• No results found

Dat was de reden waarom zij een vrije aftocht uit de Peloponnesos kregen. Toen ze

Naupaktos in bezit hadden, waren ze er niet mee tevreden dat ze een stad en een gebied van de Atheners hadden gekregen, maar wilden ze er erg graag laten zien dat ze met eigen kracht iets belangrijks hadden veroverd. Omdat ze wisten dat de Akarnaniërs van Oiniadai een goed land bezaten en altijd met de Atheners in oorlog waren, deden ze een aanval op hen. Ze hadden geen meerderheid, maar doordat ze hen in dapperheid overtroffen versloegen ze hen en nadat ze in hun vesting waren opgesloten, belegerden ze hen. (2) De Messeniërs

gebruikten alles wat door mensen aan belegeringswerktuigen was uitgedacht. Ze zetten ladders op en probeerden zo de stad in te klimmen. Ze ondergroeven de muur en door alle werktuigen die ze in korte tijd klaar konden maken te gebruiken haalden ze de muur stukje bij beetje neer. Omdat de verdedigers bang waren dat ze bij verovering van de stad zouden omkomen, gaven ze er de voorkeur aan een overeenkomst te sluiten en weg te gaan.

(3) Ongeveer een jaar lang hielden de Messeniërs de stad en bezetten ze het land. Maar het volgende jaar brachten de Akarnaniërs uit al hun steden een leger bijeen en overwogen een aanval op Naupaktos. Dit plan verwierpen ze echter, omdat ze zagen dat de tocht door Aitolië zou gaan, dat altijd vijandig was. Bovendien vermoedden ze dat de mensen van Naupaktos een vloot bezaten, wat inderdaad zo was, en dat het onmogelijk zou zijn met een leger te land successen te boeken, wanneer zij de zee beheersten.(4) Dus veranderden ze hun plannen en keerden zich direct tegen de Messeniërs in Oiniadai. Ze troffen voorbereidingen om hen te belegeren, want ze verwachtten dat een zo gering aantal mannen nooit zo'n vermetelheid konden opbrengen om tegen het gezamenlijke leger van de Akarnaniërs te strijden. De Messeniërs hadden tevoren voedselvoorraden aangelegd en alles wat nodig was, omdat ze een lange belegering verwachtten. (5) Maar ze besloten voordat de belegering zou beginnen een strijd in het open veld te leveren en zich niet bang te laten maken door de massa die uit Akarnanië kwam, omdat ze Messeniërs waren die het niet door dapperheid, maar door het lot van de Lakedaimoniërs hadden verloren. Ze dachten aan wat de Atheners bij Marathon hadden gepresteerd, hoe driehonderdduizend Perzen door nog geen

tienduizend man waren verslagen. (6) Ze raakten slaags met de Akarnaniërs en het verloop van de strijd zou als volgt zijn geweest. Omdat de vijanden ver in de meerderheid waren, hadden die geen enkele moeite de Messeniërs te omsingelen, behalve waar ze gehinderd werden door de poorten die de Messeniërs in de rug hadden en waar ze vanaf de muur door hun eigen mensen fel ondersteund werden. Daar konden ze niet omsingeld worden, maar de Akarnaniërs sloten wel hun beide flanken in en schoten van alle kanten pijlen op hen af. (7) Steeds wanneer de Messeniërs zich in een gesloten formatie als één man op de Akarnaniërs stortten, stichtten ze verwarring onder hen die daar waren opgesteld. Ze doodden en

verwondden velen van hen, maar het lukte niet een definitieve vlucht te veroorzaken. Want zodra de Akarnaniërs merkten dat hun linie ergens door de Messeniërs gebroken werd, kwamen ze daar hun in het nauw gebrachte soldaten te hulp en drongen ze de Messeniërs terug doordat ze hen in aantal de baas waren. (8) Steeds wanneer de Messeniërs werden teruggeslagen, probeerden ze weer de Akarnanische linie ergens anders te breken, maar overal met hetzelfde resultaat. Waar ze ook maar aanvielen stichtten ze verwarring en dreven de vijand een eindje terug, maar wanneer de Akarnaniërs in alle hevigheid toestroomden, werden ze tegen hun wil weer afgeslagen. Tot de avond ging de strijd gelijk op, maar aan het begin van de nacht kregen de Akarnaniërs versterkingen uit hun steden en zo werden de Messeniërs volledig ingesloten. (9) Ze waren niet bang dat de muur bij een aanval zou worden veroverd door een beklimming van de Akarnaniërs of omdat zij zelf genoodzaakt waren de bewaking op te geven. Maar in de achtste maand waren hun voorraden vrijwel verbruikt. Spottend schreeuwden ze vanaf de muur tegen de Akarnaniërs dat ze zelfs als de belegering tien jaar duurde geen tekort aan voedsel zouden hebben, (10) maar in de tijd van de eerste slaap gingen ze weg uit Oiniadai. Toen hun ontsnapping door de Akarnaniërs werd

opgemerkt, werden ze tot een gevecht gedwongen, waarbij ze ongeveer driehonderd man verloren, maar zelf nog meer tegenstanders doodden. Het merendeel ontsnapte door Akarnanië en toen ze het gebied van de Aitoliërs die hun vrienden waren hadden bereikt kwamen ze veilig in Naupaktos aan.

26. Daarna bleven ze, zoals altijd, vol haat tegen de Lakedaimoniërs. Het duidelijkst gaven ze blijk van hun vijandschap in de oorlog, die werd gevoerd tussen de Peloponnesiërs en de Atheners. Ze boden namelijk Naupaktos als operatiebasis tegen de Peloponnesiërs en Messeense slingeraars hielpen mee om de Spartanen die op Sphakteria waren ingesloten gevangen te nemen. (2) Na de Atheense nederlaag bij Aigospotamoi verdreven de

Lakedaimoniërs die de zee beheersten de Messeniërs uit Naupaktos. Zij trokken naar hun verwanten op Sicilië en naar Rhegion, maar de meesten gingen naar Lybië en de Euesperitai daar. Die hadden hevige conflicten met hun barbaarse buren en daarom nodigden ze iedere Griek uit zich bij hen aan te sluiten. Het merendeel van de Messeniërs week dus naar hen uit. Hun leider was Komon, die ook bij Sphakteria hun aanvoerder was geweest.

(3) Een jaar voordat de Thebanen de overwinning bij Leuktra behaalden voorspelde de godheid aan de Messeniërs de terugkeer naar de Peloponnesos. In Messene aan de zeestraat zou de priester van Herakles een droom hebben gehad. Hij droomde dat Herakles Mantiklos door Zeus als gast naar Ithome was genodigd en dat Komon bij de Euesperitai gemeenschap met zijn dode moeder had en dat zij na de gemeenschap weer tot leven kwam. Hij hoopte dat zij, wanneer de Atheners hun macht ter zee hadden hersteld, weer naar Naupaktos zouden terugkeren. Maar in werkelijkheid duidde de droom op het herstel van Messenië. (4) Niet lang daarna werden de Lakedaimoniërs bij Leuktra getroffen door de ramp die al lang geleden was bepaald. Want aan het einde van het orakel, dat aan Aristodemos die toen over de Messeniërs regeerde was gegeven, staat:

"Handel zoals het noodlot wil. Onheil treft eerst sommigen en later anderen."

Hiermee wordt bedoeld dat hij en de Messeniërs toen moesten lijden, maar dat later ook over Lakedaimon onheil komen.

(5) Toen stuurden de Thebanen na hun overwinning bij Leuktra bodes naar Italië en Sicilië en naar de Euesperitai en uit elk ander gebied waar zich Messeniërs bevonden riepen ze hen op naar de Peloponnesos te komen. Ze kwamen sneller dan iemand had kunnen verwachten, uit heimwee naar hun vaderland en haat tegen de Lakedaimoniërs, die hen altijd was

bijgebleven. (6) Epaminondas begreep dat het erg moeilijk was een stad te stichten die het zou kunnen opnemen tegen de Lakedaimoniërs en ook kon hij geen plek vinden waar zo'n stad gebouwd zou moeten worden. Want de Messeniërs wilden zich niet weer in Andania en Oichalia vestigen, omdat ze veel ellende hadden beleefd toen ze daar woonden. Toen hij niet meer wist wat hij moest doen, zou hem in een nacht een oude man die erg op een

waarzegger leek zijn verschenen en hebben gezegd; "Mijn geschenk aan u is dat u ieder die u met de wapens aanvalt zult overwinnen. Wanneer u niet meer onder de mensen zult zijn, zal ik, o Thebaan, zorgen dat uw naam nooit zal worden vergeten en altijd beroemd zal blijven. Geef de Thebanen hun vaderland en steden terug, omdat de toorn van de Dioskouroi tegen hen nu ten einde is." (7) Dit zei hij tegen Epaminondas en aan Epiteles, de zoon van Aischines - de Argivers hadden hem tot hun leider gekozen om Messene opnieuw te stichten - gaf hij de volgende raad. De droom droeg hem op om midden tussen een taxisboom en een myrteboom die op de Ithome waren gegroeid en die hij daar zou aantreffen, te graven en de oude vrouw te laten herleven. Want zij lag daar, opgesloten in een bronzen kamer, uitgeput en buiten bewustzijn. Bij het aanbreken van de dag ging Epiteles naar de aangeduide plek en toen hij daar groef, vond hij een bronzen urn. (8) Meteen bracht hij die naar Epaminondas.

Hij vertelde hem zijn droom en vroeg hem het deksel er af te nemen en te kijken wat er in zat. Nadat hij aan de droomverschijning had geofferd en gebeden, opende hij de urn en vond een heel dun tinnen blad, opgerold als een boekrol. Daarop stonden de mysterierites van de Grote Godinnen geschreven en dat was wat Aristomenes daar had gedeponeerd. De man die

aan Epiteles en Epaminondas in hun droom was verschenen zou Kaukon zijn, die uit Athene naar Messene, de dochter van Triopas, in Andana kwam.

27. De toorn van de zonen van Tyndareus tegen de Messeniërs was voor de slag bij Stenykleros begonnen. Ik denk dat de oorzaak daarvan het volgende was. Panormos en Gonippos uit Andania, twee jonge mannen in de bloei van hun leven, waren erg bevriend. Altijd gingen ze samen de strijd in en hielden samen strooptochten in het Lakonische gebied. (2) De

Lakedaimoniërs vierden eens in hun legerkamp een feest ter ere van de Dioskouroi en hielden zich na het ontbijt al bezig met drinken en sport, toen Gonippos en Panormos verschenen, gekleed in witte chitons en purperkleurige mantels, rijdend op de prachtigste paarden, met mutsen op hun hoofden en lansen in hun handen. Toen de Lakedaimoniërs hen zagen, dachten ze dat de Dioskouroi zelf bij hun offerfeest waren gekomen en vielen ze in aanbidding neer. (3) Toen de jongemannen eenmaal bij hen waren, reden ze tussen hen door, zwaaiend met hun lansen, en nadat ze velen hadden gedood, gingen ze terug naar Andania.

Zo verstoorden zij het offerfeest van de Dioskouroi. Volgens mij heeft dit voorval de haat tegen de Messeniërs bij de Diokouroi opgewekt. Maar nu verzetten de Dioskouroi, zoals de droom aan Epaminondas duidelijk maakte, zich niet langer tegen de terugkeer van de Messeniërs. (4) Voor Epaminondas waren het vooral de orakels van Bakis die hem aanzetten tot de stichting. Bakis had, in goddelijke bezieling door de nimfen, over andere Grieken en de terugkeer van de Messeniërs geprofeteerd:

"Dan zal de stralende bloem van Sparta te gronde gaan en Messene zal voor altijd weer worden bewoond."

Ik heb ontdekt dat Bakis ook heeft voorspeld hoe Eira veroverd zou worden. Dit is een van zijn orakels:

"De mannen uit Messene, overweldigd door donder en waterstromen."

(5) Toen de mysteriën waren teruggevonden, legden allen die tot de families van priesters behoorden deze vast in de boeken. Epaminondas vond de plek, waar de huidige stad van de Messeniërs ligt, bijzonder geschikt om hem daar te stichten en droeg de zieners op

nauwkeurig te onderzoeken of de wil van de goden hem dat zou toestaan. Toen zij verklaarden dat de offers gunstig waren, trof hij voorbereidingen voor de bouw. Hij gaf opdracht stenen aan te voeren en liet mannen komen, die de vaardigheid bezaten straten aan te leggen, huizen, tempels en een ringmuur te bouwen. (6) Toen alles klaar was, brachten ze vervolgens op de gebruikelijke wijze de offers, waarbij de Arkadiërs de offerdieren

verschaften. Epaminondas zelf en de Thebanen offerden aan Dionysos en Apollo Ismenios, de Argivers aan de Argivische Hera en de Nemeïsche Zeus, de Messeniërs aan Zeus

Ithomatas en de Dioskouroi en hun priesters aan de Grote Godinnen en aan Kaukon.

Gezamenlijk riepen ze de heroën op terug te komen en bij hen te blijven, speciaal Messene, dochter van Triopas, en verder Eurytos en Aphareus en zijn kinderen, en van de Herakliden Kresphontes en Aipytos. Maar de dringendste oproep was uit naam van allen gericht tot Aristomenes.

(7) Die dag waren ze bezig met offers en gebeden. De volgende dagen bouwden ze een ommuring, waarin ze huizen en tempels bouwden. Ze werkten met geen andere begeleiding dan alleen Boiotisch en Argivisch fluitspel. De melodieën van Sakadas en Pronomos werden vooral in een onderlinge competitie gespeeld. Aan de stad zelf gaven ze de naam Messene, maar ze stichtten ook nog andere kleinere stadjes. (8) De mensen van Nauplia werden niet uit Mothone verdreven en ook de Aioliërs stonden ze toe in het land te blijven, omdat ze zich hun welwillende houding herinnerden toen ze weigerden zich bij de Lakedaimoniërs in de oorlog tegen hen aan te sluiten. De mensen van Nauplia hadden de Messeniërs bij hun terugkeer naar de Peloponnesos alle soorten geschenken die ze hadden gebracht en hadden voortdurend gebeden tot de goden gericht voor hun terugkeer en ook vroegen ze hen in te staan voor hun veiligheid.

(9) De Messeniërs keerden terug naar de Peloponnesos en heroverden hun land in tweehonderd zeven en tachtig jaar na de inname van Eira, toen Dyskinetos archont in

Athene was, in het derde jaar van de honderd en tweede Olympiade, waarin Damon uit Thourioi zegevierde. Ook voor de Plataiers duurde de tijd dat zij in ballingschap waren behoorlijk lang, net als voor de Deliërs, toen ze zich in Adrymettion hadden gevestigd, nadat ze door de Atheners waren verdreven. (10) De Minyers, die na de slag bij Leuktra door de Thebanen uit Orchomenos waren verjaagd, werden door Philippos, zoon van Amyntas, naar Boiotië teruggebracht, evenals de Plataiers. Nadat Alexander de stad van de Thebanen zelf had verwoest, is Thebe later door Kassander, zoon van Antipater, herbouwd. Van de genoemde gevallen schijnt de ballingschap van de Plataiers het langst te hebben geduurd, maar zelfs die duurde niet langer dan twee generaties. (11) De ballingschap van de

Messeniërs duurde bijna driehonderd jaar. In die periode hebben ze geen van hun gebruiken van thuis opgegeven en ook hun Dorische dialect niet verloren. Tot in onze tijd hebben ze dit van alle Peloponnesiërs in de meest zuivere vorm gehandhaafd.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN