• No results found

Eerst citeer ik uit de folder van de Stichting Presentie (Baart, 2014): “Met ‘presentie’ wordt een benadering van kwetsbare mensen aangeduid, waarin de hulpgever aansluit bij en afstemt op de leefwereld van de ander, met deze een relatie aangaat die in zich- zelf weldadig kan zijn en tevens richting geeft aan de nodige hulp, en waarbinnen de ander voluit in tel is, tevoorschijn mag komen en nooit wordt afgeschreven. Met aan- dachtige, liefdevolle trouw streeft de hulpgever naar ‘er zijn voor’ de ander.”

In deze paragraaf geef ik een beknopt historisch overzicht van de ontwikkeling van de presentiebenadering, voor ik meer de diepte in ga.

In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft Baart intensief samengewerkt met Kun- neman en anderen bij de ontwikkeling van het normatieve professionalisering perspec- tief. Eind jaren negentig worden de contouren zichtbaar van een nieuwe benadering van Baart, die in een aantal opzichten verwant is met het normatieve professionalise- ring perspectief, maar vanuit het kernbegrip presentie geheel op eigen benen staat. Met zijn doorwrochte studie ‘Een theorie van de presentie’ legt Baart in 2001 de basis voor wat in de jaren daarna in vele uitwaaieringen naam zou krijgen als de presentie-bena-

dering.

Presentie is van oorsprong een theologisch begrip dat vorm heeft gekregen in het buurt- pastoraat in ‘arme wijken’, waar bewoners naast materiële armoede het meest lijden aan hun sociale uitsluiting. De studie volgt op de voet twee pastors, Anne en Bas, bij hun dagelijkse doen en laten in de wijk. Het wetenschappelijke onderzoek verzamelde data in de periode 1993-1999. Beide pastors hebben een leefwereldbenadering, willen zich blootstellen (‘exposure’) aan het leven van buurtbewoners in en rond hun huizen. Binnen hun leefwereldcontacten zoeken zij naar het kleine gebaar waarmee zij voor de ander present kunnen zijn.

Een relatie met een individuele buurtbewoner beschouwen zij als een waardevol goed. Instituties en bureaucratieën staan als hinderlijke, leed toevoegende instanties op de achtergrond. Anne en Bas laten zich raken door leed en vreugde van buurtbewoners en zoeken een reflectieve omgang met eigen geraakt zijn vanuit theologisch perspectief. In de jaren na dit onderzoek presenteert Baart zichzelf als zorgethicus. Hij doet dat on- der meer in een uitwerking in (Baart & Vosman, 2015b) van zijn benadering binnen een institutioneel kader. Hij verruimt zijn theologische perspectief op het zich begeven in de leefwereld van kansarmen tot een oriëntatie op zorgpraktijken die institutioneel zijn ingebed. Dit betekent dat hij zijn aanvankelijke normativiteit van een pure leefwe- reld-professionaliteit loslaat en zich wendt naar lokale en situationele ‘pop-up’ norma- tiviteit in de betrekking tussen de reguliere zorgverlener en zorgvrager: normatieve

professionalisering.67 Zijn invulling van normatieve professionalisering positioneert hij vervolgens tegenover het productiestreven van zorginstituties. “Het verschil tussen vaststaande waarden (die bijv. in het mission statement van een ziekenhuis worden op- gesomd om dan bewust ‘geproduceerd’ te worden) en gebleken goederen (die ‘oppop- pen’ in weldoende praktijken en waarvan de voorwaarden en het bewustzijn verder ge- cultiveerd worden […]) is heel groot.” (Baart & Vosman, 2015b, p. 41). Hiermee be- vestigt Baart op een meer neutrale wijze dan Van Heijst het spanningsveld, dat deze laatste kritiseert, tussen de zorgproducerende fabriek en het persoonlijke karakter van een zorgbetrekking als een vorm van handelen waarin uniciteit kan verschijnen. In 2011 evalueert Baart een transitieprogramma dat de presentie-benadering in wil voe- ren. Onderliggende opvatting is dat presentie ‘leerbaar’ is door middel van trainingen. Alles draait om de relatie. “De relatie biedt de zorgontvanger de mogelijkheid tevoor- schijn te komen en zich te laten kennen; de relatie leert de werker wat goed is om te doen […]; de relatie krijgt allerlei trekken van weldadigheid […] (Baart et al., 2011, p. 68). In de evaluatie van logboeknotities van deelnemende zorgprofessionals aan het transitieprogramma onderscheiden de onderzoekers drie relationele dimensies: a) de zorgrelatie ontwikkelt zich in een proces tussen mensen; b) de relatie heeft een beteke- nisvolle functie, die zich realiseert door de inzet van zowel zorgverlener als zorgvrager en c) in de zorgrelatie komen deugden tot uitdrukking – zoals aandacht en betrokken- heid.

Volledig in lijn met het door Van Heijst onderbouwde belang van de zorgrelatie, stelt Baart dat in die zorgrelatie “bijzonder belangrijke waarden worden verwezenlijkt, waaronder in elk geval de volgende: 1) De ander komt tevoorschijn als een mens met een verhaal en raakt in die hoedanigheid in tel. 2) De ander wordt door in zorg te zijn

reeds sociaal opgenomen en geborgen. 3) Wat er hier en nu gedaan zou kunnen wor-

den, toont zich geleidelijk.” (Baart et al., 2011, p. 61).68

Naast relatievorming, waarin waarden tot uitdrukking komen, spelen emoties een cru- ciale rol. Met diens emoties toont de zorgwerker betrokkenheid, maar trekt ook eigen

67 De invulling van normatieve professionalisering die Baart hier geeft is beperkter dan de opvat- ting die ik in navolging van Kunneman in de Inleiding heb geponeerd. Daar is een belangrijk ele- ment van normatieve professionalisering de uiteenzetting van de professional met het institutio- nele kader. In het vervolg van dit hoofdstuk kom ik hier op terug.

68 In zijn diesrede eveneens in 2011 laat Baart meer in detail zien hoe in die zorgbetrekking, als ge- volg van het op uniciteit gerichte handelen, een tussenruimte ontstaat: tussen bewegingen van het andere buiten mij, die een mens opvallen, en bewegingen van mij uit die ik innerlijk kan opmer- ken. In die intrapsychische tussenruimte “kan ik mij in de goede conditie [staat] brengen” voor “het inzicht of de creatieve inval.” (Baart, 2011b, p. 32). [...] “Die overgave aan het bewegen zelf, aan het bewegen dat jou aandoet, is dus openbarend: daar word je gewaar waar je op een an- dere wijze niet bij kunt komen en dat zich dus slechts aan je te kennen geeft in de mate waarin je er vrij en ontvankelijk voor bent.” (Baart, 2011b, p. 46). Langs deze weg kunnen situationeel mo- rele intuïties ontstaan die als individuele leidraad fungeren bij het verlenen van goede zorg. “...ik pleit ervoor bewogenheid als kompas te verkiezen boven het ideaal onaangedaan sturing te geven aan het leven van jezelf en anderen. Daarmee pleit ik voor zachtmoedigheid en compassie in een tijd die mededogen bespot en verduistert.” (Baart, 2011b, p. 55).

grenzen. Zich geraakt voelen door leed en vreugde zijn uitersten van een breed emotio- neel spectrum. Dieperliggend is het hanteren van onmachtsgevoelens. De presentiebe- oefenaar stuit op eigen gevoelens van machteloosheid, vaak verknoopt met vroegere in- snijdende ervaringen. Opgave is deze gevoelens bij zichzelf te herkennen en ruimte te geven, teneinde ontvankelijk te blijven voor het leed van de ander zonder zich door on- geremde emoties op sleeptouw te laten nemen. Van belang is vooral de interventiege- dachte los te laten, de dwangmatige impuls om de situatie van de cliënt te willen verbe- teren. “Je machteloos voelen is een ervaring die – zo blijkt – niet gemakkelijk is om te accepteren. Reflectie hierop geeft ruimte om bij de ander te blijven, nabij te zijn, niets te projecteren – open te kijken – ruimte te creëren zonder iets te moeten of te willen.” (Baart et al., 2011, p. 74).

In zijn slotevaluatie van het institutionele transitieprogramma – met stuurgroep en pro- jectgroepen – stelt Baart dat het krachtige kiemen voor de presentie-benadering heeft gelegd. Tegelijkertijd bevestigt hij de fundamentele kritiek van Van Heijst op de sys- teemdwang van de zorgfabriek. “In de bestaande structuren van de zorg is het moeilijk een doorbraak te bewerkstelligen ...” (Baart et al., 2011, p. 324).

De basis voor zijn presentiebenadering heeft Baart gelegd met zijn studie naar het op- treden en de bewegingsruimte van twee pastors in een wijk met sociale achterstanden, waarover hij in 2001 publiceerde. Daar ga ik hierna dieper op in.