• No results found

Verdrag 154 – De bevordering van het collectief onderhandelen

HOOFDSTUK 5 VRIJHEID VAN VAKVERENIGING EN COLLECTIEF ONDERHANDELEN

5.4 Verdrag 154 – De bevordering van het collectief onderhandelen

Ratificatiedatum: 22-12-1993

Werkingssfeer

Artikel 1 verklaart het verdrag van toepassing op alle takken van economische bedrijvigheid.

In hoeverre de waarborgen, neergelegd in het verdrag, van toepassing zijn op de krijgsmacht en de politie, mag echter bepaald worden door nationale wetgeving en praktijk. Wat de openbare dienst betreft, kunnen door nationale wetgeving en praktijk bijzondere modaliteiten voor de toepassing worden vastgesteld.

Artikel 2 bepaalt dat onder ‘collectief onderhandelen’ wordt verstaan alle onderhandelingen die plaatsvinden tussen een werkgever, een groep werkgevers of een of meer werkgeversorganisaties enerzijds en een of meer werknemersorganisaties anderzijds om:

a. arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden vast te stellen; b. betrekkingen tussen werkgevers en werknemers te regelen;

c. betrekkingen te regelen tussen werkgevers -of hun organisaties en een of meer werknemersorganisaties.

Artikel 3 maakt een uitbreiding op de werkingssfeer mogelijk. Voor zover nationale wetgeving of praktijk het bestaan erkent van werknemersvertegenwoordigers zoals bedoeld in artikel 3b van verdrag 135 (te weten gekozen vertegenwoordigers zoals ondernemingsraadsleden), kan de nationale wetgeving of praktijk bepalen in hoeverre de term ‘collectief onderhandelen’ in dit verdrag ook op het onderhandelen met die vertegenwoordigers betrekking heeft.

Als dat het geval is, moeten, indien nodig, adequate maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat door de gekozen vertegenwoordigers van het recht op collectief onderhandelen gebruik wordt gemaakt om de positie van de betrokken werknemersorganisaties te verzwakken.

Verplichtingen

Artikel 5 bepaalt dat aan de nationale omstandigheden aangepaste maatregelen genomen moeten worden om collectief onderhandelen te bevorderen. Deze maatregelen moeten ten doel te hebben:

a. dat collectief onderhandelen mogelijk wordt gemaakt voor alle werkgevers en alle categorieën van werknemers in de door het verdrag bestreken takken van economische bedrijvigheid;

b. dat collectief onderhandelen geleidelijk wordt uitgebreid tot alle in artikel 2 genoemde kwesties;

c. dat totstandkoming van tussen organisaties van werkgevers en van werknemers overeengekomen procedureregels wordt aangemoedigd;

d. dat de organen en procedures voor het regelen van arbeidsgeschillen zo worden opgezet dat ze bijdragen aan de bevordering van collectief onderhandelen.

Ingevolge artikel 6 blijft onverlet het functioneren van systemen tot regeling van de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, waarbij collectief onderhandeld wordt in het kader van regelingen of instellingen voor bemiddeling en/of arbitrage, en waaraan door de bij het collectief onderhandelen betrokken partijen vrijwillig wordt deelgenomen.

Artikel 7 bepaalt dat de door de overheid getroffen maatregelen ter bevordering en aanmoediging van collectief onderhandelen het onderwerp moeten zijn van voorafgaand overleg en waar mogelijk van overeenstemming tussen de overheid en organisaties van werkgevers en van werknemers.

Artikel 8 tenslotte schrijft voor dat de bovengenoemde maatregelen niet zo mogen worden opgesteld of toegepast dat ze de vrijheid van collectief onderhandelen belemmeren.

Implementatie

Ten aanzien van de vrijheid van collectief onderhandelen wordt tevens verwezen naar hetgeen is gesteld onder Verdrag 98. Ook het Comité van Experts verwijst in zijn commentaar op de toepassing van Verdrag 154 naar hetgeen het stelt omtrent de naleving van nummer 98.

Verdrag 154 is, tegelijk met Verdrag 98, bekrachtigd op 22 december 1993. Er was geen wetgeving ter uitvoering van het verdrag nodig, aangezien de (wettelijke) situatie in Nederland al in overeenstemming was met het verdrag.

