• No results found

Verdrag 90 – Nachtarbeid van jeugdige personen in de nijverheid werkzaam

HOOFDSTUK 8 ARBEIDSVOORWAARDEN

8.2 Werktijden

8.2.2 Verdrag 90 – Nachtarbeid van jeugdige personen in de nijverheid werkzaam

Ratificatiedatum: 22-10-1954

Werkingssfeer

Het verdrag is van toepassing op jongeren die ’s nachts werken in nijverheidsondernemingen. Dit zijn (artikel 1):

a. mijnen, groeven en alle andere inrichtingen voor het winnen van mineralen uit de aardbodem; b. ondernemingen, waarin goederen worden vervaardigd, of verschillende soorten van

bewerkingen ondergaan (in artikel 1 gedetailleerd omschreven), of waarin stoffen een verandering ondergaan, inclusief scheepsbouwondernemingen, en allerlei soorten van elektriciteitsondernemingen;

c. bouwondernemingen en ondernemingen voor weg- en waterbouwkunde; d. ondernemingen die zich bezighouden met een vorm van vervoer.

De bevoegde autoriteit geeft de scheiding aan tussen de nijverheid enerzijds en de landbouw, de handel, en de andere niet--industriële werkzaamheden anderzijds.

Er kunnen uitzonderingen op het toepassingsgebied van het verdrag worden gemaakt, als het gaat om arbeid die niet als schadelijk, nadelig of gevaarlijk moet worden beschouwd, of om arbeid in familiebedrijven waarin uitsluitend ouders en kinderen of pupillen werkzaam zijn.

Artikel 2 definieert het begrip ‘nacht’ verschillend al naar gelang de jongere nog geen zestien jaar, of reeds zestien maar nog geen achttien jaar is.

Voor jongeren beneden de zestien wordt onder ‘nacht’ verstaan een periode van tenminste twaalf achtereenvolgende uren, waarbinnen in elk geval het tijdsverloop tussen tien uur 's avonds en zes uur ’s morgens valt.

Is jongere al zestien maar nog geen achttien jaar, dan wordt onder ‘nacht’ verstaan een periode van tenminste twaalf achtereenvolgende uren waarbinnen een door de bevoegde autoriteit vast te stellen tijdsverloop van tenminste zeven achtereenvolgende uren tussen tien uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens valt.

Verplichtingen

Artikel 3 verbiedt dat een jongere beneden de achttien ’s nachts in dienst is van, of werk verricht in een nijverheidsonderneming (particulier of overheid) of vestiging daarvan, behalve in de in het artikel aangegeven gevallen en de daarbij gestelde voorwaarden, te weten:

a. de bevoegde autoriteit mag na raadpleging van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties nachtarbeid van jongeren, die al zestien maar nog geen achttien zijn, toestaan. Dit mag alleen in het kader van hun leerling-opleiding of hun beroepsopleiding in bepaalde industrieën of bij werkzaamheden waar dag en nacht ononderbroken werken vereist is. Voorwaarde is dan wel dat de jongeren tussen twee arbeidstijden een rusttijd van tenminste dertien achtereenvolgende uren genieten;

b. in het geval in een land het gehele personeel in broodbakkerijen geen nachtarbeid mag verrichten, kan de bevoegde autoriteit voor jongeren boven de zestien en beneden de achttien afwijken van artikel 2. De periode tussen negen uur ‘s avonds en vier uur ‘s morgens mag dan in de plaats gesteld worden van de periode van tenminste zeven uur tussen tien uur ‘s avonds en zeven uur ‘s morgens; dit mag alleen als de leerling-opleiding of de beroepsopleiding dit noodzakelijk maakt.

Artikel 4 maakt het mogelijk - in landen waar het klimaat het werken overdag bijzonder bezwaarlijk maakt - af te wijken van het bovenstaande. Dan moet echter wel overdag een evenredig lange rusttijd worden toegestaan. Ook in een geval van overmacht dat niet was te voorzien of te voorkomen en dat de gewone gang van zaken in de onderneming belemmert, zijn afwijkingen mogelijk.

Artikel 5 staat toe dat, als het nationaal belang dit in bijzonder ernstige omstandigheden vereist, het verbod tot het verrichten van nachtarbeid door jongeren bij beslissing van de overheid wordt opgeschort.

