• No results found

Verdrag 62 – Veiligheidsvoorschriften in de bouwnijverheid

HOOFDSTUK 9 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

9.2 Voorkomen van ongevallen

9.2.1 Verdrag 62 – Veiligheidsvoorschriften in de bouwnijverheid

Ratificatiedatum: 02-05-1950

Werkingssfeer

Artikel 2 bepaalt dat de wetgeving die op basis van de delen II t/m IV van het verdrag moet worden tot stand gebracht, van toepassing moet zijn op alle werkzaamheden op het bouwterrein die het bouwen, herstellen, veranderen, onderhouden en afbreken van enig gebouw betreffen.

Afwijkingen mogen, na overleg met betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties, worden toegestaan. Het gaat daarbij om mogelijke afwijking van alle of bepaalde gedeelten van de voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op werkzaamheden van zodanige aard dat in de regel redelijkerwijs veilige omstandigheden aanwezig zijn.

Verplichtingen

Het verdrag stelt concrete normen ten aanzien van de inhoud van wetgeving die de toepassing van de algemene verdragsbepalingen betreffende steigers, hefwerktuigen, veiligheidsinrichtingen en eerste hulpverleningen, moet verzekeren.

Artikel 1 bepaalt dat de wetgeving de toepassing van de algemene bepalingen van de delen II t/m IV van het verdrag moet verzekeren. Verder moeten de betrokken autoriteiten de bevoegdheid hebben om regelingen te treffen die in de mate waarin dat mogelijk en wenselijk is (gegeven de omstandigheden van het land) uitvoering geven aan het modelreglement dat hoort bij ILO-Aanbeveling 53 betreffende de veiligheidsvoorschriften (bouwbedrijf). In plaats daarvan kan ook een daaraan gelijkwaardig modelreglement worden gebruikt.

Artikel 3 bepaalt dat deze wetgeving resp. voorschriften:

a. ter kennis van alle betrokkenen dient/dienen te worden gebracht, op een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde wijze;

b. de voor de toepassing daarvan verantwoordelijke personen aanwijst/aanwijzen; c. effectieve straffen op overtreding van de opgelegde verplichtingen stelt/stellen.

Artikel 4 verplicht tot invoering van een inspectiestelsel dat de toepassing van de wetgeving waarborgt.

Artikel 5 geeft enkele voor Nederland niet relevante vrijstellingsmogelijkheden.

Artikel 6 verplicht tot het jaarlijks verstrekken van nieuwe statistische gegevens aan het Bureau van de ILO over het aantal en de indeling van de ongevallen, overkomen aan personen, die in dit verdrag bedoelde werkzaamheden verrichten.

Deel II bevat algemene bepalingen over steigers.

Deze mogen alleen onder de bij dit artikel aangegeven voorwaarden worden opgebouwd, afgebroken of veranderd. Deze voorwaarden betreffen eisen ten aanzien van toezicht, deskundigheid, en het gebruikte materiaal.

Artikel 8 bepaalt op welke wijze vloeren, bordessen, gangen en trappen moeten worden gemaakt en onderhouden, en regelt de hoogte en breedte daarvan.

Artikel 9 bevat voorschriften voor (gaten in) vloeren, en voor daken en steigers om te voorkomen dat personen of materialen vallen.

Artikel 10 betreft veilige toegangsmiddelen (waaronder voorschriften ten aanzien van ladders), voorkomen van ongevallen in verband met elektrische installaties, en opstapeling/plaatsing van materialen op het bouwterrein.

Deel III bevat algemene bepalingen betreffende hefwerktuigen. Deze worden eveneens slechts globaal aangegeven.

Artikel 11 betreft doelmatige constructie, materiaal, onderhoud en afwezigheid van gebreken aan hefwerktuigen en kabels.

Artikel 12 handelt over de controle van hefwerktuigen en kabels en andere zaken die gebruikt worden voor het ophijsen of neerlaten van materialen of het dragen van een last. Controle dient te geschieden ná opstelling op het bouwterrein en voor het gebruik. Tevens dient na ingebruikstelling, met geregelde tussenpozen, gecontroleerd te worden.

Artikel 13 betreft het bedienen van een kraan of ander hefwerktuig en de aan de bediener te stellen eisen.

Artikel 14 geeft voorschriften voor de vast te stellen grootste veilig toelaatbare belasting van hefwerktuigen e.d., en voor het zichtbaar aangeven daarvan. Een zwaardere belasting dan aangegeven is verboden tenzij het een proefneming betreft.

Artikel 15 betreft de doeltreffende beveiliging van motoren, tandraderen, drijfwerken, elektrische geleidingen en andere gevaarlijke delen van hefwerktuigen. Het risico dat een last onverhoeds valt of dat een deel van de hangende last zich verplaatst moet tot een minimum worden beperkt.

Deel IV bevat algemene bepalingen betreffende de veiligheidsuitrusting en eerste hulpverlening. Artikel 16 bepaalt dat alle uitrusting voor de persoonlijke bescherming ter beschikking moet staan van het personeel dat op het bouwterrein werkt. Deze uitrusting dient voor onmiddellijk gebruik gereed te zijn. De werknemers zijn verplicht ervan gebruik te maken en de werkgevers dienen erop toe te zien dat dit ook gebeurt.

Artikel 17 schrijft voor dat, als er in de onmiddellijke omgeving van het bouwterrein gevaar voor verdrinken bestaat, de nodige hulpmiddelen aanwezig en voor onmiddellijk gebruik gereed moeten zijn. Daarnaast moeten alle maatregelen genomen worden voor een snelle redding van de betrokkene.

Artikel 18 bepaalt dat doeltreffende maatregelen moeten worden genomen om aan personen die tijdens hun werk gewond raken, eerste hulp te verlenen.

Implementatie

Voorheen bestond er een groot aantal veiligheidsbesluiten die elk op basis van de Arbeidsomstandighedenwet de veiligheidsvoorschriften in een bepaalde sector (zoals de bouwnijverheid) of met betrekking tot een bepaald thema regelden. Met de invoering van het Arbeidsomstandighedenbesluit op 15 januari 1997 zijn al deze veiligheidsbesluiten vervallen. Het Arbeidsomstandighedenbesluit regelt nu al deze onderwerpen in verschillende hoofdstukken. De bepalingen hebben een globaler karakter dan de afzonderlijke veiligheidsbesluiten, waarbij in principe alle hoofdstukken gelden voor alle werkgevers en alle werknemers in alle maatschappelijke sectoren. De indeling van het Arbeidsomstandighedenbesluit ziet er als volgt uit.

Hoofdstuk één regelt de definities en het toepassingsgebied. Hierin staat bijvoorbeeld dat extra zorg besteedt moet worden aan de veiligheid van jeugdigen en zwangere vrouwen. Deze extra maatregelen zijn per onderwerp verder uitgewerkt in de afzonderlijke hoofdstukken.

Hoofdstuk twee gaat over Arbozorg en de organisatie van de arbeid.

In hoofdstuk drie worden regels gegeven met betrekking tot de inrichting van arbeidsplaatsen. Eisen worden onder andere gesteld aan de stabiliteit van gebouwen, de veiligheid van elektrische installaties, voorzieningen in noodsituaties (nooduitgangen, brandmelders, middelen voor het redden van drenkelingen), vloeren, muren en plafonds, ramen en bovenlichtvoorzieningen, deuren, hekken en andere doorgangen, het voorkomen van valgevaar en de aanwezigheid van ontspanningsruimten en andere voorzieningen (doucheruimten, kleedruimten, toiletten).

Hoofdstuk vier ziet op arbeid waarbij gevaarlijke stoffen en biologische agentia gebruikt worden. In het bijzonder wordt aandacht besteedt aan arbeid met explosieve stoffen, kankerverwekkende of mutagene stoffen (asbest) en specifieke gezondheidsschadelijke stoffen (zandsteenverbod, zandstraalverbod, loodwitverbod).

Hoofdstuk vijf stelt regels met betrekking tot de fysieke belasting van werknemers.

In hoofdstuk zes staan regels met betrekking tot andere fysische factoren zoals temperatuur, luchtverversing, verlichting, lawaai, trillingen, straling en werken onder overdruk (caissonarbeid).

Hoofdstuk zeven stelt eisen aan de kwaliteit en geschiktheid van de arbeidsmiddelen die de werkgever ter beschikking stelt. Arbeidsmiddelen die specifiek genoemd worden zijn onder andere hijs- en hefwerktuigen, arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte, ladders en trappen, en steigers.

Hoofdstuk acht behandelt persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.

In hoofdstuk negen is aangegeven wat de verplichtingen zijn van verschillende partijen (werkgever, werknemer, thuiswerker, zelfstandige), welke feiten strafbaar of beboetbaar zijn en in welke gevallen vrijstellingen of ontheffingen kunnen gelden.

Verdere uitwerkingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn te vinden in de Arbeidsomstandighedenregeling, de Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving en 45 Arbo-informatiebladen (AI-bladen). In de beleidsregels en AI-bladen is aangegeven hoe men naar het oordeel van de Arbeidsinspectie kan voldoen aan de arbeidsomstandigheden-wetgeving. Het aantal beleidsregels is na de invoering van het Arbeidsomstandighedenbesluit sterk verminderd en vereenvoudigd en de AI-bladen vervangen het grote aantal publicatiebladen (P-bladen) dat voorheen bestond.

Bepalingen gericht tot producenten van werktuigen met betrekking tot de veilige constructie en uitvoering daarvan zijn sinds 1 november 2001 opgenomen in de Warenwet. Voorheen stonden deze voorschriften in de Wet op de gevaarlijke werktuigen. Uitwerkingen van de voorschriften zijn onder andere te vinden in het Warenwetbesluit containers, Warenwetbesluit drukvaten van eenvoudige vorm, Warenwetbesluit explosieveilig materiaal, Warenwetbesluit liften en Warenwetbesluit drukapparatuur.

Interpretatie en naleving

Het commentaar van het Comité van Experts over het afgelopen decennium beperkt zich tot het kort weergeven van het rapport van de Nederlandse overheid, waaruit geen specifieke kritiekpunten op het gebied van naleving vallen te destilleren.

9.2.2 Verdrag 152 - De arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN