• No results found

Pensioenopbouw zelfstandigen Achterblijvende pensioenopbouw Achterblijvende pensioenopbouw

In document VU Research Portal (pagina 146-150)

ZELFSTANDIGE EN PENSIOEN

3.5 Pensioenopbouw zelfstandigen Achterblijvende pensioenopbouw Achterblijvende pensioenopbouw

Met de opkomst van het aantal zelfstandigen is de belangstelling voor de pensioenpositie en de daad-werkelijke pensioenopbouw van zelfstandigen toegenomen. In de afgelopen tien tot vijftien jaar is vanuit verschillende invalshoeken onderzoek gedaan naar de pensioenopbouw van zelfstandigen.495

Hoewel niet alle onderzoeken qua opzet, omvang, populatie en resultaten met elkaar vergelijkbaar zijn en tot (precies) dezelfde uitkomsten leiden, kan hieruit wel de gemeenschappelijke conclusie worden getrokken dat de gemiddelde pensioenopbouw onder zelfstandigen achterblijft bij die van werkne-mers. Dit gegeven is (mede) aanleiding voor de toegenomen aandacht voor het pensioen van de zelf-standigen en de zoektocht van de afgelopen jaren om de opbouw- c.q. deelnamemogelijkheden te verbeteren.

Onderbouwing

Een eenduidig wetenschappelijk onderbouwd cijfermatig beeld ten aanzien van de pensioenopbouw van zelfstandigen ontbreekt. Oorzaak hiervan kan zijn gelegen in het gegeven dat de groep

492 Pensioenleeftijd werknemers in 2016 niet gestegen, CBS, 22 maart 2017

(https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/12/pensioenleeftijd-werknemers-in-2016-niet-gestegen, website geraadpleegd: 1 mei 2019).

493 Kamerstukken II 2014/15, 34 073, 3, p. 5.

494 K. Henkens, H. van Dalen, H. van Solinge, Doorwerken over de drempel van het pensioen, Amsterdam: NIDI, 2013, p. 80.

495 Onder meer: M. Vossen, J. Bouwmeester, Zelfstandigen zonder personeel en sociaal-economische

voorzie-ningen, Research voor beleid, Leiden, 22 maart 2002; K.L. Bangma, Pensioen van ondernemers, Hoe onderne-mers hun pensioen regelen, EIM, Zoetermeer, september 2006; P. Vroonhof e.a., Zelfstandigen zonder perso-neel, EIM/Bureau Bartels, Zoetermeer, 10 oktober 2008; M. Knoef e.a., Measuring retirement savings ade-quacy, Developing a multi-pillar approach in the Netherlands, NETSPAR, Design Paper nr. 25, november 2013;

M. Mastrogiacomo, R. Dillingh, K. Bangma, Een pensioenregeling voor zelfstandigen: de voor- en nadelen van

een opt-in, NETSPAR, NEA Paper 57, november 2014; M. Mastrogiacomo, De pensioenpuzzel van zelfstandigen,

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

120 zelfstandigen een heterogene groep betreft en daardoor moeilijk te onderzoeken is. Onderzoeken die tot op heden zijn uitgevoerd vangen dan ook steevast aan met de afbakening van de doelgroep.

Rapport Pensioen van zelfstandigen (2013)

Een onderzoek dat ik wil noemen, is het rapport Pensioen van zelfstandigen van het ministerie van SZW uit maart 2013.496 In het rapport wordt ten aanzien van de huidige groep gepensioneerde zelf-standigen geconstateerd, dat de inkomenspositie na pensionering grotendeels vergelijkbaar is met die van gepensioneerde werknemers.497 Een eventueel tekort aan pensioeninkomen ten opzichte van werknemers, compenseren zelfstandigen deels met hogere vrij opgebouwde vermogens (los van pen-sioen) en/of langer doorwerken dan werknemers.

Ten aanzien van de actieve zelfstandigen is onderzoek gedaan naar zelfstandigen die voornamelijk hun eigen arbeid aanbieden, meer dan vijftien uur per week in hun onderneming werken en geen mede-ondernemer hebben. Deze groep bestaat uit circa 400.000 zelfstandigen. Het onderzoek is gebaseerd op twee jaarwaarnemingen, namelijk 2009 en 2010. Uit het onderzoek waarvan ik de resultaten hier letterlijk overneem, volgt dat:

- Circa 70.000 (2009), respectievelijk 100.000 mensen (2010) ontvangen na pensionering minder dan 50% van hun huidige bruto jaarinkomen. Dit is 17% (2009), dan wel 25% (2010) van de onder-zochte groep zzp’ers. Binnen deze groep bouwt 55.000 (2009), respectievelijk 65.000 (2010) geen pensioen op en 15.000 (2009) en 35.000 (2010) wel.