Artikel 6 bevat de volgende verplichtingen ten aanzien van de wetgeving:

a. maatregelen moeten worden voorgeschreven ter bekendmaking van de wetgeving aan betrokkenen;

b. personen moeten worden aangewezen die met de uitvoering van de wetgeving zijn belast; c. er moeten adequate sancties worden gesteld op overtreding;

d. er moet een voorziening worden getroffen voor het instellen en handhaven van een inspectiestelsel, dat de naleving van de bepalingen daadwerkelijk kan verzekeren;

e. iedere werkgever moet verplicht worden een register of officiële documenten bij te houden waarin de namen en geboortedata van alle jongeren beneden de achttien in zijn dienst worden aangegeven, en alle andere gegevens die de bevoegde autoriteit passend acht. Deel II van het verdrag bevat bepalingen ten aanzien van bepaalde landen die voor Nederland niet relevant zijn.

Implementatie

Ten aanzien van implementatie wordt tevens verwezen naar hetgeen is gesteld onder Verdrag 138 met betrekking tot de minimumleeftijd voor toelating tot het werk.

Het verdrag wordt in Nederland uitgewerkt door middel van de Arbeidstijdenwet en de Nadere Regeling Kinderarbeid. De Arbeidstijdenwet stelt in artikel 5:3 dat de jeugdige werknemer (zijnde een jongere van 16 of 17 jaar oud) een onafgebroken rusttijd dient te genieten van ten minste twaalf uur in elke dag, waaronder in ieder geval begrepen de periode tussen hetzij 11 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends. Voorts bevat de Nadere Regeling Kinderarbeid specifieke bepalingen, waarbij in beginsel nachtarbeid door kinderen tussen 7 uur ’s avonds en 7 uur ’s ochtends wordt verboden.

Artikel 3:1 van de Nadere regeling kinderarbeid bevat specifieke regels voor bepaalde vormen van arbeid naast en in samenhang met onderwijs. Volgens artikel 5:12, eerste lid, onder f van de Arbeidstijdenwet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot bepaalde arbeid of arbeid onder bepaalde omstandigheden die afwijken van of strekken tot aanvulling van het bij paragraaf 5.2 bepaalde, ten aanzien van arbeid in nachtdienst. Er zijn geen algemene maatregelen van bestuur op basis waarvan het jongeren onder de 18 jaar is toegestaan nachtarbeid te verrichten in industriële ondernemingen. Wel bevat artikel 5.4.3 van het Arbeidstijdenbesluit een regeling welke uitsluitend van toepassing is op arbeid verricht in nachtdienst door een jeugdige werknemer die een opleiding volgt tot brood- en banketbakker, tot broodbakker of tot leidinggevende in de bakkerij door middel van hetzij een beroepsbegeleidende hetzij een beroepsopleidende leerweg in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, voorzover die arbeid noodzakelijk is in het kader van die opleiding.

Het toepassingsgebied van de wettelijke regelingen is steeds duidelijk aangegeven. Er is derhalve daarnaast niet nog een scheidslijn aangebracht tussen nijverheidsondernemingen enerzijds en andere ondernemingen, zoals artikel 1 (lid 2) van het verdrag aangeeft. Evenmin is gebruik gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid van het derde lid. Van de afwijkingsmogelijkheden, geboden in artikel 4, lid 1, van het verdrag is evenmin gebruik gemaakt. De mogelijkheid van artikel 5 wordt niet toegepast. Van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 3 is alleen gebruik gemaakt voor jeugdige werknemers die een opleiding volgen tot brood- en/of banketbakker of tot leidinggevende in de bakkerij (zie boven).

Interpretatie en naleving

Het Comité van Experts stelt in 2000 dat artikel 2:3 van de Arbeidstijdenwet niet van toepassing is op verrichtingen van leerlingen of studenten in onderwijsinstellingen. Het Comité van Experts herhaalt daarbij dat het verdrag nachtarbeid voor dergelijke doelen enkel toelaat voor jeugdige werknemers vanaf de leeftijd van 16 jaar en pas nadat de desbetreffende autoriteiten dergelijk werk hebben toegestaan en de werkgevers- en werknemersorganisaties zijn geconsulteerd. Het Comité van Experts verzoekt de Nederlandse overheid dan ook om informatie te verschaffen op welke wijze zij in dat verband het verdrag naleeft.

8.2.3 Verdrag 106 – De wekelijkse rusttijd in de handel en op kantoren

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN