• No results found

HOOFDSTUK 6 ARBEIDSMARKT

6.3 Migrerende werknemers

6.3.1 Verdrag 97 – Migrerende arbeiders Vindplaats Nederlandse tekst: Trb. 1951, 34 Ratificatiedatum: 20-05-1952

Werkingssfeer

Het verdrag is blijkens artikel 11 van toepassing op migrerende werknemers, als volgt gedefinieerd: personen, die van een land naar een ander migreren met het oogmerk in dienstbetrekking en niet voor eigen rekening te werken; de term sluit elke persoon in die legaal als migrerende werknemer is toegelaten.

Het verdrag is niet van toepassing op: a. grenswerknemers;

b. verblijf van korte duur van personen, die een vrij beroep uitoefenen, en kunstenaars; en c. zeelieden.

Verplichtingen

Artikel 1 verplicht de lidstaten, op verzoek, zowel aan het Internationaal Arbeidsbureau als aan elkaar inlichtingen te verstrekken over hun beleid, wetten en reglementen, bijzondere voorzieningen, arbeidsvoorwaarden en kosten van levensonderhoud, die in hun gebieden gelden, en over de bijzondere en algemene overeenkomsten, die zij zijn aangegaan betreffende emigratie en immigratie. De artikelen 2 en 3 verplichten tot het (doen) instellen of (doen) in stand houden van een kosteloze dienst, die de migrerende werknemers behulpzaam is en met name correcte informatie verschaft. Er moeten bovendien maatregelen worden genomen tegen misleidende propaganda over emigratie en immigratie, en er moet, waar passend, terzake met andere lidstaten te worden samengewerkt. Artikel 4 bepaalt dat maatregelen worden genomen ter vergemakkelijking van vertrek, reis en ontvangst van migrerende werknemers.

Lidstaten moeten op basis van artikel 5 een medische dienst in stand houden, die zonodig zowel bij vertrek als bij aankomst van de migrerende werknemers en hun gezinsleden vaststelt dat zij in goede gezondheid verkeren en er voor waakt dat zij bij vertrek, gedurende de reis en bij aankomst, een behoorlijk geneeskundig toezicht genieten en goede hygiënische omstandigheden.

Artikel 6 bepaalt dat emigranten die wettig op het territoir van een lidstaat verblijven, zonder onderscheid ten aanzien van nationaliteit, ras, godsdienst of geslacht, niet minder gunstig behandeld mogen worden dan de eigen onderdanen. Het gaat om een aantal met name genoemde onderwerpen, voor zover ze bij wettelijke maatregelen geregeld worden of aan het toezicht van administratieve autoriteiten onderworpen zijn:

a. de beloning, arbeidsduur, overwerkregelingen, vakantie met behoud van loon, beperkingen ten aanzien van huisarbeid, minimumleeftijd voor toelating tot de arbeid, leerlingschap en opleiding, vrouwenarbeid en arbeid van jeugdige personen;

b. lidmaatschap van vakverenigingen en het genieten van de voordelen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

c. huisvesting;

e. belastingen, contributies of bijdragen terzake van de arbeid, die ten aanzien van de werknemer geheven worden;

f. gerechtelijke acties betreffende de aangelegenheden in dit verdrag geregeld. Het artikel bevat ook enkele specifieke bepalingen ten behoeve van federale staten.

Artikel 7 schrijft voor dat er internationale samenwerking zal zijn tussen diensten voor de werkgelegenheid, en andere, die te maken hebben met migratie. Werkzaamheden van de openbare diensten mogen geen kosten meebrengen voor de migranten.

Artikel 8 bepaalt dat bij blijvende toelating van migrerende werknemers en eventuele gezinsleden, terugzending op grond van het feit dat de migrerende werknemer niet in staat is zijn beroep uit te oefenen ten gevolge van ziekte of ongeval, verkregen na aankomst, slechts op vrijwillige basis dan wel op grond van een internationale overeenkomst is toegestaan. De mogelijkheid is opengelaten om de toepassing van dit beginsel afhankelijk te stellen van een bepaalde verblijfsduur van niet langer dan 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van toelating.

Op grond van artikel 9 moet worden toegestaan dat verdiensten of spaargelden van de migrant worden overgemaakt, in de mate waarin deze dat wenst; wel mag hierbij rekening worden gehouden met de beperkingen, neergelegd in nationale wettelijke regelingen inzake de in- en uitvoer van deviezen.

Artikel 10 schrijft voor dat, wanneer het aantal migrerende werknemers dat van het ene land naar het andere gaat voldoende groot is, de bevoegde autoriteiten van de betrokken gebieden, wanneer dit nodig of wenselijk is, overeenkomsten moeten sluiten ter regeling van zaken van gemeenschappelijk belang die zich voordoen bij de toepassing van de bepalingen in dit verdrag.

Nederland heeft zich ook aan de bij het verdrag gevoegde bijlagen gebonden. Deze worden in het onderstaande kort besproken.

Bijlage I – Betreffende werving, plaatsing en arbeidsvoorwaarden van migrerende werknemers, niet geworven krachtens regelingen voor groepsmigratie, getroffen onder toezicht van de regering

Werkingssfeer

De bijlage is van toepassing op migrerende werknemers, die niet geworven zijn krachtens regelingen voor groepsmigratie, getroffen onder toezicht van de Regering (artikel 1). Het gaat dan om zeer beperkte werving van werknemers voor met name seizoensarbeid in de agrarische sector. Deze werving geschiedt uitsluitend binnen de Europese Unie. De betekenis van bijlage 1 op dit moment is derhalve in hoge mate theoretisch van aard. Daarom worden alleen de definities en onderwerpen vermeld.

Verplichtingen

Artikel 2 geeft een omschrijving van de volgende begrippen: a. werving:

• het aannemen van een persoon in een gebied ten behoeve van een werkgever in een ander gebied, of

• het zich jegens een persoon in een gebied verbinden om hem arbeid te verschaffen in een ander gebied, en het treffen van maatregelen met betrekking tot de handelingen onder 1 en 2, inclusief het zoeken naar en de selectie van emigranten en de voorbereiding van hun vertrek.

b. binnenleiding: handelingen ter verzekering of vergemakkelijking van aankomst in of toelating tot een gebied van personen, die geworven zijn.

c. plaatsing: handelingen ter verzekering of vergemakkelijking van de arbeid van personen, die binnengeleid zijn.

De bijlage bevat verplichtingen ten aanzien van het recht om handelingen van werving, binnenleiding en plaatsing te verrichten.

Bovendien wordt het toezicht geregeld en de eis dat de verrichtingen kosteloos zijn.

Verder zijn er bepalingen ten aanzien van voorzieningen en ten aanzien van landen die een overheidstoezicht op arbeidscontracten kennen.

Tenslotte zijn er voorzieningen ten aanzien van bilaterale overeenkomsten en strafbaarstelling van personen die clandestiene of illegale emigratie bevorderen.

Bijlage II – Betreffende werving, plaatsing en arbeidsvoorwaarden van migrerende werknemers, geworven krachtens regelingen voor groepsmigratie, getroffen onder toezicht van de regering

Aangezien geen werving meer plaatsvindt krachtens groepsregelingen is deze bijlage voor Nederland niet relevant meer. Derhalve wordt hierop niet verder ingegaan.

Bijlage III – Betreffende de invoer van de persoonlijke eigendommen, gereedschappen en uitrustingsstukken van migrerende werknemers

Verplichtingen

Artikel 1 bepaalt dat de persoonlijke eigendommen van geworven migrerende werknemers en hun gezinsleden vrijgesteld moeten zijn van douanerechten bij aankomst in het immigratieland. Waar gesproken wordt over "gezinsleden" wordt steeds bedoeld degenen die toestemming hebben om hen te vergezellen of zich bij hen te voegen.

Draagbare handgereedschappen en draagbare uitrustingsstukken, gewoonlijk in het bezit van de werknemers voor de uitoefening van hun beroep, die toebehoren aan geworven migrerende werknemers en hun gezinsleden, moeten vrijgesteld zijn van douanerechten bij aankomst in het immigratiegebied. Voorwaarde is wel dat bewezen kan worden dat deze voorwerpen op het moment van invoer hun feitelijk eigendom of bezit zijn, een aanmerkelijke tijd in hun bezit zijn geweest en door hen zijn gebruikt, en bestemd zijn voor gebruik in de uitoefening van hun beroep.

Artikel 2 bepaalt hetzelfde voor de situatie dat de migrerende werknemers en hun gezinsleden terugkeren naar het land van herkomst, als ze tenminste de nationaliteit van dat land hebben behouden.

Implementatie

De implementatie van de verdragsverplichtingen geschiedt door middels van de Vreemdelingenwet en de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV, wet van 21 december 1994, Stb. 1994, 625).

Op grond van deze wet is het een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder een tewerkstellingsvergunning. Een dergelijke vergunning is niet vereist voor een EU/EER-onderdaan (plus Zwitserse onderdanen) (een en ander ingevolge artikelen 39-42 van het EG-Verdrag en EEG-Verordening 1612/68) of een vreemdeling die over een verblijfsvergunning beschikt.

De uitvoering van de WAV is door de minister van SZW overgedragen aan de Centrale Organisatie werk en inkomen, een zelfstandig bestuursorgaan. Een tewerkstellingsvergunning dient te worden aangevraagd bij het Centrum voor Werk en Inkomen. In beginsel wordt een dergelijke vergunning geweigerd indien voor een dergelijke arbeidsplaats een "prioriteitsgenietend aanbod op de arbeidsmarkt" beschikbaar is (artikel 8 lid 1 WAV). Een soepeler regime is voorhanden voor zogenaamde ‘kennismigranten’, welke overigens met name gedefinieerd worden door het salaris dat zij genieten.

Ongelijke behandeling naar nationaliteit is verboden. Zie hiervoor met name hetgeen is gesteld onder Verdrag 111. In Europees verband kan worden gewezen op Verordening 1612/68 inzake discriminatieverbod en verblijfsrecht. Verder kan, wat betreft gelijke behandeling van migrerende werknemers, worden gewezen op artikel 1 van de Grondwet en de Algemene wet gelijke behandeling (Stb. 1994, 230).

Wat de overheidssector betreft kan nog gewezen worden op intrekking van de Wet van 4 juni 1858 (Stb. 46), die de aanstelling van vreemdelingen in de overheidsdienst verbood (Wet van april 1988, Stb. 231). Behalve voor sommige specifieke functies (politie, rechters) is in het algemeen geen Nederlandse nationaliteit meer nodig voor een functie bij de overheid. Voor de aanstelling van buitenlanders in overheidsdienst is wel een tewerkstellingsvergunning nodig. Een buitenlander in openbare dienst geniet dezelfde wettelijke bescherming als een Nederlands burger.

Gezien de situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt vindt werving buiten Nederland nog maar incidenteel en op beperkte schaal plaats.

Wat betreft illegale migratie kan nog worden gewezen op artikel 197a, b, en c, van het Wetboek van strafrecht (Stb. 1993, 141, 707, 708 en 709), waarin uit winstbejag behulpzaam zijn bij, en illegale tewerkstelling als misdrijf strafbaar worden gesteld.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN