• No results found

De constructie en constructeurs van toekomstverhalen

3.4.1 Verhalenvertellers en kennis over de toekomst

Toekomstverhalen zijn per definitie rijk aan waarden en belangen: ze zijn

belang-rijk. Het zijn altijd combinaties van kennis en constructie, van feit en

fictie. De in de vorige paragrafen verkende en geproblematiseerde producten,

producenten en productieprocessen van toekomstverkenningen kunnen voor een

inhoudelijke, objectieve kern zorgen. Daar liggen al vormen van interpretatie en keuzes voor waarden in besloten, maar nog altijd binnen de context van wat ‘kennisproductie’ te noemen is. In veel gevallen betekent dat bijvoorbeeld dat keuzes ten aanzien van uitgangspunten, systematiek en informatie expliciet en

transparant worden gemaakt. Ze kunnen in een beoordeling van de ‘kennis’

worden betrokken. De vermenging wordt al meer intens in de betrokkenheid van gebruikers tot opdrachtgevers, waardoor een deel van de keuzes over waarden en de ‘behartiging’ van belangen in de kennis ‘verdwijnt’, doordat de producenten van kennis ze impliciet maken of bewust verborgen houden. In de laatste stap, de slag van kennis naar verhaal, waarbij feit en fictie tot ‘verhaal’ vermengen, verdwijnt de transparantie. Het onderscheid tussen feit en fictie verdwijnt in de constructie van toekomstverhalen. Beide elementen worden bouwstenen van één nieuwe ‘symbiotische eenheid’: het toekomstverhaal.

Verhalenvertellers verhouden zich tot kennis

De verhalen over de toekomst die door politici worden verteld, hebben altijd een inhoudelijke basis. Er wordt in de toekomstverhalen gesproken over hoe de toekomst eruitziet, hoe de weg er naartoe verloopt, wat ‘valkuilen en gevaren’ zijn, of waar zich ‘kansen’ voordoen. Politieke verhalenvertellers verhouden zich op verschillende manieren tot kennis. Soms nemen ze er letterlijk kennis van en vertalen ze de inzichten één-op-één in een toekomstverhaal, zonder daar ‘eigen inzicht’ aan toe te voegen. Andersom kan de ‘inhoud’ van een toekomstverhaal ook volledig door de verteller zijn ‘verzonnen’ en wordt slechts voor ‘aankleding’ en legitimering verwezen naar toekomstonderzoek. Verschillende tussenvormen zijn denkbaar, waarin de verteller bijvoorbeeld ‘mengt’ (verschillende verhalen gebruikt) of ‘co-creëert’ (meewerkt aan ‘eigen’ onderzoek).54 De manier van constructie van het toekomstverhaal, gecombineerd met de gebruikte kennisbronnen uit toekomstverkenning, leidt tot een onderscheid in vier soorten verhoudingen van vertellers van toekomstverhalen tot kennis uit toekomstverkenningen:55,56

1. De verteller van toekomstverhalen als ‘lerende afnemer’ van professioneel deugdelijke toekomstverkenningen: een verteller neemt in deze rol kennis van de boodschap van de toekomstverkenning (één studie, of meer

samen-hangende studies), trekt hier lessen uit en ontwikkelt hierdoor een urgentie voor een bepaald toekomstig probleem en/of een oplossing. Vervolgens construeert de verteller op basis van de ‘toekomstkennis’ een verhaal waarmee hij in het politieke of maatschappelijke debat aandacht voor het toekomstige probleem en de mogelijke oplossing bepleit.57

2. De verteller van toekomstverhalen als ‘bricoleur’ die gebruikmaakt van professioneel deugdelijke toekomstverkenningen en van andere bronnen, waaronder eventueel ‘ondeugdelijke’ of ‘speculatieve’ toekomstkennis: een verteller ontwikkelt in deze rol een urgentie voor een toekomstig probleem en/of een oplossing (of als gevolg van deugdelijke of ondeugdelijke verkenningen, of op basis van andere belangen, waarden, et cetera) en om aandacht en steun voor het toekomstige probleem en oplossing te vragen ontwikkelt de verteller uit uiteenlopende bronnen, meer en minder professioneel deugdelijk onderzoek, een vertelling waarmee hij in de narratieve ruimte aan het werk gaat.

a. In deze bricolage is een variant mogelijk waarin de verteller vanuit een verhaal of urgentie die hij toch al ‘had’ of ‘voelde’ zelf actief ondersteunende en beeldende bronnen bij elkaar zoekt en deze samensmelt. De verteller gaat hierin bewust strategisch met beschikbare kennis om (‘pick and choose’), ‘gevoed’ door al dan niet strategisch handelende producenten58 van toekomstkennis.

b. Een andere variant is de verteller die op basis van uiteenlopende en ongelijksoortige bronnen urgentie heeft ontwikkeld voor een bepaald toekomstig probleem en van hieruit een ‘eigen’ verhaal construeert over wat er gaande is. In deze variant is de verteller volgend aan de kennis die hij ‘kent’ of die onder zijn aandacht wordt gebracht en is hij beperkt in staat tot kritische reflectie op de beschikbare kennis. De ‘bricolage’ is hier meer onbewust en impliciet en daarmee minder ‘politiek-strategisch’.

3. De verteller van toekomstverhalen als ‘betrokken opdrachtgever’ van zelf uitgezet professioneel deugdelijk toekomstonderzoek, dat door de verteller zelf ‘beïnvloed’ is: de verteller heeft in deze rol een bepaald toekomstig probleem en/of oplossing in het hoofd en geeft een instelling of onderzoeker opdracht om hiernaar onderzoek te doen. De verteller is bij het onderzoek betrokken en van invloed op de resultaten van het onderzoek. Met deze resultaten construeert de verteller vervolgens een vertelling waarmee hij in de narratieve ruimte aandacht vraagt voor het toekomstige probleem en de mogelijke oplossing.

4. De verteller van toekomstverhalen als ‘origineel en creatief bedenker’ van eigen toekomstbeelden, zonder gebruik van professioneel deugdelijk toe-komstonderzoek: de verteller heeft een idee over een toekomstig probleem

en/of oplossing en construeert daarover een eigen toekomstbeeld en een eigen vertelling die weliswaar aannemelijk klinkt, maar geen borging in toekomstonderzoek heeft. Met deze eigen verhaallijn gaat de verteller in de narratieve ruimte aan de slag om steun te verwerven voor het toekomstige probleem en/of de voorgestelde oplossing.

Type Verhouding kennis en verhaal

Lerende afnemer De verteller brengt datgene wat hij uit toekomstonderzoek leert in de politieke arena binnen.

Bricoleur De verteller schakelt uiteenlopende bronnen van

toekomstonderzoek aan elkaar om zijn verhaal in te kleuren, te onderbouwen en op plaatsen bij te stellen.

Betrokken opdrachtgever

De verteller zet onderzoeksopdrachten uit om zijn verhaal te ondersteunen en verwerkt de resultaten in het verhaal.

Origineel creatief

denker De verteller construeert eigen verhalen en onderbouwt dat met zelf gekozen argumentaties, zonder gebruik van toekomstonderzoek. Tabel 3.4: Vier typen van de verhouding tussen kennis en toekomstverhaal.

3.4.2 Concurrerende constructies

In de politieke arena komen de constructies van verhalenvertellers tegenover elkaar te staan. Er zijn concurrerende constructeurs met concurrerende

constructies. Met het oog op de werking van toekomstverhalen is het interessant

om na te gaan op welke mogelijke ‘criteria’ of aspecten de concurrentie tussen de toekomstverhalen plaats kan vinden. Een belangrijk element hierin kan de inhoud van de constructie zijn, waaronder de gebruikte kennis, de toepassing van die kennis in de verhaallijn en de argumentatieve kwaliteit van de verhaallijn. Dit maakt drie vormen van ‘concurrentie’ van toekomstverhalen mogelijk:

• Is de kwaliteit van de gehanteerde methode en de opzet van de verhaallijn adequaat?

• Is er andere kennis over hetzelfde onderwerp beschikbaar en hoe verhoudt deze zich tot het gepresenteerde?

• Is de structuur van de argumentatie deugdelijk en zijn de redeneringen die in het verhaal ten aanzien van de toekomst worden gemaakt valide en geloofwaardig?

Kritiek op de methode

Eerder is uiteengezet dat er methodologische vereisten zijn voor ‘goed’ toekomstonderzoek en dat de reikwijdte en bruikbaarheid van resultaten van toekomstonderzoek beide gekoppeld zijn aan het doel van het onderzoek. Als een verkenning in het kader van visievorming vier scenario’s oplevert over hoe Nederland er in 2020 ‘denkbaar’ uit zou kunnen zien, dan is het professioneel

onjuist om één van die vier geformuleerde scenario’s in een vertelling aan te halen als de ‘meest waarschijnlijke toekomst’. Uit vier denkbare scenario’s ‘mag’ niet één scenario als ‘verwacht’ worden gedistilleerd. Een product van ‘futuring/foresight’ (hoe kan het zijn) wordt dan gebruikt als ‘forecast’ (hoe zal het zijn). In debat zou de oppositie tegen een toekomstverhaal dergelijke kritiek kunnen toepassen. De kritiek en het debat vinden dan plaats langs de weg van de methode, bijvoorbeeld in een argument dat de methode van onderzoek de benutting van gegevens uit het onderzoek niet ondersteunt en dat daarmee de basis onder de politieke toekomstvertelling wankel is.

Concurrentie op inhoud

Beslechting van een debat over de toekomst op ‘puur’ inhoudelijke gronden is per definitie onmogelijk. ‘Pure’ kennis lost controverses over de toekomst niet op. Toekomstonderzoek omvat altijd een interpretatie van gegevens, extrapolatie, aannames en randvoorwaarden. Veranderen in een kosten-batenanalyse bijvoorbeeld de aannames, dan heeft dit grote gevolgen voor de uitkomsten. Daarmee is echter niet gezegd dat de wetenschappelijke basis van de gebruikte ‘kennis’ in verhalen over de toekomst niet relevant is. Er zijn mogelijkheden om de inhoudelijke grond van een toekomstvertelling te bediscussiëren. Het debat zou bijvoorbeeld kunnen gaan over de kwaliteit van de in het toekomstverhaal gebruikte aannames en het nadrukkelijk naast elkaar plaatsen van verschillende onderzoeksresultaten en toekomstverkenningen, waarmee in ieder geval de pluraliteit in het debat wordt geïntroduceerd.59 Een andere strategie voor dergelijk inhoudelijk debat is het transparant maken van de aannames zelf. Van Asselt en Van ’t Klooster (2004) laten zien dat in scenariostudies de keuze voor de ‘assen’ (gebaseerd op de ‘driving forces’) sterk bepalend is voor de uiteindelijke scenario’s. Inhoudelijke confrontatie kan dan bijvoorbeeld plaatsvinden door dit type keuzes in een door een verteller gepresenteerde scenariostudie bespreekbaar te maken. In beide varianten kan bij gebrek aan duidelijkheid over wiens inhoud de juiste is een beroep worden gedaan op het gezag van de bron. ‘Eigen feiten’, bijvoorbeeld uit een eigen onderzoek door de fractie of door de minister en zijn beleidsambtenaren, staan dan wellicht lager aangeschreven dan feiten uit onderzoek door de onafhankelijke planbureaus. Het SCP, CPB, RPB en RIVM staan als leverancier van deugdelijke feiten in de politieke arena ‘hoog aangeschreven’ (daarbuiten mogelijk minder).

Structuur van de argumentatie

Nauw verbonden met de twee voorgaande vormen van kritische reflectie op opgevoerde argumenten (methodisch en inhoudelijk) is de wijze waarop toekomstkennis wordt gesmeed tot een verhaallijn over de toekomst. Een

toekomstverhaal is een redenering, die op deugdelijkheid - bijvoorbeeld opbouw en consistentie - getoetst kan worden. Vertellers kunnen redeneringen constru-eren uit ‘feiten’ die ieder op zichzelf door gezaghebbende toekomst-verkenningen worden ondersteund, maar waarvan de onderlinge verbondenheid die de verteller in het verhaal presenteert problematisch is. Op zichzelf gezag-hebbende en ‘sterke’ inhoudelijke statements leiden dan in samenhang gepresenteerd tot een beeld dat door geen van de drie statements ondersteund wordt. Dat zou in een ‘concurrentieproces’ door de oppositie duidelijk kunnen worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor een ander veel voorkomend probleem in argumentaties over de toekomst: de onderschatting of overschatting van leerprocessen en van dynamiek. Reflexiviteit, leervermogen en interacties tussen processen worden onderschat, of te optimistisch ingeschat, en de stabiliteit van trends en regelmatigheden wordt overschat. Bijvoorbeeld in argumentaties waarin toekomstige problemen alleen door vergaande overheidsinterventie kunnen worden opgelost, vanuit de aanname dat anderen het probleem zullen laten begaan. In andere verhaallijnen wordt het leervermogen en de dynamiek sterk overschat. Soms komt het de verhalenverteller goed uit om een redenering op te bouwen waarin het leervermogen van actoren het probleem vanzelf adresseert en ‘oplost’ (vergelijk De Wilde, 2004). Een voorbeeld hiervan is de redenering waarin milieuproblematiek en de schaarste van fossiele brandstoffen door technische innovatie helemaal ‘vanzelf’ worden opgelost, zonder dat bijvoorbeeld gedragsveranderingen nodig zijn.

Toekomstverhalen voorbij inhoud

Wedijverende vertellers van toekomstverhalen proberen in hun verhalen te putten uit verschillende soorten bronnen en bouwstenen en kunnen hun concurrenten op meerdere manieren bestrijden. De benutting van kennis in een argumentatie en de vermenging van feit en fictie bieden daar aangrijpingspunten voor: wat is de inhoudelijke basis van een concurrerend toekomstverhaal? Wat is de kwaliteit van de ‘toekomstkennis’ waarnaar wordt verwezen? Hoe zit het met de kwaliteit van de vertaling van de verkenning naar de verhaallijn? De inhoudelijke dimensie van een toekomstverhaal biedt mogelijkheden om, bijvoorbeeld in een politiek debat, de confrontatie te zoeken. Tegelijkertijd laat het voorgaande zien dat het in toekomstverhalen bij uitstek om méér dan inhoudelijke kwaliteit alleen gaat. Verhalen ontlenen hun betekenisgevende kwaliteit aan méér dan inhoudelijke kwaliteit alleen. In de politieke arena is de concurrentie om inhoudelijke kwaliteit dus slechts een deel van het ‘spel’. Leidt dit spel tot inhoudelijke versterking van het toekomstverhaal dat dient als basis voor handelen? In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk plaats ik de inhoudelijke kwaliteit, de vermenging van feit en fictie tot verhaallijn, in een breder palet van condities voor ‘krachtige constructies’.