• No results found

Na deze woorden ontbond Euphaës de vergadering en vanaf dat moment hield hij alle Messeniërs onder de wapens. De onervaren mannen dwong hij de krijgskunde te leren en de

getrainden zich nog strikter aan de discipline te onderwerpen. De Lakedaimoniërs hielden strooptochten in Messenië, maar richtten geen verwoestingen aan, omdat ze het als hun eigen land beschouwden, ze hakten geen bomen om en vernielden geen gebouwen. Maar als ze vee aantroffen, roofden ze dit weg en graan en andere producten namen ze mee. (2) Hoewel ze aanvallen deden op de steden, veroverden ze er geen, omdat ze met muren waren versterkt en streng bewaakt. Ze trokken zich onverrichter zake en met zware verliezen terug en tenslotte gaven ze hun pogingen om de steden te veroveren op. Ook de Messeniërs hielden plundertochten in de kuststreken van Lakonië en de landbouwgronden rond de Taygetos.

(3) In het vierde jaar na de verovering van Ampheia, toen de woede van de Messeniërs tegen de Lakedaimoniërs het grootst was, wilde Euphaës van deze stemming gebruik maken.

Omdat hij tegelijkertijd meende dat zij voldoende getraind waren, verordonneerde hij een aanval. Hij droeg ook de slaven op mee te gaan om hout en andere benodigdheden voor de bouw van een versterkt kamp te dragen. De Lakedaimoniërs vernamen van het garnizoen in Ampheia dat de Messeniërs met een opmars bezig waren. Dus rukten ook zij uit. (4) Er was in Messenië een terrein, dat in alle opzichten geschikt was voor een gevecht, maar er lag een diep ravijn voor. Daar stelde Euphaës de Messeniërs op en benoemde Kleonnis tot

bevelhebber. De cavalerie en lichtgewapenden, samen nog geen vijfhonderd man, stonden onder bevel van Pytharatos en Antander. (5) Toen de legers op het punt stonden de strijd aan te gaan, konden de zwaar bewapenden, hoewel zij zonder zichzelf te ontzien en in

onbeheerste woede op elkaar afstormden, niet tot een handgemeen komen, omdat ze door het ravijn van elkaar werden gescheiden. De cavalerie en licht bewapenden raakten in gevecht op het gedeelte boven het ravijn en omdat ze numeriek noch in ervaring voor elkaar onderdeden, eindigde het gevecht onbeslist. (6) Terwijl zij hierin waren verwikkeld, gaf Euphaës intussen de slaven opdracht eerst de achterkant van het legerkamp te versterken met een palissade en daarna de beide zijkanten. Toen de strijd bij het vallen van de duisternis onderbroken werd, versterkten ze de voorkant van het legerkamp aan de kant van het ravijn.

Daardoor werden de Lakedaimoniërs bij het aanbreken van de dag zich bewust van de vooruitziende blik van Euphaës. Ze wisten niet hoe ze tegen de Messeniërs moesten vechten, als die niet buiten hun versterkte kamp kwamen en zagen er van af hen te belegeren, omdat ze daar helemaal niet op voorbereid waren.

(7) Toen keerden ze naar huis terug, maar het volgende jaar hielden ze, omdat ze kritiek ondervonden van de ouderen, die hun zowel lafheid als minachting voor hun eed verweten, openlijk een tweede campagne tegen de Messeniërs. De beide koningen, Theopompos, de zoon van Nikander, en Polydoros, de zoon van Alkamenes, hadden de leiding. Alkamenes was niet meer in leven. De Messeniërs sloegen hun kamp op tegenover hen en toen de Lakedaimoniërs de strijd wilden beginnen, rukten ze uit.

(8) Bij de Lakedaimoniërs voerde Polydoros het bevel over de linkervleugel, Theopompos over de rechtervleugel, terwijl het centrum onder commando stond van Euryleon, in die tijd een Lakedaimoniër, maar oorspronkelijk afkomstig uit Thebe, uit het geslacht van Kadmos, nakomeling in de vierde generatie van Aigeus, de zoon van Oiolykos, zoon van Theras, zoon van Autesion. Bij de Messeniërs kozen Antander en Euphaës positie tegenover de

rechtervleugel van de Lakedaimoniërs, Pyrathas voerde het bevel over de andere vleugel tegenover Polydoros en Kleonnis over het centrum. (9) Toen de strijd op punt van beginnen stond, traden de koningen naar voren om hun manschappen aan te moedigen. Aan de kant van de Lakedaimoniërs hield Theopompos volgens plaatselijke gewoonte een korte toespraak, waarin hij hen herinnerde aan de eed tegen de Messeniërs en zei hoe mooi hun ambitie was om te laten zien dat zij schitterender daden verricht hadden dan hun vaders, die de perioiken hadden onderworpen en welvarender land hadden veroverd. De toespraak van Euphaës was langer dan die van de Spartaan, maar toch sprak hij niet langer dan de situatie naar zijn oordeel toeliet. (10) Hij benadrukte dat de strijd niet alleen om land of bezittingen zou gaan, maar dat hij heel goed wist wat hen bij een nederlaag zou overkomen; hun vrouwen en kinderen zouden als slaven worden weggevoerd, de volwassen mannen zouden geluk hebben als ze zonder folteringen omkwamen; hun heiligdommen zouden worden geplunderd en hun voorvaderlijke steden in brand gestoken; wat hij zei was niet zo maar een vermoeden, maar het lot van hen die in Ampheia waren omgekomen was voor ieder een duidelijk bewijs; (11) met zo veel onheil voor ogen betekende een eervolle dood winst, maar veel gemakkelijker was het, zolang ze nog ongeslagen waren en in vermetelheid niet de mindere waren, de tegenstanders in moed te overtreffen dan om na eerst de moed te hebben verloren hun verliezen te herstellen.

8. Dit waren de woorden van Euphaës. Toen de leiders aan beide kanten het teken gegeven hadden, stormden de Messeniërs onstuimig op de Lakedaimoniërs af, als mannen die in woede tot de dood bereid waren, en ieder verlangde om als eerste de strijd te beginnen. Ook de Lakedaimoniërs rukten fanatiek op hen af, maar toch waren ze op hun hoede om hun formatie niet te verstoren. (2) Toen ze oog in oog met elkaar stonden, schreeuwden ze dreigementen, terwijl ze met hun wapens zwaaiden en woeste blikken naar elkaar wierpen.

De Lakedaimoniërs begonnen te honen dat de Messeniërs hun slaven al waren en niet vrijer waren dan de heloten, waarop de Messeniërs terug schreeuwden dat zij schurken waren door wat ze deden, omdat ze uit hebzucht verwante mannen aanvielen en dat ze een misdaad begingen tegen de voorvaderlijke goden van de Doriërs en vooral tegen Herakles. Bij deze scheldpartijen gingen ze ook tot actie over, waarbij vooral de Lakedaimoniërs in een

gesloten blok het blok van de Messeniërs opdrongen, maar er waren ook gevechten van man tegen man. (3) In krijgstactiek en training waren de Lakedaimoniërs superieur en ook hadden ze een numerieke meerderheid. Want zij hadden de perioiken, die al onderworpen waren, in hun gelederen en de Dryopen uit Asine, die een generatie eerder door de Argivers uit hun land waren verdreven, waren gedwongen aan de veldtocht deel te nemen. Tegenover de lichtbewapende Messeniërs werden huursoldaten uit Kreta ingezet. (4) Bij de Messeniërs was de moed der wanhoop even groot als de bereidheid de dood onder ogen te zien. Alles wat ze deden beschouwden ze meer als noodzakelijk dan als verschrikkelijk voor mannen die hun vaderland eerden en hun prestaties waren in eigen ogen nog groter en de gevolgen voor de Lakedaimoniërs nog ernstiger. Sommigen sprongen voor het gelid uit en verrichtten schitterende heldendaden, terwijl bij anderen, zwaar gewond maar toch nog een beetje ademend, de moed der wanhoop ongebroken was. (5) Ze moedigden elkaar aan en de

levenden en zij die nog niet gewond waren vuurden de gewonden aan om, voordat hun laatste ogenblik was aangebroken, een uiterste krachtsinspanning te doen en hun lot met vreugde te aanvaarden. En wanneer de gewonden merkten dat de krachten hen in de steek begonnen te laten en hun levensadem weg ebde, spoorden ze de niet gewonden aan even dapper te zijn als zij zelf en hun dood niet nutteloos voor het vaderland te laten zijn. (6) De Lakedaimoniërs vuurden elkaar niet aan en waren minder dan de Messeniërs bereid tot drieste heldendaden. Maar omdat zij van jongs af aan getraind waren in het voeren van oorlog, gebruikten ze een diepere formatie en hoopten ze dat de Messeniërs de strijd niet zo lang als zij zouden volhouden en de vermoeidheid door het dragen van wapens of de

verwondingen zouden verduren. (7) Dit waren in beide legers de eigenschappen in

handelingen en mentaliteit. Hetzelfde was aan beide kanten dat niemand om genade smeekte of geld beloofde als hij gedood werd, misschien omdat ze geloofden dat ze vanwege de haat de vijand toch niet konden overtuigen, maar vooral omdat ze hun vroegere daden niet te schande wilden maken. Zij die doodden onthielden zich zowel van snoeverij als van scheldpartijen, omdat geen van beide partijen al een zekere hoop op de overwinning had.

Het meest opmerkelijk was dat zij die probeerden een van de gevallenen van zijn wapenrusting te beroven zelf ook gedood werden. Want als ze een deel van hun lichaam bloot gaven, werden ze door een speer getroffen, doordat ze bij hun bezigheid van dat moment niet goed opletten of ze werden gedood door hen die beroofd werden, maar nog steeds in leven waren.

(8) Ook de koningen streden op een manier, die het vermelden waard is. Theopompos stormde onbeheerst naar voren om Euphaës zelf te doden. Toen Euphaës hem zag aankomen, zei hij tot Antander dat wat Theopompos deed niet anders was dan wat zijn voorvader Polyneikes gedaan had. Die had namelijk bij zijn veldtocht tegen zijn vaderstad vanuit Argos eigenhandig zijn broer gedood en werd door hem gedood, en Theopompos wilde het geslacht van de Herakliden met een even grote bloedschuld treffen als de nakomelingen van Laios en Oidipous. Maar hij zou niet ongedeerd het slagveld verlaten.

Met deze woorden stormde hij ook op hem in. (9) Hoewel alleen uitgeput waren, laaide de strijd toen weer in volle hevigheid op, de krachten hernieuwden zich en de doodsverachting nam aan beide kanten zo toe, dat je zou kunnen denken dat ze op dat moment voor het eerst de strijd begonnen. Tenslotte hebben Euphaës en zijn mannen (want de lijfwacht van de koning bestond geheel uit een aantal uitgelezen Messeniërs) in de moed der wanhoop, die dicht in de buurt van waanzin kwam, door hun dapperheid hun tegenstanders overweldigd.

Ze dreven Theopompos zelf terug en joegen de Lakedaimoniërs tegenover zich op de vlucht (10) Maar de andere Messeense vleugel verkeerde in moeilijkheden. Want de aanvoerder Pytharatos was gesneuveld en zonder bevelhebber streden de mannen ongeordend en verward, maar ze verloren de moed niet. Polydoros achtervolgde de vluchtende Messeniërs niet, evenmin als Euphaës de Lakedaimoniërs. Want het leek hem en zijn mannen beter de verslagen vleugel te hulp te komen. Ze bonden echter niet de strijd aan met Polydoros en zijn mannen, omdat de duisternis al was gevallen. (11) De Lakedaimoniërs werden van verdere achtervolging van de troepen die zich terug trokken afgehouden door hun

onbekendheid met het terrein. Bovendien waren ze van oudsher gewoon achtervolgingen nogal traag te houden, omdat ze er meer op bedacht waren hun formatie niet te verstoren dan iemand op zijn vlucht te achtervolgen. In het centrum, waar Euryleon het bevel voerde over de Lakedaimoniërs en Kleonnis over de Messeniërs, bleef de strijd onbeslist. Ook zij werden door de invallende nacht van elkaar gescheiden.

(12) Deze slag is van beide kanten uitsluitend of hoofdzakelijk gevoerd door de

zwaarbewapende troepen. De cavalerie was gering in aantal en heeft niets noemenswaardigs gedaan. Want de Peloponnesiërs waren in die tijd geen goede ruiters. De lichtgewapende Messeniërs en de Kretenzers aan de Lakedaimonische kant hebben zich helemaal niet in de strijd gemengd. Zij waren namelijk aan beide kanten op de ouderwetse manier achter hun eigen infanterie opgesteld. (13) De volgende dag was geen van beide partijen van plan de

strijd te beginnen of als eerste een zegeteken op te stellen, maar bij het verstrijken van de dag onderhandelden ze over het opnemen van de doden. Toen ze het daarover eens waren geworden, begonnen ze daarna meteen hen te begraven.

9. Maar na de slag begon de situatie voor de Messeniërs slechter te worden. Ze waren uitgeput

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN