• No results found

Van tijdsbegrip naar toekomstbesef

3.1 Tijdsbegrip en toekomstbesef

3.1.2 Van tijdsbegrip naar toekomstbesef

Toekomst is altijd ‘iets’ wat nog plaats moet vinden en er dus nog niet is. In een logisch tijdsbesef is toekomst de wetenschap dat mijn partner op 21 april 2012 jarig zal zijn, dat volgende week vrijdag getraind wordt en dat er over vijf jaar een ruimteschip op Mars landt. Er is sprake van temporele afstand, uit te drukken in eenheden tijd (minuten, dagen, weken, maanden, jaren) tot een locatie verder op de tijdbalk dan nu. Een toekomstbeeld is een representatie van

de manier waarop die toekomstige temporele locatie eruit zal zien. In een historisch tijdsbegrip is de ‘datering’ van de toekomst van ondergeschikt belang en gaat het om de verandering die dan heeft plaatsgehad. Als ik op 28 maart 2010 jarig ben, dan ‘telt’ vanuit een historisch tijdsbegrip meer de vraag wat er tot die tijd allemaal voorgevallen zal zijn. Het gaat niet om de datum, maar om vragen als: ben ik er dan nog, hoe ben ik dan, hoe en in hoeverre ben ik dan ‘anders’ dan nu, hoe ziet de omgeving er dan uit, wat is er allemaal gebeurd? Denken over toekomst is vanuit een historisch tijdsbegrip het denken over beweging, verandering en dynamiek, over dingen die anders zijn en dingen die juist onveranderd zijn en blijven.

Toekomst en eigenheid

Historisch besef is in de historische wetenschappen de notie dat er sprake is van processen die heden en verleden verbinden (Blaas, 1988; Beliën & Van Setten, 1991; Ankersmit, 1990). Wat nu ‘is’, is uit het verleden begonnen en ontstaan. Er is sprake van verbinding tussen heden en verleden en begrip van deze verbinding leidt tot beter begrip (en relativering) van verleden én heden. Tegelijkertijd betekent historisch besef in de historische wetenschap ook dat die verbinding gerelativeerd wordt. Heden en verleden moeten in hun eigenheid worden bezien (Blaas, 1988). Het verleden is alleen in zijn eigenheid en ‘eigen tijd’ te begrijpen. Het heden, en de ontwikkelingen die ertoe hebben geleid, bieden een perspectief op het verleden dat oneigen is aan het verleden zelf: het bestond als realiteit in het verleden niet. Het verleden schetst de kiemen of de broedplaatsen van het heden, maar het heden is niet al volledig in het verleden

gedetermineerd, niet in de betekenis van ‘onvermijdelijk bepaald’. De

ontwikke-ling had ‘anders’ kunnen verlopen. Er is ruimte voor ontwikkeontwikke-ling en beweging. Een historisch toekomstbesef, een historisch tijdsbesef toegepast op de toekomst, is dan ook gericht op dynamiek en de verandering, probeert deze begrijpen en uit te drukken, en ‘denkt’ zodoende in termen van mogelijkheden en onbepaaldheden.

Een historisch toekomstbesef is te duiden als een gevoel voor dynamiek en beweging, een waardering voor de notie dat de toekomst ‘anders’ zal zijn dan het heden, maar ook het besef dat sommige zaken zullen blijven bestaan. Het omvat ook het besef dat de toekomstige betekenisgever, de toekomstige mens, andere betekenissen zal geven, vanuit andere waarden. Een dergelijk toekomstbesef dwingt tot nadenken over de impact van hedendaags handelen voor toekomstige omstandigheden, bijvoorbeeld over de gevolgen van CO2 -uitstoot en klimaatverandering. Het nodigt uit tot het plaatsen van alledaagse, dagelijkse beslissingen in het perspectief van toekomstige gevolgen. Een historisch toekomstbesef dwingt tegelijkertijd tot een relativering van ambities aangaande maakbaarheid van toekomst. Een historisch toekomstbesef betekent

dat voor ons principieel onduidelijk en onbegrijpelijk is wat toekomstige generaties zullen weten, willen of vinden. Huidige generaties weten niet waarmee ze toekomstige generaties een plezier doen. Sterker uitgedrukt, wij hebben geen idee van de manier waarop toekomstige generaties ‘hun’ wereld zullen beleven en hoe ze er (welke) betekenis aan zullen geven, ook al weten we wel dat de wereld min of meer dezelfde is als die wij bewonen. Niet alleen de beperkingen in het kennen en begrijpen, maar ook de beperkingen in het beïnvloeden die daaruit onvermijdelijk volgen nopen tot bescheidenheid met betrekking tot maakbaarheid.

Een historisch toekomstbesef houdt een relativering van het vermogen tot voorspellen en sturen in. De geschiedenis wijst uit dat uitkomsten van handelen dikwijls onbedoeld zijn en dat ook het denken over de toekomst uiteindelijk vaak vanuit de actualiteit gedreven is. Overigens net zoals veel aandacht voor geschiedenis ontstaat vanuit een poging om betekenis aan de actualiteit te geven, meer dan uit een ‘oprechte interesse’ in de eigenheid van een verleden (zie Van Rossum, in Van der Duin, 2007).

Een historisch toekomstbesef

Elk toekomstbesef is ‘historisch’. Dat wil zeggen dat de toekomst niet in eigenheid gekend kan worden en daarom onmogelijk volledig los kan komen van het heden. Het is de vraag hoe vanuit die afstand toch verbondenheid tussen heden, verleden en toekomst kan en zou moeten ontstaan. De kern van toekomst blijft vanwege de onoverbrugbare natuurlijke afstand tussen heden en toekomst ongekend. De beelden die over toekomst bestaan, zijn nauw verbonden met het heden, het zijn als het ware spiegels waarin het heden, weliswaar vervormd, op een ‘toekomstige wijze’ gerepresenteerd wordt. Zoals historische perioden en het heden alleen in eigenheid kenbaar zijn, is ook de toekomst voor hedendaagse beschouwers niet te kennen. Maar, als toekomst alleen in de eigen tijd, en vanuit eigenheid gekend kan worden, wat valt er dan wel over te bedenken en te kennen? Er worden talrijke pogingen toe ondernomen en het denken over de toekomst is een vast en geaccepteerd onderdeel van het dagelijks leven. Het denken over toekomst of het verleden kan soms leiden tot een gevoel van grote verbondenheid met verleden en/of toekomst, bijvoorbeeld bij een bezoek aan zogenaamde ‘herinneringsplaatsen’ (zie bijvoorbeeld Nora & Jordan, 2001). Er ontstaat dan een ‘historisch moment’, waarin verleden en heden verweven raken en het verleden even ‘voelbaar’ wordt. Eenzelfde verwevenheid ontstaat soms bij het uitvoeren van een expliciet ‘toekomstgerichte activiteit’, zoals het afsluiten van een levensverzekering, het plannen van een lange reis of de geboorte van een baby: de toekomst treedt dan in de vorm van gedachten en verbeeldingen het heden binnen en vermengt met het heden. Net als bij het historisch moment ‘gaat’ een dergelijke verweving natuurlijk niet ‘werkelijk’

over de toekomst. Vanuit het besef en de betekenis van het heden construeren actoren dan besef en betekenis van een ‘toekomstige eigen tijd’, van waaruit ze reflecteren op bestaande keuzes, repertoires of gebeurtenissen. Critici van het huidige denken over de toekomst (zie o.a. Sardar, 1999; Inayatullah, 1999; Slaughter, 2005) zien in deze verbondenheid en verwevenheid zelfs het grootste gevaar in het denken over de toekomst. Het gekoloniseerde heden - met dominante denkbeelden en bestaande verdeling van macht - zet zich dan door in een in potentie volledig vrije, ‘andere’ en ongekoloniseerde toekomst. De verbinding met noties uit het heden gaat ten koste van de pluraliteit en de ‘vrijheid’ van toekomst. Toekomst zou juist per definitie ‘los’ en ‘onverbonden’ met het heden moeten worden gedacht, in termen van niet door het heden beperkte en bepaalde mogelijkheden.

Toekomst wordt ‘iets’ in verhalen

In dit onderzoek staat de constructie van toekomst centraal, niet zozeer als een normatief vraagstuk, maar als empirisch fenomeen: er wordt toekomst geconstrueerd. Daar volgt onvermijdelijk de vraag op hoe dat gebeurt (het ‘kan’ immers niet) en hoe dat uitpakt (wat zijn de gevolgen van toekomstconstructies). In de betooglijn van dit onderzoek maken actoren die over toekomst nadenken, net als bij betekenisgeving over het heden, gebruik van het instrumentarium van ‘het verhaal’. Ze overbruggen als het ware de kloof van de tijd door voor zich-zelf verhaallijnen te construeren over de manier waarop een bepaalde toekomst tot stand komt, hoe een toekomst zou kunnen zijn en/of wat dat voor het heden betekent. Toekomst wordt ‘iets’ in een verhaal. Het krijgt vorm in verhaallijnen die actoren erover bedenken en vertellen. Het denken over de toekomst heeft zo-doende, net als de betekenisgeving aan het heden, een narratieve structuur. Het denken over toekomst heeft de vorm van het construeren van een verhaal over mogelijke toekomst. Het instrumentarium van het logisch tijdsbesef (jaartallen, ‘rekenregels’, data) bieden actoren daarbij handvatten om uitdrukking te geven aan belangrijke aspecten van hun toekomstverhaal, deze te ‘ordenen’ en om erover te communiceren met anderen. Ze gebruiken bijvoorbeeld jaartallen of berekenen hoeveel jaren ze nog van een bepaalde gebeurtenis ‘verwijderd’ zijn. Zo kunnen ze doelgericht communiceren over wat zij in hun verhaallijn van de toekomst verwachten. In de constructie van toekomstverhalen zijn dergelijke instrumenten echter vooral ‘hulpmiddelen’ om de bredere verhaallijn te construeren.

Principieel gescheiden maar praktisch diep verbonden

Besef van toekomst wordt door actoren geconstrueerd in verhalen over de toekomst, te vatten in ietwat kromme aanduidingen als toekomstverhalen, ‘toekomstnarratieven’ of ‘futures narratives’. Ze omvatten elementen van de

betekenis aan de verandering en beweging die mensen geven, geworteld in een historisch tijds- en toekomstbesef, gevat in de concepten en instrumenten die voortkomen uit een logisch tijds- en toekomstbesef. Wat toekomst ‘is’, wat het ‘kan zijn’ en wat dat ‘betekent’ voor het heden krijgt als ‘construct’ vorm in verhalen over de toekomst. Toekomstverhalen gaan dus niet alleen over de toekomst, maar geven ook betekenis aan een ambigu heden of een onbegrepen verleden. Zo werkt de fundamentele en onoverbrugbare ‘kloof’ tussen heden en toekomst in de praktische uitwerking niet tot grote verwijdering, maar juist tot een diepe verwevenheid van heden en toekomst. Toekomstverhalen gaan zowel over het heden als over de toekomst en ze geven zowel betekenis aan de toekomst als aan het heden. Zo zijn heden en toekomst hoewel tegelijkertijd principieel gescheiden én in praktijken van het construeren en vertellen van toekomstverhalen diep verbonden.