• No results found

Inhoud en betekenis wet Bpf 1949

In document VU Research Portal (pagina 173-176)

AANVULLEND PENSIOEN VAN ZELFSTANDIGEN

4.2.5 Enkele specifieke onderwerpen

4.3.1.3 Inhoud en betekenis wet Bpf 1949

Op grond van de Wet Bpf 1949 kon de minister van SZW op verzoek van een naar zijn oordeel vol-doende representatieve vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in een bedrijfstak het deelnemen in een bedrijfspensioenfonds voor alle of bepaalde groepen van bedrijfsgenoten ver-plicht stellen. De wet scharnierde rondom de begrippen bedrijfstak en bedrijfsgenoot. Het begrip be-drijfstak was van belang voor de afbakening van de reikwijdte van de verplichtstelling en vindt zijn weerslag in het verplichtstellingsbesluit en de statuten van het fonds.

Het begrip bedrijfsgenoot omvatte ieder die in de betrokken bedrijfstak werkzaam is. Daarmee werd volgens de wetgeschiedenis beoogd om ook anderen dan werknemers als deelnemer in het bedrijfs-takpensioenfonds op te nemen.610 Hierbij werd gedacht aan zelfstandige werkers, werkers zonder per-soneel en de kleine werkgevers die economisch en maatschappelijk vaak niet zo heel veel verschillen van arbeiders. Door te spreken van bedrijfsgenoten, wordt met deze categorieën rekening gehou-den.611

De invloed van de Wet Bpf 1949 is groot geweest voor de ontwikkeling van het collectief aanvullende pensioenstelsel. Zo zijn tientallen bedrijfspensioenfondsen onder de Wet Bpf 1949 tot stand geko-men.612 De mogelijkheid die de Wet Bpf 1949 bood om zelfstandigen onder een verplichtstelling te brengen, heeft in de praktijk echter een beperkt resultaat opgeleverd. Zoals gezegd, hebben alleen bpf SAG en bpf Bouw van de mogelijkheid gebruik gemaakt om zelfstandigen in de verplichtstelling op te nemen. En dat onafgebroken sinds 1951. In de literatuur is weinig aandacht besteed aan de vraag waarom zelfstandigen niet in andere bedrijfstakpensioenfondsen zijn opgenomen. De oorzaken kun-nen de volgende zijn geweest:

606 Zie onder meer: E. Lewin, E. Soetendal, Verplichtstelling, een afgewogen discussie waard, in: H. Breuker, E. Schols (red.), Pensioenactualiteiten 2018, Haarlem: Thomas & Brinkman Uitgevers 2018, p. 41-43.

607 E. Lutjens, De Wet Bpf, 50 jaar verplichte bedrijfspensioenfondsen, Deventer: Kluwer 1999, p. 14.

608 E. Lutjens, Pensioenvoorzieningen voor werknemers (diss. Amsterdam VU), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle 1989, p. 200-201.

609 W.A. van Zelst, Pensioen- en spaarfondsenwet, Deventer: Kluwer 1994, p. 47.

610 Kamerstukken II 1948/49, 785, 5, p. 14.

611 Kamerstukken II 1947/48, 785, 3, p. 3.

Hoofdstuk 4 Aanvullend pensioen voor zelfstandigen

147 – De focus van sociale partners lag altijd op werknemers, niet op zelfstandigen, in combinatie met het gegeven dat zelfstandigen onvoldoende georganiseerd waren en het daardoor lastig was om groepen zelfstandigen onder de verplichtstelling te brengen.

– Voor zelfstandigen zijn in de loop der tijd andere wettelijke voorzieningen getroffen, zoals de in-voering van de Wet Bpr in 1972613 en de FOR in 1973.614

– Het aantal zelfstandigen lag verhoudingsgewijs altijd laag, waardoor de noodzaak minder groot was. Dit schommelde in de periode eind jaren vijftig tot begin jaren negentig van de vorige eeuw tussen de 5 en 7% van de beroepsbevolking.615

4.3.1.4 ‘Issues’ van toen, ‘issues’ van nu

Als ik de wetsgeschiedenis van de Wet Bpf 1949 erop nasla, dan valt op dat de onderwerpen die des-tijds over pensioen van zelfstandigen speelden, goeddeels corresponderen met de discussiepunten van nu. Onderstaand trek ik aan de hand van enkele passages uit de wetsgeschiedenis parallellen met (deel)thema’s die ook vandaag de dag met betrekking tot het onderwerp pensioen voor zelfstandigen actueel zijn. De geschiedenis lijkt zich op een aantal punten te herhalen.

Verschil werknemer – zelfstandige

Toen Nu

Kamerstukken II, 1947/48, 785, 3, p. 3:

‘de zelfstandige werkers zonder personeel en de kleine werkgevers verschillen economisch en maat-schappelijk vaak niet zo heel veel van de arbeiders.’

Tegenwoordig komt het onderscheid tussen enerzijds de werknemer en anderzijds de zelfstandige die al-leen zijn eigen arbeid aanbiedt, regelmatig terug in discussies.616

Definitie zelfstandige

Toen Nu

Kamerstukken II, 1947/1948, 785, 5, p. 13:617

‘Indien er van opname sprake is, rijst de vraag, of er een grens moet worden gesteld en zo ja, waar de grens moet worden getrokken, m.a.w. of alle zelfstan-digen zullen worden opgenomen dan wel alleen kleine zelfstandigen […]’

Ook tegenwoordig bestaat discussie over de afbake-ning van het begrip zelfstandige. Zo dringt de SER in 2010 aan op een eenduidige definitie, terwijl de staat-secretaris van Financiën dit niet wenselijk vindt.618

613 Wet van 29 juni, Stb. 1972, 400

614 Wet van 15 mei 1972, Stb. 1972, 519.

615F. de Goey, J. van Gerwen, H. van Driel, ‘De veerkracht van de zelfstandige ondernemer’, Tijdschrift voor so-ciale en economische geschiedenis, 2009/6, p. 67.

616 Kamerstukken II 2009/10, 31 311, 32, p. 3; G.C. Boot, ‘Arbeidsrechtelijke bescherming van afhankelijke zzp’er’, TRA, 2012, nr. 84, pagina 5-10.

617 Zie ook: Handelingen I, 1948/49, 785, p. 298.

618 Zzp'ers in beeld, Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel, SER, Advies 10/4, oktober 2010, p.

Hoofdstuk 4 Aanvullend pensioen voor zelfstandigen

148

Gerechtvaardigd belang619

Toen Nu

Handelingen II, 1949, 785, p. 1101-1102:

‘Die rechtsgrond moet naar mijn mening hierin wor-den gevonwor-den, dat het volgens het oordeel van de wetgever nodig kan zijn bindende regelingen te stel-len, ook voor zelfstandigen, met het oog zowel op hun eigen belangen als op die van een groter gemeen-schap, ten behoeve van een sociaal gerechtvaardigd doel, dat niet bereikt kan worden, wanneer men de medewerking aan de personen zelf overlaat.’

Deze passage ziet op twee aspecten. Ten eerste wordt gewezen op het irrationele gedrag van perso-nen. Ten tweede ziet het fragment op sociaal gerecht-vaardigd belang van een verplichte pensioendeel-name van zelfstandigen. Beide aspecten zijn ook op dit moment actueel.620

Plaats binnen het bestel621

Toen Nu

Handelingen II, 1949, 785, p. 1104:

‘De geachte afgevaardigde heeft gezegd, dat, indien dit het geval is de plaatsen, door de vertegenwoordi-gers van de zelfstandigen in het bestuur ingenomen, in mindering moeten komen. Het komt mij voor, dat dit niet juist zou zijn, omdat, hoewel in sommige op-zichten een zelfstandige als werkgever wordt be-schouwd, de kleine zelfstandigen een aparte groep vormen en men niet kan zeggen, dat de kleine zelf-standigen een plaats moeten innemen, die anders aan de werkgevers-vertegenwoordigers toekomt.’

Net als in 1949 speelt ook thans de vraag hoe zelf-standigen in het paritair model van werkgevers- en werknemersorganisaties passen.622

Kosten van pensioenopbouw

Toen Nu

Handelingen II, 1949, 785, p. 1099:

‘Hoeveel duizenden kleine zelfstandigen en kleine werkgevers zijn er niet, die wel willen zorgen voor hun oude dag, maar het „kunnen" wordt hun onmogelijk gemaakt.’

In de huidige discussie spelen de kosten voor pensi-oenopbouw eveneens een prominente rol. Een groot deel van de zelfstandigen vindt de kosten te hoog en bouwt om die reden geen pensioen op.623

619 Zie ook: Handelingen I 1948/49, 785, p. 298.

620 K. Kraaijeveld, De keerzijde van de zzp-hype, Vrij Nederland, 17 december 2012.

621 En over de knelpunten inzake de representativiteit: Kamerstukken II 1947/48, 785, 5, p. 11.

622 Onder meer het nieuwsbericht ‘Pensioenopbouw voor zelfstandigen’ van 24 juli 2014 op de website www.bpfschilders.nl, waarin het pensioenfonds ingaat op de vertegenwoordiging van zzp’ers in het bestuur en het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds:

https://www.bpfschilders.nl/werknemer/actu-eel/nieuws/Paginas/Nieuwsberichten-2014.aspx (website geraadpleegd: 1 december 2016).

623 Kamerstukken II 2006/07, 30 413, 100, p. 3; Zzp'ers in beeld, Een integrale visie op zelfstandigen zonder

per-soneel, SER, Advies 10/4, oktober 2010, p. 121. Volgens onderzoek van Wijzer in Geldzaken uit januari 2012

vindt ongeveer de helft van de zzp’ers de premie te hoog, https://www.wijzeringeldzaken.nl/platform-wijzerin-geldzaken/publicaties/onderzoek-zzp.pdf (website geraadpleegd: 1 mei 2019); M. Mastrogiacomo, R. Dillingh, K. Bangma, Een pensioenregeling voor zelfstandigen: de voor- en nadelen van een opt-in, NETSPAR, NEA paper 57, november 2014, p. 18.

Hoofdstuk 4 Aanvullend pensioen voor zelfstandigen

149

Flexibele arbeidsverhoudingen

Toen Nu

Handelingen I, 1949, 785, p. 283:

‘In het textielbedrijf zal men geen kleine zelfstandigen aantreffen, maar wel in verschillende groepen van middenstanders, zoals schilders en timmerlieden, die het ene ogenblik bij een baas werken en het andere ogenblik zelfstandig ondernemer zijn.’

Hier wordt geduid op de flexibiliteit van de arbeids-markt waarin arbeidsrelaties wisselen; de ene keer wordt als werknemer gewerkt en de andere keer als zelfstandige. Ook vandaag de dag is dit een bekend verschijnsel.624 Daarnaast is het hybride ondernemer-schap, waarbij gelijktijdig als werknemer en als zelf-standige wordt gewerkt, in opkomst.625

Verschil in premiedruk tussen werknemer en zelfstandige

Toen Nu

Handelingen I, 1949, 785, p. 284:

‘Op het ogenblik krijgen wij de hoogst eigenaardige figuur, dat waarschijnlijk de verzekering zal worden uitgebreid tot de kleine zelfstandigen en dat men deze personen dus een zware last gaat opleggen, terwijl de arbeider, die soms in een betere positie verkeert die last voor de helft door de ondernemer ziet betaald […] Die kleine zelfstandige gaat f 2,50 betalen voor het pensioen krachtens het pensioenfonds, terwijl de ar-beider f 1,25 betaalt […]’

Ook tegenwoordig speelt het verschil in premiedruk een rol in de discussie om werknemers en zelfstandi-gen in hetzelfde pensioenfonds te laten deelnemen. Daarnaast zullen zelfstandigen vanwege hun wisse-lende inkomenspositie – meer dan werknemers – be-hoefte hebben aan een flexibele premie-inleg.626 In verband hiermee speelt de vraag of een collectieve pensioenregeling voor werknemers wel voldoende aansluit op de pensioenbehoeften van zelfstandi-gen.627

Op basis van het bovenstaande constateer ik, dat de thema’s in de actuele discussie over het pensioen van zelfstandigen vergelijkbaar zijn met de onderwerpen die ruim 70 jaar geleden speelden. Dit zegt iets over de complexiteit van het vraagstuk. Het geeft ook aan dat tot op heden geen sluitende oplos-sing is gevonden voor de positie van zelfstandigen in het pensioenstelsel.

In document VU Research Portal (pagina 173-176)