- Circa 95.000 (2009), respectievelijk 105.000 mensen (2010) ontvangen na pensionering tussen de 50% en 70% van hun bruto jaarinkomen. Dit is 24% (2009) en 26% (2010) van de onderzochte groep zzp’ers. Hiervan bouwt 45.000 (2009), respectievelijk 60.000 (2010) geen pensioen op. Voor hen vervangt vooral de AOW hun huidige inkomensniveau. De overige 50.000 (2009), respectievelijk 45.000 (2010) bouwt wel pensioen op.

- Circa 235.000 (2009), respectievelijk 195.000 (2010) zzp’ers ontvangen na pensionering ten minste 70% van hun huidige bruto jaarinkomen. Dit is dus 59% (2009), respectievelijk 49% (2010). Van de 90.000 (2009), respectievelijk 75.000 (2010) zzp’ers die geen pensioen opbouwt is de AOW de be-langrijkste inkomensvervanger. De overige 145.000 (2009), respectievelijk 120.000 (2010) zzp’ers bouwen wel pensioen op.

Verkort samengevat kan uit het onderzoek worden afgeleid, dat ongeveer de helft van de onderzochte groep zzp’ers in de periode 2009 - 2010 na pensionering een vervangingsinkomen heeft van 70% van het huidige jaarinkomen. Ongeveer een vierde heeft een vervangingsinkomen van 50% tot 70% van het huidige jaarinkomen en van circa een vierde ligt dit beneden de 50%.

IBO ZZP-rapport (2015)

In het IBO ZZP-rapport uit april 2015 wordt geconcludeerd dat van de actieve zzp’ers die hun eigen arbeid of diensten aanbieden, ongeveer de helft minder pensioen opbouwt dan het ambitieniveau van werknemersregelingen. De andere helft bouwt evenveel of meer op.498 De verwachte mediane

496 Kamerstukken II 2012/13, 31 311, 97.

497 Zie ook: Inkomen en vermogen van ouderen: analyse en beleidsopties (IBO Inkomens- en vermogenspositie

en subsidiëring 65+'ers), Den Haag: ministerie van Financiën, augustus 2013, p. 25.

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

121 vervangingsratio voor huishoudens met zelfstandigen bedraagt 74%, tegenover 83% voor alle huishou-dens.

Perspectiefnota Toekomst pensioenstelsel (2016)

Volgens de Perspectiefnota Toekomst pensioenstelsel van het ministerie van SZW die op 8 juli 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd, heeft ongeveer de helft van de zelfstandigen geen aanvullend pen-sioen geregeld.499 Voor de helft van de zelfstandigen geldt dat dit op basis van hun arbeidsinkomen ook niet noodzakelijk is, aldus de Perspectiefnota. Voor hen is de AOW voldoende om te voorkomen dat zij een grote inkomensterugval hebben. De andere helft zou een aanvulling bij een inkomensterug-val nodig hebben. Voor een deel van hen geldt dat zij voldoende andere vermogensbronnen opbou-wen, reeds vanuit een positie als werknemer voldoende pensioen hebben of kunnen rekenen op vol-doende inkomen van een partner. Anderen zouden daarentegen een pensioenreservering moeten doen, om te voorkomen dat zij na beëindiging van de activiteiten worden geconfronteerd met een aanzienlijke inkomensterugval. Onderzoek naar de verwachte pensioeninkomens van de huidige wer-kenden bevestigt, dat de aanvullende pensioenopbouw van zelfstandigen in de tweede pijler achter-blijft bij de pensioenopbouw van werknemers (vervangingsratio 69% werknemers versus 54% zelfstan-digen). Dit wordt echter gecorrigeerd doordat zelfstandigen meer vrije besparingen (inclusief derde pijler) en vaker een (deels) afgeloste eigen woning hebben dan werknemers.

Leids onderzoek (2017)

Tot slot noem ik enkele onderzoeksresultaten van een onderzoek van de Universiteit Leiden uit 2017 dat in opdracht van de SER is uitgevoerd.500 De onderzoekers komen tot de conclusie dat zzp’ers uit-gaande van de norm van een vervangingsratio van 70%, vaker dan werknemers geen toereikend pen-sioen opbouwen. Voorts concluderen zij het volgende:

- Een groot deel van de huishoudens met zzp’ers heeft wel pensioen opgebouwd in de tweede pijler, maar de bedragen zijn aanzienlijk lager dan voor werknemers. Vrije besparingen en het vermogen in de eigen woning zijn gemiddeld groter voor zzp’ers dan voor werknemers. De derde pijler speelt een beperkte rol.

- Het doorsnee brutovervangingspercentage van alle vermogenscomponenten, bedraagt 76% voor huishoudens met alleen zzp’ers. Voor huishoudens met alleen werknemers bedraagt dit 83%. - Van de huishoudens met zzp’ers zal naar verwachting 43% niet een pensioen van 70% van het

bruto huishoudinkomen bereiken. Voor huishoudens met alleen werknemers geldt dat voor 31%. In het genoemde onderzoek van de Universiteit Leiden is tevens onderzoek gedaan naar de samen-stelling van de pensioenannuïteit voor de diverse pijlers. De resultaten hebben de onderzoekers in onderstaande grafiek verwerkt, die ik vanwege het heldere inzicht integraal heb overgenomen.501 De grafiek toont aan dat het pensioeninkomen van de onderzochte groepen zzp’ers in de tweede en derde pijler (uitgezonderd de DGA) beperkt is en dat de aanvulling op de AOW voornamelijk via de eigen

499 Rapportages werkgroepen, bijlage bij: Kamerstukken II 2015/16, 32 043, 337.

500 W. Zwinkels e.a., Zicht op zzp-pensioen, NETSPAR, Design Paper 91, november 2017.

501 De onderzoekers onderscheiden zeven huishoudcategoriën: huishouden met alleen werknemers(s), met al-leen zzp’er(s), combinatie van werknemer en zzp’er, met minimaal een zzp’er, met minimaal een zelfstandig ondernemer, met minimaal een DGA, met minimaal een zzp’er overig ondernemer.

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

122 woning en via overige besparingen in de vierde pijler wordt gerealiseerd. De ‘pensioen’opbouw vindt aldus voornamelijk buiten het klassieke drie pijlerstelsel plaats.

Samenstelling gemiddelde bruto pensioenannuïteit naar type huishouden

Bron: W. Zwinkels e.a., Zicht op zzp-pensioen, NETSPAR, Design Paper 91, november 2017, p. 15.

NIBUD (2018)

Volgens budgetvoorlichter NIBUD heeft een derde van de gepensioneerde moeite met rondkomen en maakt 21% zich zorgen over de eigen financiële situatie.502 Circa 44% van de gepensioneerde zelfstan-digen geeft aan moeilijk te kunnen rondkomen. Van de gepensioneerde werknemers is dit 33%. Hoe-wel de spreiding in verwacht pensioeninkomen groot is, is het de verwachting dat de doorsnee zelf-standigen na pensionering een kleiner deel van het inkomen voor pensionering te besteden heeft dan de doorsnee werknemer. NIBUD waarschuwt voor het risico dat een groter deel van de toekomstige gepensioneerden moeilijk zal kunnen rondkomen.

CBS (2019)

Volgens het CBS leggen meer zelfstandig ondernemers geld opzij voor pensioen.503 Ondernemers die de financiële situatie van hun bedrijf als slecht beoordelen, treffen minder vaak voorzieningen (68%) dan degenen die hun situatie als goed (87%) of zeer goed (94%) beoordelen. Zo’n 82% van de zelfstan-dig ondernemers heeft een pensioenvoorziening getroffen of heeft dat gedaan in een pensioenfonds via werk in loondienst (45%). Zij hebben eerder in loondienst gewerkt of hebben naast hun werk als zelfstandig ondernemer tevens een baan als werknemer.

Vergeleken met 2017 bouwen zelfstandig ondernemers in 2019 vaker pensioen op door te sparen of te beleggen. In 2017 was dat 37% en in 2019 43%. Vooral de ondernemers die de financiële situatie van hun bedrijf als goed of zeer goed beoordelen, sparen of beleggen, respectievelijk 51% en 72%.

502 A. van der Schors, A. Groen, Rondkomen na pensionering, nu en in de toekomst, NIBUD, Utrecht, 4 oktober 2018, p. 6-7. Zie ook: A. van der Schors, Rondkomen na pensionering, nu en in de toekomst, PM, januari 2019, p. 6-10.

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

123

3.6 Conclusie

In document VU Research Portal (pagina 146-150)