• No results found

Tijd- en plaatsgebonden tijdsbesef

3.1 Tijdsbegrip en toekomstbesef

3.1.1 Tijd- en plaatsgebonden tijdsbesef

De beleving van tijd is een sociaal construct, dikwijls op het niveau van samenlevingen of cultuur gedefinieerd (Rutz, 1992; Hall, 1983; Adam, 1995; Sabelis, 2002, 2007; Bouman, 2003; Achterhuis, 2003; Hassan & Purser, 2007). Verschillende mensen, in verschillende culturen, en in verschillende historische perioden, hanteren een verschillend besef van tijd. En, zo betogen Rutz et al. (1992), tijdsbesef is ‘politiek’ en een instrument van macht.12 Een centraal onderscheid in het tijdsbegrip hierbij is enerzijds of er een logisch of een

historisch tijdsbegrip wordt gebruikt en anderzijds of men uitgaat van een lineair of een cyclisch tijdsbegrip. Een logisch tijdsbesef ziet opeenvolgende

gebeurtenissen als logische gevolgen van eerdere oorzaken. Het één volgt op het ander, niet zomaar, maar als gevolg. Historisch tijdsbesef ziet periodes in de tijd meer als eigenheid, in die zin dat ze niet zozeer als een logisch product van eerdere gebeurtenissen worden opgevat. Een lineair tijdsbesef gaat uit van de idee dat tijd doorloopt en dat wat geweest is niet meer terugkomt. De tijd gaat ‘vooruit’. Dit in tegenstelling tot een cyclisch tijdsbesef, waar de beweging weliswaar ‘vooruit’ is, maar langs de lijn van een cirkel weer terugkeert bij het begin. Tijd keert niet letterlijk ‘terug’, maar er komt wel een nieuw begin, waarin het bestaande niet meer relevant is.

Ontwikkelingen in het westerse tijdsbesef

Het ‘westerse’ tijdsbesef kent een ontwikkeling van een cyclisch naar een lineair tijdsbesef. Van Hout (2001) beschrijft de geschiedenis van deze ontwikkeling. In de oudheid hanteerden volkeren een ‘cyclisch tijdsbesef’ dat uitgaat van de kringloop van natuurfenomenen en het denken over leven in termen van eeuwigheid. Het aardse leven is dan een onderdeel van een omspannende cyclus en eindigt daarmee niet. Vanuit het jodendom is via het christendom daar met de notie van eindigheid van het leven en de ‘verlossing’ die daarop uiteindelijk volgt, een lineair besef van tijd binnengebracht: het leven en de tijd worden gezien als een beweging ‘richting’ een punt in de toekomst, zonder dat na dat toekomstige moment de tijd weer opnieuw begint (hét verschil met cyclisch tijdsbesef). Via het christendom is dit tijdsbesef in de westerse wereld dominant geworden, waarbij ‘de verlossing’ is vervangen door een ‘hiernamaals’ en uitzicht op een ‘eeuwig leven’. Eindigheid en eeuwigheid zijn zodoende verbonden geraakt.

In het calvinisme is de nadruk op het hiernamaals versterkt, waarbij het hedendaags leven duidelijker dan in het katholicisme in het teken van het hiernamaals wordt geplaatst. Van Hout (2001) en Zijderveld (1993) spreken van de opkomst in Nederland van een ‘protestants, utilitaristisch tijdsperspectief’. De minuten van het hedendaags leven moeten optimaal worden benut, ten dienste van het hiernamaals. Het is niet verrassend dat deze ontwikkeling ongeveer gelijk verliep met de ontwikkeling en introductie van de mechanische klok waarmee nauwkeurig meten en ‘vatten’ van de tijd mogelijk werd. Met de introductie van een ‘meetinstrument’ ontstond meer vat op tijd en begon een ontwikkeling die zich tot in het hedendaagse tijdsbesef heeft doorgezet. Dat betekent niet dat dit tijdsbesef universeel is. Ondanks de westerse culturele dominantie op tal van terreinen in grote delen van de wereld is op veel plaatsen nog steeds het cyclisch tijdsbesef terug te vinden. Het lineaire denken is wel steeds meer dominant in het economische en sociaal-maatschappelijke domein: planning, ordening en voortbrenging zijn sterk lineair en volgens een utilitaristisch tijdsbegrip georganiseerd. Zelfs in de agrarische sector, van nature

cyclisch van karakter, is het tijdsbesef tegenwoordig sterk lineair. De natuurlijke cyclus is in ‘agrarische bedrijven’ zelf geconstrueerd geraakt: het onderscheid tussen dag en nacht verdwijnt door menselijk optreden in de kasbouw en er wordt vaker dan alleen in de lente ‘geoogst’. Menselijk optreden heeft nieuwe natuurlijke cycli gecreëerd en bestaande cycli worden door menselijke intelligentie beheerst.

Tijd als ‘commodity’

Sinds de industrialisering is tijd met de verbetering van de middelen tot meting en de mogelijkheden tot ordening van processen die daarmee gepaard gingen, steeds meer ‘gecommodificeerd’ geraakt (Van Hout, 2001). Tijd wordt gebruikt als meeteenheid, als oriëntatiepunt, als communicatiemiddel, en is een ‘goed’ (commodity) dat door aanbieders (personen) in transacties (ruil) met vragers (organisaties, bedrijven) een waarde vertegenwoordigt. Planning en organisatie zijn mogelijk dankzij het gemeenschappelijke oriëntatiepunt en het handige ‘tel- en meetsysteem’ dat kloktijd biedt. Werknemers verkopen hun arbeidstijd en sociale regels zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op uitdrukkingen van tijd (leeftijdsgrenzen, datum, openingstijden). In het maatschappelijk verkeer, daar waar organisatieprocessen en productieprocessen plaatsvinden, lijkt lineaire, logische tijd de dominante opvatting te zijn (Van Hout, 2001).

Het lineaire tijdsbesef van de industrialisering is sterk gegrond in de Newtoniaanse definitie van tijd, waarin tijd als dimensie los staat van menselijk denken en handelen. Tijd bestaat buiten de menselijke constructie en kan dus ‘leeg’ zijn, niet gevuld met handelen. De Newtoniaanse definitie heeft het karakter van een ‘tijdbalk’ die door mensen gevuld kan worden met handelingen, maar die ook buiten die vulling bestaat. Ook ‘zonder mensen’ bestaat de tijd. Anderen hanteren een meer relationeel tijdsbegrip, waarin tijd niet afhankelijk is van waarneming door subjecten, maar wel van afstand, ruimte of beweging van en tussen objecten. Giddens (1995:30): “According to Leibnitz, we cannot speak of time and space as non-relational ‘containers’, because they are not, as such, existent.” Tijd is een uitdrukking van beweging, van stroming, die altijd uitdrukking geeft aan een relatie.

Historische tijd

Tijd is als systeem misschien gestandaardiseerd, maar daaronder ligt een sterk persoonlijk tijdsbesef en tijdsbegrip. Mensen dromen, herbeleven herinneringen van lang geleden, soms voelen ze gebeurtenissen van ‘lang geleden’ nog dagelijks heftig, terwijl ze dingen van ‘gisteren’ zijn vergeten. In het systeem van individuele betekenisconstructie hanteren personen verschillende tijdsbe-grippen naast en door elkaar, en ontstaan er in de interacties tussen personen ‘kruisingen’ van verschillend individueel tijdsbesef. Het gestandaardiseerde

telsysteem fungeert hierbij als ijkpunt en communicatiemiddel. Historische tijd beschouwt tijd als een proces, als uitdrukking van verandering ‘met de tijd’, met ruimte voor multipele ‘eigen tijden’ - individueel historisch tijdsbesef - in plaats van een homogene continuïteit, en waarin ‘gelijktijdigheid’ wordt beschouwd als complexe kruising van eigen tijden. In interactie worden eigen tijden van verschillende personen ‘tijdelijk’ verknoopt en ontstaat een betekenisvol moment voor beiden.

Combinaties van perspectieven

In een sociaal-constructief uitgangspunt is tijd als meet- en teleenheid van waarde, omdat het mogelijkheden biedt om effectiever over betekenis te communiceren. Het maakt het maken van afspraken (organisatie en planning) mogelijk. Het utilitaire, logische tijdsperspectief is in organisatieprocessen functioneel: het maakt efficiënte gedeelde betekenisgeving, de basis van georganiseerd samenhangend handelen, mogelijk (Van Hout, 2003).

Tegelijkertijd is de betekenis van dit logische tijdsperspectief betrekkelijk. Het beperkt zich tot praktische afstemming over handelen, maar heeft weinig betrekking op de beleving en de betekenisgeving aan processen die plaats-vinden. Mensen geven betekenis aan wat om hen heen gebeurt in termen als ‘snel’, ‘langzaam’, ‘druk’, ‘slecht uitkomen’, ‘ver weg’, ‘dichtbij’, ‘zit er aan te komen’, ‘lang geleden’ (Draaisma, 2003). Dat zijn eerder uitdrukkingen van gevoelswaarde dan van exacte plaatsbepaling. Het betekenisgevende aspect maakt dat het logische tijdsperspectief voor het begrijpen van menselijk handelen problematisch is. Juist de elementen van het historisch tijdsbesef hebben betrekking op de beleving van de eigen tijd, het ervaren van wat er gebeurt en het begrijpen van en denken over wat er gaande is. Logisch tijdsbesef heeft een functie daarbinnen, het maakt als kader voor betekenisgeving onderdeel uit van het ‘repertoire’ dat gebruikt wordt om te begrijpen wat er gebeurt, maar binnen een breder repertoire van andere betekenisgevers. Het sociaal-constructieve perspectief is dan ook nauw verbonden met een historisch tijdsbegrip, waarin niet de tijdbalk, maar het besef van en betekenis geven aan de eigen tijd centraal staan.