• No results found

Het pensioenbegrip in de literatuur

In document VU Research Portal (pagina 119-122)

ZELFSTANDIGE EN PENSIOEN

2.4 Conclusie Doelstelling Doelstelling

3.2.3 Het pensioenbegrip in de literatuur

In de vakliteratuur zijn diverse visies te vinden op het rechtstheoretische karakter van het pensioen-begrip. Deze visies hebben onder meer betrekking op het karakter van pensioen en welke elementen onderdeel moeten uitmaken van het pensioenbegrip. Achtereenvolgens bespreek ik de visies van Bod, Tulfer, Lutjens en Stevens, omdat zij naar mijn mening de meest gezaghebbende visies ten aanzien van het pensioenbegrip vertolken.361

Bod

Bod (1979 en 1991) pleit voor een integrale benadering van het pensioenbegrip, waarin ook de pensi-oenvoorzieningen en de pensioenopbouw die niet gekoppeld zijn aan het vervullen van een dienstbe-trekking, kunnen worden begrepen.362 In zijn visie is pensioen een objectieve bestemmingsgerichte lijfrente. Een lijfrente omdat ook pensioen recht geeft op een periodieke uitkering die afhankelijk is van het in leven zijn van een persoon. De bestemming kan volgens hem in een tweetal elementen worden samengevat die de kern van pensioen weergeven, te weten vervanging en verzorging. Ten eerste het element van de vervanging, dat ziet op de arbeidsinkomensvervanging. Het pensioen is een bron van inkomen dat in de plaats treedt van de arbeidskracht als inkomensbron bij ouderdom, over-lijden of arbeidsongeschiktheid en wel ten behoeve van degenen die van dat arbeidsinkomen afhan-kelijk zijn. Anders geformuleerd; het pensioen vervangt het loon of het inkomen van de arbeidende mens dat hij daarvoor uit arbeid genoot. Het tweede element – dat betrekking heeft op de doelstelling van pensioen – betreft het verzorgingselement. Verzorging houdt in dat het pensioen het arbeidsinko-men vervangt met als doelstelling om in het levensonderhoud te voorzien van degenen die door het wegvallen van arbeidsinkomen worden geraakt.Niet de arbeidsinkomensvervanging is de doelstelling van pensioen; maar de verzorging van de pensioengerechtigde.363 De bestemming van het pensioen heeft een gebonden karakter, dat eruit bestaat dat het pensioen dienstbaar is aan de verzorging van de pensioengerechtigde. Deze uitkeringsbron mag de rechthebbende (in de opbouwfase) niet vrijelijk aantasten. Het pensioen mag niet worden afgekocht. Wel mag hij over de pensioenuitkering vrijelijk beschikken.

360 A.H.H. Bollen-Vandenboorn e.a., Arbeidsvormneutraal pensioenkader: een logische vervolgstap, Tilburg: Til-burg University 2013, p. 47-61.

361 Door De Lange niet in dit rijtje te noemen, wil ik hem niet tekort doen in zijn visie dat pensioen de volgende elementen dient te bevatten: verzorgingsrelatie tussen pensioenverschaffer en pensioenverwerver, als pensi-oenrisico’s geduide verzorgingsbehoefte, duurzame karakter van de arbeidsinkomensvervanging en de uitkerin-gen een periodiek karakter hebben: P.M.C. de Lange, Pensioen regelen en verzekeren (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1994, p. 60.

362 Th.L.J. Bod, Pensioen en privaatrecht (diss. Nijmegen), Alphen aan den Rijn: H.D. Tjeenk Willink 1979, p. 64-72; Th.L.J. Bod, Het pensioenbegrip: enige beschouwingen over het pensioen en zijn rechtskarakter, in: Th.L.J. Bod, L.G.M. Stevens, Ph.H.J.G. van Huizen, Het pensioenbegrip, Vereniging voor Pensioenrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1991.

363 Vergelijk: Preadvies P. Clausing, in: P. Clausing, W.M. Kleijn, J.P. Scheltens, Oudedagsvoorzieningen, Broeder-schap der Candidaat-Notarissen, Nijmegen, 1973, p. 39.

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

93

Lutjens

Volgens Lutjens (1989) ligt de rechtsgrond voor het toekennen van pensioenaanspraken in het verrich-ten van arbeid. Pensioen kan worden gezien als een tegenprestatie voor bewezen diensverrich-ten en heeft in die zin een beloningskarakter. Het verzorgingskarakter brengt tot uitdrukking dat pensioen bestemd is ter voorziening in het levensonderhoud. Beloning of arbeidsinkomenvervanging is geen doel, maar middel om de gewezen werknemer in staat te stellen in zijn levensonderhoud te voorzien. Wat betreft de rechtsgrond van pensioen, vertonen de visies van Bod en Lutjens geen noemenswaardige afwijkin-gen. Ten aanzien van het rechtskarakter wijken beide visies van elkaar af. Waar Bod van mening is dat pensioen een bestemmingsgerichte lijfrente is, is Lutjens de mening toegedaan dat pensioen welis-waar aan de definitie van lijfrente voldoet, maar dit niet wil zeggen dat pensioen ook een lijfrente is. De rechtsgrond waaruit een lijfrente voortvloeit, is volgens de wettelijke definitie niet van belang. Bij pensioen is dat wél het geval; het arbeidsvoorwaardelijk en het beloningskarakter maken onderdeel uit van de pensioendefinitie. Lutjens bestrijdt dan ook dat pensioen een lijfrente is.364 Het is gewrongen om met het uniforme begrip lijfrente te werken, omdat voor pensioen eigen rechtsregels van toepas-sing zijn. Kort gezegd is pensioen volgens zijn mening een rechtsfiguur van een eigen aard.365 Volgens Lutjens ligt de rechtsgrond voor het toekennen van pensioenaanspraken in het verrichten van arbeid. Pensioen kan worden gezien als een tegenprestatie voor bewezen diensten en daardoor heeft het een beloningskarakter.366 Tevens heeft het een verzorgingskarakter voor zover het tot uitdrukking brengt dat het pensioen bestemd is voor de voorziening in het levensonderhoud. Uit zowel het beloningska-rakter – in de zin van arbeidsinkomenvervanging – als het verzorgingskabeloningska-rakter vloeit voort dat het pensioen uit periodieke uitkeringen dient te bestaan.

Tulfer

Tulfer (1997) stelt dat bij een definitie van pensioen onder meer rekening moet worden gehouden met de vorm van de uitkering, de achterliggende redenen voor het pensioen, de aanleiding tot de uitkering, de verbondenheid aan de persoon en de begunstiging.367 Pensioen is volgens hem een periodieke gel-delijke uitkering die afhankelijk is van het leven van de gerechtigde, zowel bij pensioeningang als bij het einde van het pensioen. Dit onderscheidt pensioen van spaargeld. Tulfer bestrijdt dat pensioen voor werknemers uitgesteld loon is, omdat – nu de werkgever niet zelf het pensioen uitkeert, maar de pensioenuitvoerder – het pensioen geen loonkarakter kan hebben. Met pensioen wordt beoogd struc-tureel de financiële gevolgen te verlichten van een toekomstige derving van inkomsten uit of in ver-band met arbeid, wegens (onder meer) het bereiken van een bepaalde leeftijd. De rechtsgrond van pensioen is volgens Tulfer de toekomstige derving van inkomsten, die dient te worden afgemeten aan de inkomsten uit of in verband met arbeid. Samenvattend komt Tulfer tot de volgende definitie van pensioen in het bedrijfs- en beroepsleven:

364 E. Lutjens, De PSW, Wetshistorisch overzicht en commentaar, Deventer: Kluwer 1998 p. 6.

365 E. Lutjens, Pensioenrecht (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 1992.

366 E. Lutjens, Pensioenvoorzieningen voor werknemers (diss. Amsterdam VU), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1989, p. 87.

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

94

‘Pensioen is de persoonsgebonden periodieke uitkering in geld die:

a. er structureel toe strekt de financiële gevolgen te verlichten van een toekomstige derving van in-komsten uit of in verband met arbeid wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd, arbeidsonge-schiktheid of overlijden van de deelnemer;

b. voor wat betreft ingang en einde afhankelijk is van het leven van de begunstigde;

c. ten aanzien van de ingang tevens afhankelijk is van het overlijden van de deelnemer als een nabe-staande de begunstigde is en dan mogelijk tevens het overlijden van een andere nabenabe-staande; d. wordt uitgekeerd aan een of meerdere personen uit een beperkte kring van begunstigden; e. voor wat het niveau in beginsel afhankelijk is van de deelnemingstijd en het inkomen uit of in

ver-band met arbeid.’ Stevens

Stevens (1990) is geen voorstander van een geïntegreerd pensioenbegrip.368 Volgens hem zou dan sprake zijn van begripsvervaging. Het is de dienstbetrekking die de voedingsbodem voor pensioen is. Vanuit de wens van een adequate fiscale begeleiding wil Stevens het bestaande drie pijlerstelsel niet laten verstoren door een geïntegreerd pensioenbegrip. En indien er een behoefte zou bestaan aan een overkoepelende term, die het verzorgingskarakter tot uitdrukking moet brengen, dan is de term ‘ver-zorgingsvoorziening die ook pensioen omvat’ geschikter. In maatschappelijk opzicht tekent zich zijns inziens overigens eerder een tendens tot differentiatie dan tot integratie af, gezien de individualisering van pensioen. Verkort samengevat is hij van mening, dat de juridische kwalificatie van pensioen in hoge mate afhankelijk is van de aard en de doelstelling van de regeling waaruit een pensioenaanspraak voortvloeit.369 De aard van het pensioen verschilt naar gelang de bedoeling van de regeling.

Eigen visie

Mijns inziens is van pensioen sprake wanneer aan de volgende elementen is voldaan.

Ten eerste dient pensioen gekoppeld te zijn aan de tijdens het werkzame leven verrichte arbeid. Dit betekent dat pensioen onlosmakelijk is verbonden aan de arbeidsverrichting. Ten tweede dient pensi-oen een arbeidsinkomensvervangend karakter te hebben. Doelstelling van pensipensi-oen is dat het verlies van inkomen uit arbeid wegens ouderdom (alsmede wegens overlijden of arbeidsongeschiktheid) door een pensioenuitkering wordt vervangen. Pensioen dient in mijn ogen vanwege het verzorgingselement als een periodieke uitkering te worden verstrekt. Die uitkering kan binnen een bandbreedte fluctueren. Afkoop van pensioen en opname van pensioen als een uitkering ineens op pensioendatum ontneemt in principe het periodiek karakter van pensioen, waardoor de verzorgingsdoelstelling niet – althans in geval van een uitkering ineens niet volledig – kan worden gerealiseerd. Het kabinet Rutte III heeft in het regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst’ in 2017 aangekondigd, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een gedeeltelijke pensioenuitkering als een bedrag ineens op pensioendatum toe te staan.370 Volgens het CPB (2018) biedt dit deelnemers meer flexibiliteit in de aanwending van hun

368 L.G.M. Stevens, Coreferaat Vereniging voor Pensioenrecht, in: Th.L.J. Bod, L.G.M. Stevens, Ph.H.J.G. van Hui-zen, Het pensioenbegrip, Vereniging voor Pensioenrecht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1991, p. 39-45.

369 L.G.M. Stevens, Pensioen in de loonsfeer, Deventer: Kluwer 2005, p. 29.

370 Regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst’, p. 30, bijlage bij: Kamerstukken II 2017/18, 34 700, 34. Zie ook:

Hoofdstuk 3 Pensioen en pensioenstelsel

95 vermogen en hebben Nederlandse deelnemers interesse voor een gedeeltelijk pensioenbedrag in-eens.371 Zelf ben ik terughoudend over de mogelijkheid van invoering van een dergelijke uitkering in-eens. Mijns inziens zou dit alleen mogelijk mogen zijn, wanneer de impact van de uitkering ineens op het uit te keren pensioen zodanig is dat de gepensioneerde met de resterende periodieke pensioen-uitkeringen zijn levenstandaard kan behouden. Ten derde dient pensioen gekoppeld te zijn aan het arbeidsinkomen. Doelstelling is de voortzetting van het inkomensniveau uit arbeid en aldus het behoud van de levensstandaard.

Als onderdeel van het Pensioenakkoord van 5 juni 2019 is afgesproken is om het mogelijk te maken dat een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal ineens kan worden opgenomen. Hiertoe is op 18 november 2019 het voorontwerp Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen ter internetconsultatie aan-geboden. In dit voorontwerp is geregeld om een afkoop op pensioendatum van maximaal 10% van het opgebouwde kapitaal fiscaal te faciliteren. De mogelijkheid van deze ‘lump sum’-opname geldt tevens voor opgebouwd lijfrentekapitaal. Dit betekent dat zelfstandigen die een lijfrentevoorziening hebben getroffen van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken. Geregeld is tevens dat deze afkoop van pen-sioen niet mogelijk is in combinatie met een hoog/laag-constructie.372

In document VU Research Portal (pagina 119-122)