• No results found

Methoden en technieken van toekomstonderzoek

3.2 De productie en producenten van toekomstkennis

3.2.4 Methoden en technieken van toekomstonderzoek

De verschillende vormen van toekomstonderzoek maken gebruik van gelijksoortige methoden, met belangrijke verschillen in de invulling van die methoden. Ik beschrijf hier de belangrijkste methoden van toekomstonderzoek, met daarbinnen de invulling die hieraan in de verschillende vormen wordt gegeven.25

Trendstudies

In een trendstudie gaat de onderzoeker op zoek naar de ontwikkeling van de eigenschappen van variabelen, uitgezet over een tijdreeks. Dat betekent dat de onderzoeker een patroon beschrijft. In het kader van toekomstonderzoek gaat het om het extrapoleren of ‘doorredeneren’ van trends naar toekomstige ontwik-kelingen. Trendstudies kunnen sterk kwantitatief worden ingezet, volgens een strakke methodologie. Dit is het geval in het domein van forecasting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het ‘doorrekenen’ van economische groei op basis van historische gegevens, om een voorspelling te doen over de gemiddelde huizen-prijs in het komende decennium. Het gaat steeds om extrapolatie van bestaande trends. In dergelijke trendstudies wordt doorgaans met bandbreedtes gewerkt. De bandbreedte kan door de onderzoeker als een zelf ingebouwde foutmarge fungeren, maar kan ook de trend zelf zijn. Bijvoorbeeld als uit historische gegevens bekend is dat de ‘prijs’ van een bepaald product volstrekt onvoorspelbaar is, maar deze zich wel ‘stabiel’ binnen een bepaalde bandbreedte bevindt. Een alternatief is het variëren met, of het inbrengen van, een aantal variabelen in de extrapolatie. Dan is sprake van scenario’s in de trendextra-polatie. Het variëren met de trend is dan het scenario.

Ook futurists gebruiken trendstudies, maar vooral om inzicht te krijgen in de ‘driving forces’. In het doordenken van de trend naar de toekomst gebruiken ze minder de kwantitatieve en meer de kwalitatieve dimensie van de trend. Tegelijkertijd maken ook futurists gebruik van trendextrapolatie, maar dan vooral als achtergrond voor de scenario’s die ze bouwen. De variërende trends vormen dan een achtergrond, een continue factor, voor de ‘bouw’ van het scenario.26 Een veelgebruikte trendextrapolatie is de (zogenoemde) ‘Wet van Moore’: de idee dat de processorsnelheid en de geheugencapaciteit van compu-ters elk jaar anderhalf keer versnelt en dat de fysieke omvang ervan anderhalf

keer zo klein wordt. Deze “vaststelling” wordt gebruikt om de context van voortgaande technologische vooruitgang als achtergrond te operationaliseren. Op vergelijkbare wijze worden de kwantitatieve scenario’s van het CPB (De Mooij & Tang, CPB, 2003) gedeeltelijk gebruikt als startpunt of achtergrond voor meer kwalitatieve studies.

Scenariomethode

De scenariomethode (zie o.a. Van der Heijden, 2005; Schwartz, 2001; Bell, 2003; Van Asselt, 2000; Bakker, 2003; Schooneboom, 2003; Nekkers, 2006; Van Notten, 2005; Van ’t Klooster, 2007; Börjeson et al., 2006) is een van de meest gebruikte methoden van toekomstverkenning. Scenario’s zijn (Selin, 2006:1) “stories describing different but equally plausible futures that are developed using methods that systematically gather perceptions about certainties and uncertainties”. De methode behoort in de vierdeling van Dammers (2000:41) tot de ‘verkenningen’: er is sprake van onzekerheid over de toekomst, meer richtingen zijn mogelijk, maar er is wel sprake van een hoge mate van systematiek.27 Er wordt een groot aantal variabelen en relaties gepresenteerd en daarvan worden de meest krachtige benoemd.28 Deze krachtige variabelen noemen scenariobouwers de ‘drijvende krachten’ van het scenario. De werking van de drijvende krachten wordt vervolgens doorgeredeneerd in verschillende ontwikkelrichtingen. De manier om uiteindelijk op werkelijk verschillende scenario’s uit te komen is door twee ‘drijvende krachten’ in tegengestelde richting door te redeneren: dit worden de ‘assen’ van het scenariomodel (zie o.a. Van ’t Klooster & Van Asselt, 2006; Van ’t Klooster, 2007; Van Notten, 2005; Van der Heijden, 2005). Als de mate van Europese integratie een drijvende kracht is achter de ontwikkeling van de Nederlandse economie, dan zijn de uitersten ‘Europese eenwording’ en ‘versplintering van Europa’. Als de andere drijvende kracht de mate van ‘vrijhandel’ in de wereldeconomie is, dan zijn de andere uitersten ‘volledige vrijhandel op de wereldmarkt’ en ‘vergaande (agressieve) bescherming van nationale economieën’. Een dergelijke studie29 resulteert in vier mogelijke omgevingen waarin de Nederlandse economie moet functioneren. Een scenariostudie kan dus een eindproduct opleveren, in de vorm van vier scenario’s voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie, maar ook een ‘halffabrikaat’: bijvoorbeeld vier economische omgevingen waarbinnen beleidsarrangementen zouden moeten kunnen functioneren of waarbinnen maatschappelijke kwesties zich verder zullen ontwikkelen. Binnen die condities kunnen dan weer nieuwe scenariostudies rond concrete beleidsvoorstellen of producten worden gemaakt.

Dammers (2000:282) onderscheidt verschillende soorten scenariostudies, op basis van de ‘breedte van het thema’ (sectoraal of multi-sectoraal), ‘aggregatieniveau’ (micro, meso, macro), ‘mate van exploratie’ (dominant,

beperkt exploratief, sterk exploratief), ‘richting langs de tijdas’ (projectief of prospectief) en ‘handelingsgerichtheid’ (omgevingsscenario, beleidsscenario). Met de mate van exploratie doelt Dammers op de mate waarin het bestaande beleid of de bestaande richting in ontwikkeling wordt vervolgd, of dat er ruimte is voor meer of minder vergaande afbuiging of alternatieven. Dit heeft dus betrekking op de reikwijdte of ‘breedte’ van de scenario’s. Een sterk exploratief scenario in de ontwikkeling van energiebehoefte is dan bijvoorbeeld een scenario waarin de energiebehoefte daalt.

Het onderscheid tussen een projectief of prospectief scenario is te vatten in de manier waarop de ontwikkeling richting een bepaalde toekomstmogelijkheid wordt doordacht. Projectief betekent het doortrekken van ‘lijnen’ van het verleden naar de toekomst. Dit is eigenlijk een wat meer ‘vrije vorm’ van trendextrapolatie. Prospectieve scenario’s formuleren mogelijke, waarschijnlijke of wenselijke toekomstbeelden en redeneren dan vervolgens ‘terug’, waarbij beschreven wordt hoe de ontwikkeling naar het toekomstbeeld ‘was’. Dit wordt ook wel ‘backcasting’30 genoemd.

Bij de ‘handelingsgerichtheid’ gaat het erom dat in het geval van omgevings-scenario’s de assumptie van ‘beleidsvrijheid’ geldt:31 het gaat om toekomst zonder beleidsveranderingen of handelende overheid of eigen optreden door be-drijven. De ontwikkeling is in hoge mate autonoom van de handelende actoren. Meer beleidsgerichte scenario’s schetsen de ontwikkelingen als gevolg van beleid te midden van diverse omgevingen, of mogelijke gevolgen van beleid naar aanleiding van uiteenlopende reactiepatronen van actoren of de omgeving. De hiervoor genoemde ‘halffabrikaten’ zijn doorgaans beleidsvrije omgevings-scenario’s.

Scanning

Scanning is een methode waarin de onderzoeker een groot aantal bronnen (kranten, tijdschriften, nieuwsprogramma’s, nieuwsgroepen, internetpagina’s, blogs, ‘wiki’s’) doorneemt, met als doel om hoofdlijnen en opvallende patronen te distilleren. Welke verhalen worden verteld? Wat is de boodschap in die verhalen? Welke concepten worden gebruikt? Welke verbanden worden in de taaldaden benadrukt? Welke verhalen vallen hier buiten en blijven onbesproken? Is hierin richting of betekenis te ontdekken? Bij een dergelijke analyse kan het gaan om het soort verhalen dat circuleert, maar ook over de kernconcepten die men gebruikt, de duiding van bepaalde ontwikkelingen, het soort voorbeelden dat gebruikt wordt, enzovoorts. Het doel van scanning verschilt per stroming. Binnen forecasting is scanning een manier om bij gebrek aan eenduidig of onvoldoende kwantitatief materiaal tot ‘judgemental forecasts’ te komen (Armstrong, 2004). In foresight is het een methode om de richting van het vertoog te volgen, zowel discursief als substantief: Waarover gaat het, welke

onderwerpen komen op, wat gebeurt er aan de randen en waarover gaat het niet? Deze richting wordt dan gebruikt om lijnen naar de toekomst logisch door te redeneren en om eventuele mogelijke discontinuïteiten in beeld te brengen. Wat zouden in dit vertoog discontinue ontwikkelingen kunnen zijn en wat kan dat betekenen? In kritische analyse ligt de nadruk meer op reconstructie van het vertoog, maar met de blik vooral op datgene wat onbesproken blijft. Wat zijn concurrerende vertogen? En waar zijn ze gebleven? Wat voor betekenis heeft dit voor de toekomst?

Emerging issues

Bij een analyse van ‘emerging issues’ gaat de onderzoeker op zoek naar onderwerpen, bewegingen of fenomenen die nog buiten de algemeen geziene en geaccepteerde trends en bewegingen liggen. Het verschil met ‘scanning’ is dat het hier niet gaat over de hoofdlijnen, maar dat juist de anomalieën, uitwassen, ongelukken en obscure subsystemen of subculturen in de analyse centraal staan. De veronderstelling is dat onder de vanuit de hoofdstroom als ‘uitwas’ of ‘uitzondering’ getypeerde verschijnselen wellicht grotere, opkomende bewegingen schuilgaan. Of dat er een potentie is voor het in de toekomst ontstaan van een grotere beweging. De verschijnselen waarnaar men zoekt bevinden zich grotendeels buiten het alledaagse domein en worden nogal eens als ‘vreemd’ of ‘gek’ gezien. Ze bevinden zich buiten de conventionele vindplaatsen van informatie en buiten de opvattingen die als gemeenschappelijk gelden. Dikwijls stellen ze deze meer conventionele uitgangspunten juist ter discussie. Vindplaatsen zijn obscure ‘web communities’, nieuwsgroepen, blogs, subculturen of ‘out of the box’ tijdschriften. In futures studies is de analyse van emergente issues een kernactiviteit, omdat futurists op basis van historische kennis menen dat de belangrijkste veranderingen niet zozeer voortkomen uit wat er in de hoofdstroom gebeurt, maar dat juist de plotseling opkomende gebeurtenissen of stromen voor grote dynamiek zorgen. Analyse van emergente issues dient in deze benadering zowel het construeren van rijkere beelden van mogelijke toekomst en is een middel om discontinuïteiten te voorzien of voor te stellen. Wat nu als een onopgemerkt incident geldt, kan later in een andere vorm, in versterkte vorm, of wellicht zelfs in de bestaande onveranderde vorm een belangrijke discontinuïteit blijken.

Causal layered analysis en integral futures

Vanuit het perspectief van ‘critical futures’ kampt het voorgaande, in ieder geval in de uitvoering, steeds met hetzelfde ‘tekort’: de analyse komt niet ‘los’ van het heden en verleden én er is onvoldoende oog voor de integrale dimensie van de processen die tot toekomst leiden. Er wordt, ondanks pogingen om ‘breed’ te kijken, te veel weg gelaten. Deels vanwege praktische problemen (‘het is

moeilijk’), maar ook om institutionele overwegingen (‘het is vanuit bestaande machtscoalities ongewenst’). Weinig onderzoek is vanuit dit perspectief daadwerkelijk ‘inter-’, ‘trans-’ of ‘intradiscplinair’. Een ‘werkelijke’ en ‘waar-achtige’ integrale blik op het volledige spectrum aan mogelijke toekomsten komt alleen tot stand als ‘alle’ invalshoeken en perspectieven worden gebruikt en bestaande structurerende stollingen van waarden, belangen en macht buiten de verkenning worden gelaten. Hiertoe zijn ten minste twee methoden uitgewerkt en inmiddels ook meerdere keren toegepast: causal layered analysis (‘CLA’) en integral futures (‘IF’). De methoden zijn complex en omvatten zeer veel dimensies en categorieën (het voert daarom te ver om ze hier volledig te bespreken32), maar de basisbeginselen zijn bijzonder relevant voor het denken over ‘toekomst’ in het algemeen en toekomstverkenningen in het bijzonder. Hierbij is het van belang aan te geven dat deze methoden erop gericht zijn in het denken over mogelijke toekomsten los te komen van normatieve uitgangspunten en veronderstellingen, toekomst moet ‘vrij’ gedacht kunnen worden.

Tegelijkertijd zijn veel ‘critical futurists’ exponent van een sterk normatieve beweging, ook wel aangeduid onder de noemer ‘Social Foresight’.33 Het doel van hun inspanningen is om de toekomstige wereld ‘beter’ te maken, met expliciete gedachten over wat ‘beter’ inhoudt, of in ieder geval wat niet goed is. Er is vanuit die doelstelling veel aandacht voor sociaal welzijn, duurzaamheid, ecologische ontwikkeling, gelijkheid voor een ieder, gelijke toegang en welvaart, waarbij in principe ‘de planeet’ als enige relevante eenheid voor actie (dus niet ‘landen’ of ‘internationale organisaties’) wordt gezien. Dat betekent een denken voorbij de dominantie van het Westen, voorbij economische en technologische fixatie, voorbij extreem marktkapitalisme, met veel aandacht voor ecologische systemen en de vervuilende menselijke activiteit daarbinnen en met pogingen om te komen tot ‘global networks’ die nationaliteiten overstijgen om ‘global issues’ aan te kunnen pakken. De beweging omvat een hoge mate van idealisme. Dat idealisme komt onder andere tot uitdrukking in scherpe kritieken op methoden anders dan ‘causal layered analysis’ en ‘integral futures’, omdat die - uiteindelijk - datgene in stand houden wat de hiervoor genoemde zaken in de toekomst het meest bedreigt (Sardar, 1999; Slaughter, 1999, 2004). Een tweede sterke focus in het werk dat vanuit deze netwerken wordt ondernomen is ‘onderwijs’ en ‘bewustwording’ (Slaughter, 2007). Men probeert bewustwordingsprocessen op gang te brengen, onder andere door opleidingsprogramma’s op scholen en/of universiteiten aan te bieden of te stimuleren, nieuwe onderzoeksmiddelen aan te boren, en te streven naar een vergroting van zichtbaarheid van het denken over de toekomst in populaire media. De idee hierbij is dat als het publiek zich meer bewust is van de ‘kolonisatie van de toekomst’ en de mogelijkheid om toekomst werkelijk vrij te denken, een groot deel van de bedreigingen verdwijnt. Critical futurists proberen

als het ware een ‘level playing field’ te bereiken voor alle ‘drivers’ en perspectieven die toekomst mede ‘maken’.