• No results found

Betekenisgeving aan betekenisgevende institutionele ‘cues’

4.3 Discontinuïteit in institutionele paden

4.3.2 Betekenisgeving aan betekenisgevende institutionele ‘cues’

Om een ‘theorie’ voor hervorming van institutionele paden ‘sluitend’ te maken is een toevoeging nodig die verklaart waarom en wanneer agents besluiten om tot hervorming over te gaan. Vanuit een sociaal-constructivistisch perspectief is een dergelijk ‘besluit’ te beschouwen als een bijzonder soort ‘betekenis’ die actoren aan hun omgeving geven: ze ‘menen’ dat er iets mis is met het bestaande pad en dat er ‘daarom’ iets moet veranderen. Een dergelijke betekenis kan gezien worden als iets wat volgt uit bepaalde ‘reële’ en ‘objectieve’ gebeurtenissen ‘out there’, maar kan ook wordt opgevat als een construct, waarbij de betreffende actor bepaalde ‘gebeurtenissen’ of ‘feiten’ betekenis geeft als ‘aanleiding’ en ‘signaal’ dat er iets mis is. Waar het dan om gaat is niet

dat er een fysieke, zichtbare of evidente aanleiding is, maar dat relevante agents

de betekenis delen dat er iets mis ‘is’. De aandacht verschuift dan van ‘objectieve aanleidingen’ naar in verhalen geconstrueerde aanleidingen. De aandacht richt zich dan op de verhalen ‘rond’ en ‘over’ de institutionele repertoires, omdat daarin betekenis wordt geconstrueerd aan wat er met het institutionele systeem aan de hand is. De beelden over wat er ‘aan de hand is’ en ‘wat er moet gebeuren’ worden geconstrueerd in verhalen. Duidelijkheid wordt door actoren geproduceerd uit de narratieven over ‘problemen’ en ‘oplossingen’ die er in en rond het institutionele arrangement over worden verteld. Zo combineren twee elementen tot een ander perspectief op de ontwikkeling van een institutioneel arrangement: het gaat om institutionele paden enerzijds en om de narratieven die het ‘pad’ omspannen anderzijds. In het vervolg van deze paragraaf werk ik uit hoe beide begrippen in samenhang meer nuance en ‘mogelijkheden’ in de verklaring van institutionele continuïteit en discontinuïteit bieden.

Verhalen geven institutionele ‘structuren’ betekenis

Instituties bieden actoren ‘cues’: kant-en-klare aanwijzingen voor betekenis-geving aan anders complexe en ambigue ombetekenis-gevingen. Processen van institu-tionalisering bestaan uit structuren en praktijken die zorgen voor de cognitieve, normatieve en regulatieve ordening van het handelen van actoren, waarbij het handelen van actoren de intensiteit van het proces verder verdiept. De structuren en praktijken zijn echter zelf óók ambigu en multi-interpretabel. De betekenis van structuren en praktijken komt enerzijds voort uit de andere elementen van

het geïnstitutionaliseerde systeem (de ene regel is in samenhang met de andere te begrijpen) en uit routinisering en herhaling. Maar de betekenis komt óók voort uit de duiding die in verhalen over beleid (over middelen, oorzaken, instrumenten, geschiedenissen en dergelijke) is verpakt. De vraag bij welke waarde de maatregelen of regels passen, krijgt een antwoord in de ‘verhalen’ die erover verteld worden. Verhalen, zo kwam eerder aan de orde, verbinden op zichzelf van elkaar losstaande elementen. Theoretisch geduid betekent dit dat rond de structuren en praktijken van institutionele paden een

interpretatie-ruimte bestaat die wordt ‘gevuld’ met allerlei betekenisgevende verhalen: narratieven. De interpretatieve ruimte is een narratieve ruimte, interpretatie

ontstaat door constructie en uitwisseling van verhalen. Binnen de narratieve ruimte bieden verhalen duiding aan het institutionele pad: ‘we doen x om y te bereiken’. De verhalen ‘legitimeren’ het pad, ‘verduidelijken’ het pad en bieden ruimte voor ‘reflectie’ op wat er met het pad gebeurt. Dat bepaalde resultaten uitblijven wordt dan bijvoorbeeld geduid als ‘opstartproblemen’, ‘incubatietijd van maatregelen’ of als ‘iets wat er in het begin bij hoort’. Het mechanisme van reproductie en versterking wordt ondersteund door verhalen die in de narratieve ruimte ‘rondom’ de institutionele structuren en praktijken worden verteld. Een ander voorbeeld van de benutting van de narratieve ruimte rond institutionele paden is een bestaande structuur of praktijk - bijvoorbeeld een regel of een organisatie - die in een verhaal wordt gekoppeld aan later ingevoerd of ‘nieuw’ beleid.

Ook verhalen institutionaliseren

Net als de institutionele paden vertonen ook de narratieve paden enige stabiliteit. In de narratieve ruimte wordt, hoewel het gaat over ingewikkelde onderwerpen, niet steeds iets anders beweerd. De in de narratieve ruimte vertelde verhalen zijn zelf aan een eigen institutionalisering onderhevig, zo kwam eerder, in andere woorden, al aan de orde. Narratieven raken ‘geïnstitutionaliseerd’ wanneer er in de verhalen die in de narratieve ruimte worden verteld patronen ontstaan. De patronen ontstaan in de vorm van het herhalen, uitwerken en specificeren van bepaalde verhalen en verhaallijnen. De narratieve ruimte raakt gevuld met narratieve patronen die in wisselwerking staan met de institutionele structuren en praktijken. Er ontstaan discours coalities, zoals in hoofdstuk 1 al aan de orde kwam. De verhalen in de narratieve patronen geven duiding en betekenis en zorgen voor verbinding tussen de uiteenlopende praktijken en structuren van de institutionele paden. De praktijken en structuren zijn inhoudelijk onderwerp van de verhalen in de narratieve patronen, die betekenis geven aan de inhoud van de structuren en praktijken, de wordingsgeschiedenis, de functie en de samenhang tussen de verschillende elementen. De vertellingen over de institutionele paden raken zelf geïnstitutionaliseerd en zijn door de vertellers nauw verbonden met de

institutionele paden: het zijn de in de geïnstitutionaliseerde ambigue omgeving opererende actoren die de verhalen vertellen.

Verbonden paden en patronen

Onderstaande figuur brengt de verbondenheid tussen pad en patroon in beeld. ‘Rond’ institutionele paden bewegen zich talrijke verhalen waarin een bepaalde betekenis wordt geboden, een bepaalde framing plaatsvindt, van wat het arrangement is en doet. Enkele van deze verhalen institutionaliseren in

narratieve patronen, waarin bepaalde verhalen tot de dominante betekenis van

het institutionele pad uitgroeien. Agents komen niet tot hun veranderingsbehoefte doordat ze geobjectiveerde gronden hebben, zoals veranderingen in de omgeving of een ‘evident beleidsfalen’, maar doordat er in de framende verhalen veranderingen optreden die leiden tot de gedeelde betekenis dat het bestaande arrangement niet goed meer bij de omgeving past. Verandering volgt dan op een ‘verhaal van beleidsfalen’ of op een verhaal waarin veranderende omstandigheden worden gekoppeld aan de noodzaak van verandering van het arrangement. De aanleiding voor dergelijke verhalen kan een gebeurtenis ‘buiten’ zijn die in het verhaal wordt ingebed, maar dat hoeft niet. Het kan ook een beeld van een ‘dreiging’ zijn dat weliswaar goed klinkt, maar waarvoor weinig objectief bewijs te vinden is. Het onderscheid tussen objectieve of fysieke grond voor verandering enerzijds en subjectieve of geconstrueerde aanleidingen anderzijds, verdwijnt in dit perspectief: er bestaan alleen constructies, waarbij eigenschappen als ‘fysiek’, ‘objectief’, ‘buiten’ en ‘evident’ onderdeel van het constructieproces zijn.

Tijd Inho ud eli jke r ic hti n g Institutioneel pad Narratieve ruimte Narratief patroon Institutioneel pad Narratieve ruimte Narratief patroon Tijd Inho ud eli jke r ic hti n g Institutioneel pad Narratieve ruimte Narratief patroon Institutioneel pad Narratieve ruimte Narratief patroon