• No results found

HOOFDSTUK 8 ARBEIDSVOORWAARDEN

8.3 Andere arbeidsvoorwaarden

8.3.6 Verdrag 177 - Thuiswerk

Vindplaats Nederlandse tekst: Trb. 2001, 25 Ratificatiedatum: 31-10-2002

Werkingssfeer

Ingevolge artikel 2 is dit verdrag van toepassing op alle personen die thuiswerk verrichten in de zin van artikel 1. Onder ‘thuiswerk’ wordt krachtens artikel 1 verstaan: werk dat een persoon, hierna te noemen een thuiswerker, verricht:

a. in zijn of haar woning of in een andere ruimte van zijn of haar keuze die niet de arbeidplaats van de werkgever is;

b. tegen vergoeding;

c. waaruit een product of een dienst voortvloeit zoals aangegeven door de werkgever, ongeacht wie de gebruikte apparatuur, het materiaal of andere voor die prestatie benodigde middelen levert, tenzij deze persoon de benodigde mate van autonomie en economische onafhankelijkheid bezit om als zelfstandige te worden aangemerkt krachtens de nationale wet- en regelgeving of gerechtelijke beslissingen.

Personen met de status van werknemer worden geen thuiswerker in de zin van dit verdrag door hun werk als werknemer eenvoudigweg af en toe thuis te verrichten, in plaats van op hun normale arbeidsplaats.

Onder ‘werkgever’ wordt verstaan: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die, hetzij rechtstreeks, hetzij via een tussenpersoon, ongeacht het feit of in de nationale wetgeving wel of niet is voorzien in het bestaan van tussenpersonen, thuiswerk doet verrichten in het kader van zijn of haar zakelijke activiteiten.

Verplichtingen

Artikel 3 bepaalt dat de Lidstaat, na raadpleging van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties en, indien bestaand, van organisaties die de belangen behartigen van thuiswerkers en organisaties van thuiswerkgevers, beleid moet ontwikkelen, uitvoeren en regelmatig herzien, dat is gericht op de verbetering van de omstandigheden van thuiswerkers.

Artikel 4 geeft aan dat bij de ontwikkeling van dat beleid zo veel mogelijk naar een gelijke behandeling van thuiswerkers en andere werknemers moet worden gestreefd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de speciale aard van thuiswerk en met de voorwaarden die gelden voor hetzelfde of gelijksoortig werk dat wordt verricht in een onderneming.

Gelijke behandeling dient met name te worden bevorderd ten aanzien van de volgende punten: het recht van thuiswerkers om lid te worden van organisaties van hun eigen keuze of deze op te richten en deel te nemen aan de activiteiten van dergelijke organisaties, bescherming tegen discriminatie in werk en beroep, bescherming van veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, beloning, bescherming ingevolge de wettelijke socialezekerheidsbepalingen, toegang tot scholing, minimumleeftijd voor toelating tot een dienstbetrekking of werk en bescherming van het moederschap.

Artikel 5 geeft aan dat het nationaal beleid dient te worden uitgevoerd door middel van wet- en regelgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten, scheidsrechterlijke uitspraken of op andere wijze die strookt met de nationale praktijk.

Artikel 6 bepaalt dat gepaste maatregelen dienen te worden genomen om te bereiken dat in de arbeidsstatistieken ook thuiswerk wordt opgenomen.

Ingevolge artikel 7 is de nationale wet- en regelgeving inzake de veiligheid en gezondheid op het werk van toepassing op thuiswerk. Wel moet rekening worden gehouden met de specifieke aard van het thuiswerk en kunnen aanvullende regels worden opgesteld als het gaat om bepaalde werkzaamheden en om het gebruik van bepaalde stoffen thuis.

In het geval het krachtens nationale regels is toegestaan gebruik te maken van tussenpersonen bij thuiswerk, worden de verantwoordelijkheden van werkgevers en tussenpersonen verdeeld door nationale regels of door rechterlijke beslissingen, aldus artikel 8.

Artikel 9 bepaalt dat de naleving van de wet- en regelgeving moet worden verzekerd door een met de nationale wetgeving en praktijk overeenstemmend systeem van inspectie. In geval van overtreding dient te worden gezorgd voor gepaste (straf)maatregelen en een doelmatige toepassing daarvan. Artikel 10 ten slotte geeft aan dat dit verdrag gunstiger bepalingen die van toepassing zijn op thuiswerkers krachtens andere internationale arbeidsverdragen onverlet laat.

Implementatie

Gezien het gehanteerde begrip van thuiswerker, is het verdrag niet van toepassing op een persoon die zelfstandige arbeid verricht en op basis van overeenkomst van opdracht (als ‘zelfstandige’) voor verschillende opdrachtgevers werkt.

Nu de werkingssfeer van het verdrag niet ziet op zelfstandigen en (alsdan) in wezen ziet op thuiswerkers als werknemers in de zin van het Burgerlijk Wetboek, betekent dit dat voor thuiswerkers in de zin van Verdrag 177 in beginsel dezelfde regels als voor 'reguliere' werknemers. Daarbij kan worden gewezen op rechten ten aanzien van de vrijheid van vereniging, bescherming tegen discriminatie, beloning, sociale zekerheid, minimumleeftijd en bescherming van het moederschap, alsmede toegang tot scholing (zie artikel 4 van het verdrag).

In dat kader is het wel van belang op te merken dat het Arbeidsomstandighedenbesluit niet van toepassing is op thuiswerkers (artikel 1.4.3 punt 1 Arbeidsomstandighedenbesluit). Echter, wel zijn specifieke bepalingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit voor de thuiswerkers geschreven dan wel van toepassing verklaard. Daaruit volgt dat op het gebied van de arbeidsomstandigheden, van een gehele gelijkschakeling met reguliere werknemers geen sprake is.

In het Nederlandse stelsel, neemt de rechter in veel gevallen aan dat een thuiswerker werkzaam is op arbeidsovereenkomst. Zo oordeelde de Hoge Raad dat van een arbeidsovereenkomst sprake was in het geval van een ponstypiste die als thuiswerkster verplicht was tot een minimale hoeveelheid werk per dag, terwijl de verrichte werkzaamheden behoorden tot de gewone bedrijfsarbeid van de werkgever die ook door (reguliere) werknemers werd verricht (HR 17 november 1978, NJ 1979, 140, IVA/Queijssen).

Interpretatie en naleving

In 2005 heeft het Comité van Experts zijn eerste Observation en Direct Requests gepubliceerd naar aanleiding van het eerste rapport van de Nederlandse overheid na haar ratificatie van het verdrag. In de Observation maakt het Comité van Experts melding van kritiek van de vakbonden dat in de praktijk thuiswerkers vaak niet op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Het Comité van Experts verzoekt de overheid hierop te reageren.

Voorts verzoekt het Comité van Experts de overheid aan te geven welke definitie van thuiswerk zij hanteert. Voor een antwoord op dit verzoek wordt verwezen naar hetgeen hierboven is gesteld ten aanzien van de scheidslijn tussen een overeenkomst van opdracht en een arbeidsovereenkomst. Het Comité van Experts gaat in detail in op de (gedeeltelijke) uitsluiting van thuiswerkers onder het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hoewel het Comité erkent dat de uitsluiting van sommige bepalingen begrijpelijk is in het licht van de aard van het (thuis)werk, verzoekt het Comité van Experts aan te geven waarom bepaalde delen zoals met betrekking tot geluid, organisatie van de werkplek en straling niet van toepassing zijn op thuiswerkers. Voorts verzoekt het Comité uit te leggen waarom de bepalingen met betrekking tot gevaarlijke stoffen (artikel 4.110 t/m 4.115) veel minder gedetailleerd zijn dan voor reguliere werknemers (artikel 4.1 t/m 4.102).

Voorts stelt het Comité van Experts dat mogelijkerwijs de thuiswerkers niet onder de Wet arbeid en zorg vallen en alsdan geen aanspraak maken op bevallings- en zwangerschapsverlof. Dit is echter enkel het geval wanneer een thuiswerker geen werknemerstatus heeft. Dit punt hangt dan ook samen met de reeds eerder genoemde definiëring van het begrip thuiswerker.

Eind februari 2008 is overigens bij het parlement een wetsvoorstel aanhangig gemaakt dat voor zelfstandigen een recht op zwangerschaps- en bevallingsuitkering introduceert. Rechthebbenden in het kader van dit wetsvoorstel zijn zelfstandigen, meewerkende echtgenoten, directeuren-grootaandeelhouders en beroepsbeoefenaars zonder arbeidsovereenkomst. De uitkeringsduur is dezelfde als voor werknemers, dat wil zeggen een periode van ten minste zestien weken. De uitkering bedraagt maximaal het minimumloon. De uitkeringslasten worden gefinancierd uit de algemene middelen. De regeling wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN