• No results found

Naast het altaar van Zeus Laoitas en Poseidon Laoitas staat een Zeus op een bronzen voetstuk, een geschenk van het Korinthische volk en een werk van een zekere Mousos

Wanneer je van het Bouleuterion naar de grote tempel gaat, staat links een beeld van Zeus, als het ware met een bloemenkrans, en in zijn linkerhand is een bliksem aangebracht. Het is een werk van Askaros van Thebe, een leerling van Kanachos van Sikyon. De inscriptie er op zegt dat dit het tiende deel is van de buit uit de oorlog tussen de Phokiërs en Thessaliërs. (2) Als de Thessaliërs in een oorlog met de Phokiërs geraakt zijn en dit hun wijgeschenk uit de buit op de Phokiërs is, kan het niet de zogenaamde Heilige oorlog zijn, maar moet het de oorlog zijn die ze gevoerd hebben voordat de Perzen en hun koning naar Griekenland overstaken. Niet ver daarvandaan staat een Zeus die de Psophidiërs opgericht hebben na een succesvolle oorlog, zoals de er op aangebrachte inscriptie aangeeft.

(3) Rechts van de grote tempel staat een Zeus, gericht naar het oosten en twaalf voet hoog.

Het zou een wijgeschenk zijn van de Lakedaimoniërs, toen ze in oorlog kwamen met de Messeniërs bij hun tweede opstand. Er staat een epigram op:

“Ontvang, heerser, zoon van Kronos, Olympische Zeus,

een mooi beeld met een hart, de Lakedaimoniërs genadig.”

(4) We kennen geen Romein, particulier burger of senator, die vóór Mummius een wijgeschenk opgesteld heeft in een Grieks heiligdom. Mummius wijdde van de buit uit Achaia een bronzen Zeus in Olympia. Het staat links van het wijgeschenk van de

Lakedaimoniërs naast de eerste zuil van de tempel. Het grootste bronzen Zeusbeeld in de Altis is door de Eliërs zelf opgesteld van de buit uit de oorlog tegen de Arkadiërs. Het is zevenentwintig voet hoog. (5) Naast het Pelopion staat een niet zo hoge zuil met daarop een klein beeld van Zeus die een hand uitstrekt. Er tegenover staan andere wijgeschenken op een rij, evenals beelden van Zeus en Ganymedes. In de gedichten van Homeros staat dat

Ganymedes ontvoerd is door de goden om te dienen als wijnschenker voor Zeus en in ruil voor hem paarden als geschenk aan Tros gegeven zijn. Het is een wijgeschenk van Gnathis van Thessalië en het is gemaakt door Aristokles, leerling en zoon van Kleoitas. (6) Er is nog een andere Zeus, nog zonder baard, die tussen de wijgeschenken van Mikythos staat. Wie Mikythos was, uit welke familie hij kwam en waarom hij talrijke wijgeschenken in Olympia opstelde, zal ik later vertellen. Wanneer je van het genoemde beeld een klein stukje

rechtdoor gaat, kom je bij een beeld van Zeus, ook zonder baard. Het is een wijgeschenk van de Elaïten die de eerste stad van Aiolis, als je van de Kaïkosvlakte richting zee gaat,

bewonen. (7) Daarnaast staat weer een ander Zeusbeeld. De inscriptie daarop meldt dat de Chersonesiërs van Knidos het opgericht hebben van de buit op hun vijanden. Aan

weerskanten van Zeus hebben ze Pelops en de rivier Alpheios opgesteld. Het grootste deel van de stad Knidos ligt op het Karische vasteland en daar bevinden zich ook de belangrijkste bezienswaardigheden. De zogeheten Chersonesos is een eiland voor het vasteland waarmee het door een brug verbonden is. (8) De wijgeschenken in Olympia zijn opgesteld door de mensen die daar wonen, zoals de bewoners van het deel van Ephese, dat Koresos heet, zouden zeggen dat onafhankelijk van de stad Ephese wijgeschenken opgesteld hebben. Bij de muur van de Altis staat nog een Zeus, gericht op het westen, zonder inscriptie. Ook deze zou door Mummius opgericht zijn van de buit uit de oorlog met de Achaiers.

(9) Het beeld van Zeus in het Bouleuterion is meer dan alle andere beelden bedoeld om hen die onrecht doen af te schrikken. Het heeft de bijnaam Horkios (god van de eed) en heeft in beide handen een bliksem. Bij dit beeld moeten de atleten, hun vaders en broers en ook hun trainers bij stukken vlees van een everzwijn de eed afleggen dat ze geen overtreding tegen de regels van de Olympische spelen zullen begaan. De atleten zweren bovendien dat ze zich tien maanden lang nauwgezet hebben gehouden aan de trainingsvoorschriften. (10) Ook zij die de jongens en de veulens bij de wedrennen keuren zweren dat ze eerlijk en zonder omkoping zullen oordelen en alles over wie toegelaten wordt en wie niet geheim zullen houden. Ik heb er niet aan gedacht te vragen wat ze na de eed van de atleten met het everzwijn doen, omdat het in oude tijden geen gebruik was dat iemand mocht eten van offerdieren waarbij een eed afgelegd was. (11) Homeros geeft dat heel duidelijk aan.

Agamemnon liet namelijk het everzwijn waarbij hij had gezworen dat Briseïs nooit met hem het bed had gedeeld door de heraut in zee gooien.

“Zo sprak hij en met het meedogenloos brons sneed hij de strot van het zwijn door.

Talthybios gooide het met een zwaai in de diepte der zee, een prooi voor de vissen.”

Zo waren de oude gebruiken. Voor de voeten van Horkios is een bronzen plaat met een inscriptie in versregels, bedoeld om meineedplegers vrees in te boezemen.

25. Ik heb met de grootst mogelijke nauwkeurigheid een overzicht gegeven van de Zeusbeelden in de Altis. Het wijgeschenk bij de grote tempel, opgesteld door een Korinthiër – niet een oude Korinthiër, maar iemand van hen die de stad van de keizer gekregen hebben – is Alexander, de zoon van Philippos, voorgesteld als Zeus. De andere beelden, die niet Zeus voorstellen, zal ik ook vermelden. Beelden die niet ter ere van goden opgesteld zijn, maar om mensen te belonen, zal ik opnemen in het verslag van de atleten.

(2) De Messeniërs aan de zeestraat stuurden volgens oud gebruik een koor van vijfendertig jongens naar Rhegion, een koorleider en een fluitspeler naar een locaal festival van Rhegion.

Op een keer werden ze getroffen door een ramp en geen van de uitgezonden mensen keerde levend terug. Want het schip met de jongens aan boord verging met man en muis. (3) Die zeestraat is namelijk het meest stormachtige deel van de hele zee. Want het is onstuimig doordat de winden de golven van twee kanten opstuwen, vanuit de Adriatische zee en vanuit de andere zee die de Thyrreense zee heet. Ook wanneer er geen wind waait, is de zeestraat uit zichzelf heel heftig en zijn er sterke stromingen. Er verzamelen zich altijd zo veel dieren, dat de lucht boven de zee vol is van hun stank. Voor een schipbreukeling is er dus geen enkele hoop op redding uit de zeestraat. Als de schipbreuk van Odysseus hier

plaatsgevonden heeft, kun je nauwelijks geloven dat hij zijn leven gered heeft door naar Italie te zwemmen. Maar de welwillendheid van de goden maakt alles mogelijk.

(4) De Messeniërs treurden over het verlies van de jongens. Er werden veel eerbewijzen voor hen bedacht; een daarvan was dat ze bronzen beelden in Olympia opstelden en ook voor de koorleider en de fluitspeler. De oude inscriptie gaf aan dat de wijgeschenken van de Messeniërs aan de zeestraat waren. Later heeft Hippias, die de Grieken de wijze noemen, een gedicht op hen geschreven. De beelden zijn gemaakt door Kallon van Elis.

(5) Op het voorgebergte van Sicilië, dat op het zuiden gericht is en Pachynon heet, ligt de stad Motye. Die stad wordt bewoond door Libyers en Phoinikiërs. Met die barbaren raakten de Agrigentijnen in oorlog en van de buit die ze op hen veroverden plaatsten ze in Olympia de bronzen jongens met uitgestrekte rechterhanden als mensen die tot de god bidden. Ze staan op de muur van de Altis. Ik vermoed dat ze vervaardigd zijn door Kalamis en dat is ook wat over hen verteld wordt. De volken die op Sicilië wonen zijn deze: de Sikaniërs en Sikeliërs, overgekomen uit Italië, en Phrygiërs van de rivier Skamander en het gebied van Troas. De Phoinikiërs en Libyers arriveerden in een gezamenlijke expeditie op het eiland en zijn kolonisten van Karthago. Dit zijn de barbaarse volken op Sicilië. Grieken die er wonen zijn Doriërs, Ioniërs, een klein deel Phokiërs en mensen uit Attika.

(7) Op dezelfde muur als de wijgeschenken van de Agrigentijnen staan twee naakte beelden van Herakles als jongen. Een beeld stelt hem voor, terwijl hij de leeuw van Nemea schiet.

Dat beeld is, net als de leeuw die bij hem staat, een wijgeschenk van Hippotion van Tarente en is het werk van Nikodamos van Mainalos. Het andere beeld is een wijgeschenk van Anaxippos van Mende en door de Eliërs hierheen gebracht. Vroeger stond het aan het einde van de weg die van Elis naar Olympia loopt en de Heilige weg heet.

(8) Er staan ook gemeenschappelijke wijgeschenken van het Achaiïsche volk. Ze stellen de mannen voor, die er om loten wie mag vechten, toen Hektor een Griek tot een tweegevecht uitdaagde. Ze staan, bewapend met lansen en schilden, vlakbij de grote tempel. Er tegenover staat op een ander voetstuk Nestor die het lot van ieder in een helm gegooid heeft. Het aantal mannen dat meeloot bedraagt acht, want de negende, een beeld van Odysseus, zou door Nero naar Rome overgebracht zijn. Van deze acht staat alleen op het beeld van Agamemnon een inscriptie met de naam; de letters van die inscriptie lopen van rechts naar links. Degene die de haan als embleem op zijn schild heeft is Idomeneus, afstammeling van Minos.

Idomeneus zou afstammen van Helios, de vader van Pasiphaë, en de haan is gewijd aan Helios en kondigt aan wanneer de zon opkomt. (10) Op het voetstuk staat ook een inscriptie:

“Aan Zeus wijdden de Achaiers deze beelden,

afstammelingen van de godengelijke Pelops, zoon van Tantalos.”

Zo luidt de inscriptie op het voetstuk. Wie de beeldhouwer was, staat geschreven op het schild van Idomeneus:

“Talrijke werken, ook deze, maakte de knappe Onatas.

Zijn vader was Mikon, hij kwam van Aigina.”

(11) Niet ver van het wijgeschenk van de Achaiers staat ook een Herakles die met de Amazone, een vrouw te paard, om haar gordel strijdt. Deze is gewijd door Euagoras van Zankle en gemaakt door Aristokles van Kydonia. Je kunt Aristokles tot de oudste

beeldhouwers rekenen. Niemand kan met zekerheid zeggen in welke tijd hij leefde, maar het is duidelijk dat hij geleefd moet hebben voordat Zankle zijn huidige naam Messene kreeg.

(12) De Thasiërs, die oorspronkelijk Phoinikiërs waren en met Thasos, zoon van Agenor, vanuit Tyros en de rest van Phoinikië uitgevaren zijn om Europa te zoeken, hebben een Herakles in Olympia opgesteld. Het voetstuk daarvan is, evenals het beeld, van brons. De hoogte van het beeld is tien el; hij heeft een knuppel in zijn rechterhand en in zijn linkerhand een boog. Ik heb vernomen dat ze in Thasos dezelfde Herakles vereren als de Tyriërs, maar dat ze later, toen ze zichzelf als Grieken beschouwden, ook eer bewezen aan Herakles, de zoon van Amphitryon. (13) Op het wijgeschenk van de Thasiërs staat een inscriptie:

“Onatas, zoon van Mikon, die op Aigina een huis bewoonde, vervaardigde mij.”

Deze Onatas vertoont in zijn beelden kenmerken van de Aiginetische stijl en ik zal hem niet later dateren dan de navolgers van Daidalos en de Attische school.

26. De Dorische Messeniërs, die Naupaktos van de Atheners kregen, hebben in Olympia een beeld van Nike op een zuil opgesteld. Het is een werk van Paionios van Mende en is

gemaakt van de buit op de vijanden, volgens mij toen ze in oorlog waren met de Akarnaniërs en Oiniaden. De Messeniërs zelf beweren echter dat het een wijgeschenk is na hun strijd samen met de Atheners bij het eiland Sphakteria en dat ze de naam van de vijanden er niet op vermeld hebben uit vrees voor de Lakedaimoniërs, terwijl ze toch helemaal geen angst kenden voor de Oiniaden en Akarnaniërs.

(2) De wijgeschenken van Mikythos, die ik aantrof, zijn talrijk en staan niet bij elkaar, maar na de beelden van Iphitos van Elis en Ekecheiria die Iphitos bekranst komen wijgeschenken van Mikythos: Amphitrite, Poseidon en Hestia, gemaakt door Glaukos van Argos. Aan de linkerkant van de grote tempel heeft hij nog andere beelden opgericht: Kore, de dochter van Demeter, Aphrodite, Ganymedes en Artemis, de dichters Homeros en Hesiodos en dan weer enkele goden, Asklepios en Hygeia. (3) Een van de wijgeschenken van Mikythos is Agon die halters vasthoudt. Die halters zien er zo uit: ze hebben de vorm van een halve ellips, niet exact rond en zijn zo gemaakt dat de vingers er omheen passen als bij de handgreep van een schild. Hun vorm is zoals ik gezegd heb. Naast het beeld van Agon staan een Dionysos, de Thrakiër Orpheus en het Zeusbeeld dat ik zojuist genoemd heb. Dit zijn werken van

Dionysios van Argos. Deze en andere beelden zouden door Mikythos opgesteld zijn en ook deze zouden door Nero weggehaald zijn. (4) Van de uit Argos afkomstige beeldhouwers Dionysios en Glaukos wordt geen leermeester genoemd, maar het feit dat Mikythos ze in Olympia gewijd heeft geeft aan in welke tijd ze leefden. Herodotos zegt namelijk in zijn geschiedwerk dat deze Mikythos, een slaaf van Anaxilas, de tiran van Rhegion, en beheerder van zijn schatten, later na de dood van Anaxilas naar Tegea gegaan is. (5) De inscripties op de wijgeschenken noemen Choiros als vader van Mikythos en als zijn vaderland de Griekse steden Rhegion en Messene aan de zeestraat. De inscripties zeggen ook dat hij in Tegea woonde en de wijgeschenken heeft hij gebracht om een gelofte te vervullen voor de genezing van zijn zoon die aan een dodelijke ziekte leed.

(6) Vlakbij de grotere wijgeschenken van Mikythos, gemaakt door Glaukos van Argos, staat een beeld van Athene met een helm op het hoofd en de aigis dragend. Het is gemaakt door Nikodamos van Mainalos en is een wijgeschenk van de Eliërs. Naast Athene staat Nike. Die is gewijd door de bevolking van Mantineia, maar de oorlog wordt in de inscriptie niet genoemd. Kalamis zou haar zonder vleugels afgebeeld hebben naar het voorbeeld van het houten beeld van de zogeheten Apteros in Athene. (7) De kleinere door Dionysios gemaakte wijgeschenken van Mikythos stellen werken van Herakles voor: het gevecht met de leeuw van Nemea, de hydra, de hond van Hades en het everzwijn aan de rivier Erymanthos. De bewoners van Herakleia hebben die naar Olympia gebracht, toen ze het land van hun barbaarse buren, de Mariandyniërs, binnengevallen waren. Herakleia ligt aan de Zwarte zee en is een kolonie van Megara. Ook het volk van Tanagra in Boiotië heeft aan de stichting deelgenomen.

27. Tegenover de genoemde wijgeschenken staan andere geschenken op een rij, naar het zuiden

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN