• No results found

Kernthema I: Zorg voor

II. C Puzzelstukjes in elkaar laten vallen

M beleeft dat hij de mooiste baan van de wereld heeft. Het werk dat hij doet klopt voor zijn gevoel met zijn diepste overtuiging. Hij straalt vrolijke dankbaarheid uit: “Ik voel me een bevoorrecht mens dat ik dit werk zou doen.”

In het proces waarin dit levensgevoel gestalte kreeg interpreteer ik cruciale omslagmo- menten, waardoor hij zijn vermogens kon ontplooien en het gevoel ‘nuttig te zijn’ werd versterkt, omslagmomenten die tot stand kwamen door hints van anderen serieus te ne- men. Dat maak ik op uit het enthousiasme en de zeggingskracht waarmee hij de hint van een ander verhalend beschrijft. In onderstaande anekdote – de eerder genoemde verhuizing naar een grotere ruimte aan het eind van de gang – laat ik M uitvoerig aan het woord. Hij maakt er een klein toneelstukje van, dat voor mij de werking laat zien van een krachtige hint van een naaste die hij zeer waardeert (leidinggevende E). “Ik zat toen in een ruimte, iets groter dan deze, met vijf, zes cliënten, we zijn heel klein begonnen. Er kwam een nieuw project met dat onderwijs. E [direct leidinggevende] had zoiets van: die ruimte moet groter, dat moet gaan groeien. E zegt – er was ook een beetje onrust hier, je hebt ook verschillende groepjes, ik was daar nog misschien best wel gevoelig voor – en E zei: ‘Jij gaat verhuizen, hè? Jij gaat naar het eind van de gang.’ Ik zit [nu] ook helemaal achteraan. Grote ruimte, maar dat was helemaal achter- aan. En dat vond ik natuurlijk zo eng, want dat was niet vertrouwd: ‘Nee, dat ga ik niet doen.’ Allemaal redenen verzinnen waarom ik het niet ging doen. En E: ‘Nou, is goed. Ik hoor je. Maar toch ga je.’ ‘Ja, maar ik ben het er niet mee eens.’ ‘Ja ja, dat mag. Maar toch ga je.’ ‘Ja, maar ik ben het er niet mee eens.’ ‘Ja, dat mag … maar toch ga je.’ En dat is eigenlijk ... zij [E] heeft iets gezien. Denk ik.”

Uit zijn herbeleven van deze dialoog met E concludeer ik, dat de verhuizing naar de grote ruimte achter aan de gang voor M een belangrijke omslagmoment markeerde. Voor mij wordt hier een manier zichtbaar die voor een omslagmoment in iemands le- ven kan zorgen. Kennelijk is allereerst vertrouwen en verbondenheid met enkele naas- ten nodig (leidinggevende E en de vrouw van M). Binnen die verbondenheid ontstaat een veilige humuslaag waarin diepe ervaringen gedeeld mogen worden. Na verloop van tijd kan een naaste ‘zien’ aan welke stap de ander toe is, in dit geval ziet E een stap voor M. De hint heeft het karakter van een krachtige aansporing om nu die stap te zet- ten. De hint is serieus te nemen – roept geen aversie op, de relatie blijft intact – omdat deze van iemand afkomstig is waarmee een vertrouwensband is opgebouwd. Door de hint van E te volgen gingen de puzzelstukjes van zijn leven beter in elkaar passen. Toen M de stap naar de grote ruimte dan toch zette was er nog niets, het was pionieren. Op basis van eerdere ervaringen met zinloze bezigheden en verlies van zelfvertrouwen begon M het onderwijsproject van de grond te trekken. Hij kon het op zijn manier in- vullen en groeide in het werk, gedreven door de herinneringen aan zijn vroegere, pijn- lijke ervaringen. “Het was eigenlijk een pioniersfunctie en er stond niks op papier. […] Dat hebben we, ik mag het nu wel zeggen, flink op de kaart gezet. Ben ik ook trots op.” Vanuit zijn eigen jeugdervaringen vindt hij de vraag van cliënten naar een geldig certi- ficaat vervolgens ‘niet meer dan normaal’. “Toen bemerkten we vanuit de cliënten dat de vraag was: ik wil een certificaat waar ik ook wat mee kan. En die vraag vond ik niet meer dan normaal. Ik wil ook graag als ik een certificaat krijg, dat ik er wat mee kan, en niet dat ik hem als wc-papier ... […] En toen hebben we zelf een cursus gegeven, en toen kwam eigenlijk een vraag dat mensen meer scholing willen.”

Kenmerkend van dit soort omslagmomenten is, dat een ander (in dit geval leidingge- vende E) de nieuwe stap van buitenaf initieert. M gaat aanvankelijk zelfs in verzet, be- leeft nog niet aan deze stap toe te zijn. Die ander is een naaste met wie hij een goede, begripvolle verstandhouding heeft. Over E, die doorzet en hem naar de grotere ruimte stuurt, zegt M daarom: ‘E heeft gewoon mensenkennis. Zij heeft iets gezien [in mij].’ Op een ander moment is het zijn vrouw, die hem er toe zet de sprong te wagen: ‘Nou, jij gaat, en je vindt het leuk’. In mijn optiek zijn het beelden van vroegere insnijdende ervaringen, die M oproepen en de moed geven om een hint van een naaste serieus ne- men. Hij overziet nog niet wat de nieuwe stap hem zal brengen, maar terugkijkend val- len bij ieder omslagmoment de puzzelstukjes van zijn leven weer mooier in elkaar. Achteraf verdiept het besef van levensvervulling zich. Onder het gehoor geven aan de hint ligt een steeds dieper graven naar wat hem werkelijk drijft.

Gedurende die zoektocht lukt het hem, in mijn interpretatie, de verhouding met zijn va- der te klaren. Hij beleeft nog steeds pijn aan hoe zijn vader met hem omging in die pe- riode uit zijn jeugd. Dat maak ik op uit de schroom en voorzichtigheid waarmee hij over zijn zijn vader vertelt. Hij legt het accent op hoe hij zélf op zijn vader reageerde, maar geeft weinig details prijs over de onhebbelijkheden van zijn vader. Hij vermeldt alleen dat hij in de ogen van zijn vader nooit iets goed deed. En opnieuw besteedt hij weinig woorden aan hoe hij de verhouding met zijn vader heeft beleefd. “Misschien

praat ik daar vanuit eigen ervaringen, maar ik ben vroeger echt een ontiegelijk verve- lend rotjoch geweest op school. Ik had een pa met een concentratiekamp-syndroom, dus alles wat ik deed, was nooit goed. Ik heb zelf een half jaar in dagbehandeling geze- ten, omdat ik een ontiegelijk minderwaardigheidscomplex had en omdat ik een lichte hersenbloeding heb gehad. [---] Doordat in mijn jeugd een aantal dingen met mijn pa verkeerd gingen, was ik gewoon net even het spoor bijster. [...] Het heeft me levenser- varing gegeven. Ik was echt gewoon een hele vervelende puber. En dat merkte ik ook. [...] Ik was ook een nakomertje. Hij is op iets ouder dan veertig een long kwijtgeraakt aan longkanker. Dus hij zat heel de dag thuis. Dus dat was ook nog vervelend. En ik was, ben, was eigenlijk nog steeds, een recalcitrant mannetje.” M is spaarzaam met woorden voor het beleven van de relatie met zijn vader, alleen het zinnetje: “Dus dat was ook nog vervelend”.

Ik focus voor zijn beleven nu op een ander zinnetje (cursief weergegeven) uit onder- staand eerder weergegeven fragment, in de context van wat hij vertelt over zijn lastige jeugd met veel aanvaringen met zijn getraumatiseerde vader. “En, ja, hoe ben je daar uit gekomen? Ja, m’n vader is vrij plotseling overleden. Je leert dingen een plek geven. Naarmate je ouder wordt, word je ook milder, maar krijg je ook inzicht. Je wordt ook wijzer. Mijn vader hield heel veel van ons, maar zijn onmacht was dat hij getraumati- seerd was. Dat was niet mijn vader, nee, dat was het trauma. Dus als mijn pa zei: ‘Je bent nergens goed voor, je kan niks’, dan was dat zijn onmacht. Dat was niet de man die hij wezenlijk was. Dus dat heb ik geleerd. [...] Dan, als dat [trauma van mijn vader] op een gegeven moment er niet meer is, wordt dat ook een gemis. Dus ik zeg altijd: ‘Goh, ik heb het hem vergeven’.”

Uit dat korte zinnetje Goh, ik heb het hem vergeven blijkt in mijn ogen een inzicht van M over de wijze waarop hij in het leven staat. M beleeft zich in staat te vergeven, hoe getraumatiseerd zijn vader ook was en wat deze hem ook heeft aangedaan. Want dat was niet wie hij wezenlijk was. Voor mij ontdekt M dat er een weg is om je vrij te ma- ken van de pijn en beperkingen van je jeugd, een weg die zicht biedt op de puzzelstuk- jes van het leven. Hij is ingegaan op kansen die anderen hem boden, gehoor gevend aan hints van mensen die hij lief heeft. Die weg heeft hem mogelijk de kracht gegeven zijn vader te vergeven. M zegt het nergens met zoveel woorden, maar ik kan niet om de volgende interpretatie heen, gezien de dankbaarheid die M uitstraalt over zijn levens- weg: zijn vader vergeven maakte de weg vrij om ook de puzzelstukjes van zijn eigen leven weer beter in elkaar te laten vallen. Hier interpreteer ik dat zijn vergeven relatio- nele vermogens kon versterken waarmee hij een vertrouwensband met cliënten op kan bouwen die hij zo hoog in zijn vaandel heeft staan. In mijn ogen toont M namelijk een onverwoestbaar vertrouwen in mogelijkheden van cliënten. Gedragsbeperkingen en on- hebbelijkheden in de omgang heeft hij geleerd voor lief te nemen, ja, mogelijk te ver- geven.

In het voorgaande heb ik twee bewegingen van M geïnterpreteerd, de eerste naar buiten op zorg gericht, de tweede reflectief naar binnen die tot zelfontplooiing leidt. Het kern- thema zorg voor is in deze interpretatie samen te vatten als: zich met sensitiviteit en

aandacht richten op het handelingspotentieel van de cliënt, zodanig dat de onderlinge relatie zelfvertrouwen versterkt. In het moment ontstaat de impuls om een opgemerkte mogelijkheid een stap verder te brengen. Het is een naar buiten gerichte dynamiek. M richt zich op ontplooiingsmogelijkheden van cliënten. Hij focust op simpele acties waarmee hij naar zijn gevoel zelfvertrouwen versterkt en handelingspotentieel acti- veert. Dat doet hij vooral door cliënten steeds meer verantwoordelijkheden te geven. Hij is daarbij sensitief voor kleine signalen, zoals het plotseling verstarren van de Co- lombiaan bij de ontmoeting met de leraar in het technieklokaal. M kan zich directief opstellen, zonder aarzeling. Mensen volgen hem hierin. Hij drukt zíjn stempel op het zorgproces teneinde ruimte te bieden aan groeimogelijkheden. Hij faciliteert de ander op zodanige wijze dat hij beleeft dat mensen groeien. M wil cliënten een zodanig duw- tje geven, dat ze met herwonnen zelfvertrouwen op eigen benen leren staan.

Het tweede kernthema zelfontplooiing is in deze interpretatie samen te vatten als: open- staan voor hints van naasten, die M helpen stap voor stap levensvervulling te vinden en het eigen levensverhaal te verwoorden. Voedingsbodem is het doordenken van levens- gebeurtenissen die een blijvende en diepe indruk hebben achtergelaten. Het is een naar binnen gerichte dynamiek. M verdiept besef van eigen levensrichting door pijn en on- vrede als springplank te benutten voor zelfontplooiing. Hij ging bijvoorbeeld – in de periode dat hij aan een ‘ontiegelijk minderwaardigheidscomplex’ leed – meedoen aan het maken van een bewonerskrantje om iets zinvols om handen te hebben. Zijn leergie- righeid laat hem later nog weer nieuwe taakgebieden betreden, zoals het opbouwen en onderhouden van een netwerk met reguliere scholen. Hij beleeft dat naasten, die hij waardeert, hem over de drempel helpen om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Zijn zelfontplooiing hangt samen met een rijke schakering van gevoelens: angst, onzeker- heid, blijdschap, trots, pijn en dankbaarheid. Die gevoelens horen bij zijn zoektocht naar zin en betekenis van zijn leven. Hij bloeit daar op, waar anderen scherper dan hij- zelf zien aan welke stap hij toe is en hem over een drempel helpen.

In mijn interpretatie is hij zich innerlijk echt vrij gaan voelen om zich te ontplooien, door zijn vader te vergeven. Nu voelt hij zich in staat om enthousiast vanuit het niets te creëren. “Toen bemerkten we vanuit de cliënten dat de vraag was: ik wil een certificaat [van een opleiding] waar ik ook wat mee kan. [---] Dat hebben we, ik mag het nu wel zeggen, flink op de kaart gezet. Ben ik ook trots op.” M groeit in zijn werk met besef van levensvervulling mede door wat anderen in hem zien. Hij heeft gehoor gegeven aan hints van naasten, wat hem hielp de puzzelstukjes van zijn leven in elkaar te laten vallen. Als levensrichting ontdekt hij: zijn cliënten door een goede opleiding aan zinvol werk helpen.

Na deze interpretatie van de eerste twee kernthema’s, geef ik mijn interpretatie van het derde kernthema strijdbaarheid weer.

Kernthema III: Strijdbaarheid

Bovengenoemde twee thematische bewegingen breng ik in verband met een strijdbare levenshouding. M zet zich in om cliënten een goede opleiding te bieden als stap naar

zinvol werk, met als doel dat ze hun zelfvertrouwen weer terug vinden. Zijn eigen ver- dwaalde jeugd en de pijn van de relatie met zijn vader hebben hem tot dit besef van zijn levensrichting gebracht. M heeft zijn vader kunnen vergeven, toen hij na vaders overlijden het gemis ervoer. Hij heeft relationele vermogens ontwikkeld waarmee hij in staat is een band op te bouwen met mensen die vastzitten in hun trauma.

In de loop der jaren heeft hij een persoonlijk netwerk met scholen opgezet, om daar ruimte te maken voor zijn cliënten. Hij wil dat traumatische beschadigingen hande- lingsmogelijkheden voor het dagelijkse leven en met name voor het aangaan van rela- ties niet blokkeren, zeker buiten de muren van Antes. Ieder mens heeft recht op een waardig leven. Hij voert deze strijd voor een waardig leven van cliënten door zich in zijn netwerk van scholen plaatsvervangend voor cliënten op te stellen, door op cruciale momenten spreekbuis voor hen te zijn als een goede vader. M beleeft op deze wijze in zijn directe omgeving de ruimte voor persoonlijke groei tot leven te kunnen brengen, waarin cliënten goed gedijen.

Uit voorgaande beschrijvingen spreekt voor mij gedrevenheid, inzet en verbondenheid met Antes en haar cliëntenpopulatie. Maar zijn gedrevenheid schiet in mijn optiek ner- gens door tot fanatisme: M beleeft geen conflicten met zijn omgeving, doordat hij bij- voorbeeld met machtsdwang zijn levensvisie zou willen doordrukken. In het vervolg zal ik toelichten hoe hij kwaliteiten hanteert, die gericht zijn op verbondenheid en ka- meraadschap bij zijn inzet om mensen bij te staan, er voor hen te zijn. Die kameraad- schap beleef ik vooral als hij vertelt over zijn dagelijkse omgang met mensen. Maar wanneer ik de consistentie in zijn anekdotes en de diepgang van zijn kernthema’s poog te interpreteren, valt mij een zekere onverzettelijkheid op, een positieve strijdbaarheid die is verbonden met waardigheid.32 Een strijdbare levenshouding die ik bij hem op- merk houdt het midden tussen gedrevenheid en fanatisme. Om verbondenheid en ka- meraadschappelijkheid op strijdbare wijze tot stand te brengen ‘leeft’ M in mijn inter- pretatie als kwaliteiten:

III. i Met praktische wijsheid kansen voor groeimomenten realiseren

III. ii Door tact wederzijdse ontvankelijkheid voeden voor wat gedaan kan worden III. iii Zachtmoedig levensvervulling vinden in een stap vooruit van de ander Inzet van M daarbij is het stimuleren van persoonlijke groei van cliënten.

32 Jan van Ewijk situeert in dit licht de term ‘waardig strijden’. Het betreft “vanuit eigen hulpbron- nen opkomen voor een morele waarde die in een specifieke professionele praktijk of domein op het spel staat.” (H. v. Ewijk & Kunneman, 2013, p. 372). Hiervoor is volgens Jan van Ewijk on- der meer nodig “het versterken van bedachtzaamheid en behoedzaamheid [...], en traagheid die inherent is aan het onder moeilijke omstandigheden werken aan co-creatief realiseren van waar- dige strijd ...” (H. v. Ewijk & Kunneman, 2013, p. 372). Bedachtzaamheid en behoedzaamheid sluiten aan bij de bij zorgdragers ontdekte kwaliteiten praktische wijsheid en tact.

III. i Met praktische wijsheid kansen voor groeimomenten realiseren