• No results found

Kernthema I: Zorg voor

Hoofdstuk 2: Het duwtje

In het vorige hoofdstuk Jullie zijn toch mijn kinderen zijn kernthema’s van zorgdragers beschreven en geïllustreerd aan de hand van de casus van respondent M. In dit en de komende twee hoofdstukken werk ik mijn interpretatie uit van respectievelijk zorg voor, zelfontplooiing en strijdbaarheid zoals deze uit de transcripties van verkennende gesprekken met alle acht respondenten naar voren is gekomen. Citaten van responden- ten vormen de bouwstenen om mijn interpretatie inzichtelijk te maken.

Het kan opvallen dat sommige citaten meerdere malen voorkomen. Dit heeft te maken met de anekdotische manier van vertellen door respondenten. Uit een bepaalde set van anekdotes spreken in mijn interpretatie soms meerdere boodschappen. Ik rafel thema’s en een gelaagdheid uiteen die verpakt zitten in een bepaalde combinatie van anekdotes en de toonzetting tijdens het vertellen33. Waar ik spreek over ‘het beleven van zorgdra- gers’ bedoel ik conform de eerder uiteengezette IPA-methodiek mijn interpretatie van hun beleven.

Uit de verkennende gesprekken spreekt dat zorgdragers mogelijkheden voor mensen om te groeien tot realisatie willen brengen. Zij strijden voor een groeiklimaat, omdat ieder mens recht heeft op een waardig leven. Zij strijden daarvoor onvoorwaardelijk, zónder normatieve etikettering vooraf en mét situationele alertheid. Zij beleven primair handelingsgedreven dit groeiklimaat tot leven te willen brengen; niet door aan theorie- vorming te doen, wel door een eigen relationeel mensbeeld te doorleven. Zorgdragers leven tussen een naar buiten op zorg gerichte en een naar binnen op zelfontplooiing ge- richte beweging. Met hun positieve en strijdbare levenshouding voeden zij beide bewe- gingen.

De weergave in de hoofdstukken 2 tot en met 4 is geordend aan de hand van de hiërar- chische boomstructuur34 – in een intensief iteratief analyse- en interpretatieproces ont- wikkeld – die samenhang van kernthema’s, thema’s en subthema’s laat zien en die later door respondenten middels een members check is onderschreven. In dit hoofdstuk be- licht ik het kernthema Zorg voor en ga daarbinnen achtereenvolgend in op:

33 In het methodologische deel van Inleiding: Mijn onderzoekstocht heb ik naar Abma’s opmerking verwezen, waarmee zij het narratieve karakter van deze verpakking van ‘issues’ aangeeft. “Vol- gens Abma illustreren persoonlijke narratieven over ervaringen, naast emoties en gevoelens, ook datgene wat de verteller door die ervaringen heeft geleerd. Door in een verhaal betekenissen aan onze ervaringen te hechten, gunnen wij onze luisteraars een inkijkje in ons eigen perspectief op bepaalde gebeurtenissen – vaak inclusief onze zorgen, wensen of verwachtingen met betrekking tot het gezelschap of de situatie waarin het gebeurde plaatsvond [...]. Zo bezien zijn onze per- soonlijke issues dus ‘verpakt’ in die verhalen.” (Bos, 2016, p. 40).

34 Als bijlage is de hiërarchische boomstructuur met samenhang tussen kernthema’s, thema’s en subthema’s schematisch weergegeven, waartoe analyse en interpretatie hebben geleid.

Faciliteren met gevoel voor timing (I. A) Samen op weg gaan (I. B)

Op eigen benen zetten (I. C)

Zorg voor

Impulsen tot zorgacties komen voort uit sensitiviteit voor hoe anderen in het leven staan. Die sensitiviteit staat in het teken staat van groeimogelijkheden naar een meer vervuld leven. Sensitiviteit van dragers richt zich op het levensverhaal en op hande- lingsmogelijkheden van de ander. “Want iemand wordt wel gezien, hoop ik, in zijn zijn en niet alleen maar in het omhulsel wat iemand iets probeert te [laten] zijn.” (resp. K). Vanuit hun geloof in handelingsvermogens van cliënten ontwerpen zij kleine zorgac- ties die aansluiten bij wat déze cliënt of cliëntengroep nú verder helpt. Zij beleven vreugde aan kleine bewegingen die zij waarnemen, ook als een beweging niet direct goed lijkt uit te pakken.

Tot deze interpretatie ben ik gekomen omdat veel van de anekdotes gaan over eenvou- dige, kleine acties. Dragers kunnen enthousiast vertellen dat hun acties ‘heeeeel klein’ zijn. “Het zijn hele kleine dingen: ‘Er ligt een tas in mijn auto. Wil jij die even uit mijn auto halen? Zo werkt het alarm, dat kan jij wel.’ En dan ga ik het ook niet controleren, want dan zie je cliënten daar in groeien.” (resp. M). Zij beleven vreugde als zij het zelf- vertrouwen van een cliënt zien groeien, doordat zij de cliënt hebben gestimuleerd stap- jes te zetten om verder te komen. “...dat iemand dan ineens denkt: ‘Aah, ik heb nu al zelf de dokter gebeld!’ Dat is iets heel kleins, maar dat kan voor iemand wel heel waar- devol zijn. Waardoor je wel een stuk zelfregie geeft.” (resp. C). Zorgdragers willen de cliënt een duwtje geven, waardoor deze nieuwe ervaringen opdoet en sterker wordt. Om uiteindelijk de cliënt los te kunnen laten, die heeft geleerd op eigen benen te staan. Zorgdragers willen ervaringen bieden die zelfvertrouwen versterken. Zij beoefenen daartoe sensitiviteit voor kleine, vooral fysieke signalen van cliënten. Door aandacht en interesse voor het levensverhaal van cliënten, cultiveren zij hun sensitiviteit. “Want je krijgt op een gegeven moment een band met die cliënten [...] en nu weet ik eigenlijk heel zijn levensgeschiedenis.” (resp. P). Daarnaast oriënteren zij zich breed, bijvoor- beeld op filmdocumentaires en sluiten zich niet af voor wat er beleidsmatig speelt, om goed geïnformeerd te blijven over ontwikkelingen op hun vakgebied. Hoog in het vaandel blijft staan: door goed te kijken groeimogelijkheden leren herkennen die ge- blokkeerd lijken te zijn door een aangetast gevoel van eigenwaarde van cliënten. Dra- gers zien als doel van hun zorginspanningen de cliënt op eigen benen te zetten. Uit mijn analyse komt een werksystematiek naar voren die het zelfvertrouwen wil laten groeien. Deze systematiek is door dragers niet als een theoretisch concept aan mij ge- presenteerd. Ik interpreteer dat zij zich die systematiek in de loop van hun professione- le leven en werken eigen hebben gemaakt als een vanzelfsprekend deel van hun per- soonlijkheidsstructuur. Primair beleven zij situationeel te handelen. Reflectie op de systematiek van hun handelen achten zij alleen zinvol voor zover dit betrekking heeft

op een specifieke, individuele cliënt. Zij zoeken dan naar een gezamenlijke weg, om deze specifieke cliënt in beweging te brengen. Ook dan theoretiseren zij niet; zij kiezen snel een praktische aanpak en kijken vervolgens hoe die uitpakt.

In hun ‘uitgepelde’ werksystematiek van zorg voor anderen onderscheid ik drie stadia: faciliteren met gevoel voor timing, samen op weg gaan en op eigen benen zetten.