ontvonkt om anderen mee te nemen in een nieuw avontuur. Zorgdragers beleven dat zij samen met anderen, in een team creëren. “Toen heb ik W. meegenomen: ‘Ga met me mee, we gaan samen gewoon kij- ken’.” (resp. H).

Zorgdragers betreden in mijn optiek leergierig een voor hen nieuw gebied – zonder zich te bekommeren om functionele rollen en grenzen die de organisatie stelt. P accep- teert hoe de soms stroeve organisatie met zijn leergierige en eigengereide houding om- gaat. “Maar daar ben ik dan weer een keiharde in. [Over zijn actie buiten de cultuur van zijn instelling]: Dat zeg ik altijd achteraf, dan krijg ik de klappen altijd, die hoor ik wel weer. [---] Het loopt wel eens stroef vanuit het management [...]. Een auto erbij, dat wil nog wel eens moeilijk gaan. Maar als je daarvoor een lange adem kan hebben, dan kom je er wel.” (resp. P). Hij laat door de ‘klappen van de organisatie’ zijn enthousiasme voor de uitdaging niet ondermijnen, omdat hij meent verrijkende werkvormen voor zijn cliënten te creëren.