Duidelijk is overigens dat bij een onderwerp als collectief onderhandelen de rol van de wetgever in het algemeen beperkt blijft tot het scheppen van de voorwaarden waaronder onderhandelingen tussen werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties zo effectief mogelijk kunnen verlopen. In die zin dient ook artikel 5 van het verdrag te worden uitgelegd: de wetgever schept het kader en de invulling geschiedt door partijen zelf. De Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst biedt de grondslag voor totstandkoming van de collectieve arbeidsovereenkomsten in alle sectoren van het bedrijfsleven. De wet regelt overigens ook de betrekkingen tussen werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties, zoals het verdrag voorschrijft.

Een ander instrument ter bevordering van een zo ruim mogelijk toepassingsbereik van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten is de algemene verbindendverklaring.. Deze mogelijkheid bestaat niet in alle lidstaten van de ILO. Tijdens de voorbereiding van het verdrag is er van diverse zijden op gewezen dat de algemeen verbindendverklaring een belangrijk wettelijk instrument kan zijn ter uitvoering van de verdragsbepalingen op dit punt.

Vrijwilligheid collectief onderhandelen

Hoewel de Nederlandse wetgeving de mogelijkheid biedt tot vrijheid van collectief onderhandelen - en zulks in de praktijk ook de gewoonte is - is het geen wettelijke verplichting van werkgevers- en werknemersverzekeringen om met elkaar in overleg te treden over de arbeidsvoorwaarden. Bij weigering van een werkgever tot het plegen van onderhandelingen heeft de vakbond immers het stakingsmiddel voorhanden. Een staking zal in dat geval in beginsel rechtmatig worden geacht (Rb. Almelo 30 augustus 1991, NJ 1993, 240).

Onder bepaalde omstandigheden kan een vakbond echter eisen dat zij tot de onderhandelingstafel wordt toegelaten. Hoewel eind jaren ‘70 is nagedacht over een wettelijke neerlegging van het recht om onder omstandigheden mee te onderhandelen, is het daar niet van gekomen (SER-advies 1997/6). Vakbonden die niet worden toegelaten tot de onderhandelingstafel kunnen zich tot de rechter wenden. Uit de rechtspraak blijkt dat vakbonden die een substantieel deel van het personeel als lid hebben, terwijl deze personeelsleden nog niet voldoende zijn vertegenwoordigd aan de onderhandelingstafel, een dergelijk recht kunnen afdwingen. Zo oordeelde het Hof Arnhem in 1995 dat het beginsel van de contractsvrijheid ook in het cao-recht geldt hetgeen betekent dat partijen zelf kunnen kiezen met wie zij een overeenkomst sluiten (Hof Arnhem 14 maart 1995, JAR 1995/96). Zo bestaat er in die zin dan ook geen recht om een contractpartij te zijn. Het Hof oordeelt echter dat dit evenwel tot uitzondering leidt indien een vereniging die evident representatief is, wordt uitgesloten van een cao-overleg (zie verder ook Rb. Utrecht 28 april 1999, JAR 1999/115). De Hoge Raad heeft in dezen recentelijk wel opgemerkt dat de vrijheid van onderhandelen zwaar weegt:

"De partijen die overleg (willen) voeren over aanpassing van een bestaande cao hebben immers, zij het binnen de grenzen van wat gelet op de betrokken belangen redelijk is, vrijheid van onderhandelen en zijn daarom niet zonder meer gehouden een niet bij de cao partij zijnde vakbond, ook als zij representatief is, tot dat overleg toe te laten, als zij de gerechtvaardigde verwachting hebben dat daardoor dit overleg wegens fundamenteel gebrek aan overeenstemming niet tot resultaat zal kunnen leiden” (HR 8 juni 2007, JAR 2007/162).

In dit kader dient nog te worden opgemerkt dat een bezwaar tegen de algemeen verbindend verklaring van een cao waarbij men niet tot het overleg daartoe is toegelaten, alleen kan worden gehonoreerd “onder bijzondere omstandigheden of in combinatie met andere factoren” (artikel 6.4 Toetsingskader). In het kader van het recht op toelating tot de onderhandelingstafel is Aanbeveling 163 relevant. Deze beschrijft verschillende maatregelen om collectief onderhandelen te ondersteunen, zoals de erkenning van representatieve vakbonden gebaseerd op vooraf gestelde objectieve criteria. Ten aanzien van Nederland kan in dat kader worden verwezen naar de SER-Richtlijn Representativiteit.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN