• No results found

3.2 De productie en producenten van toekomstkennis

3.2.1 Kennis over de toekomst

Te midden van problematische condities vinden praktijken plaats

Het ‘kennen’ van de toekomst is principieel onmogelijk (Kristóf, 2005). Tegelijkertijd, zo redeneren ook Van ’t Klooster en Van Asselt (2005:15) vindt toekomstverkenning plaats: “the future is being studied by professional futurists”. De toekomstverkenningspraktijk is bovendien geen uitzondering, maar omvat inmiddels een omvangrijke gemeenschap van verkennende instituten, professionals en een brede range producten van hun inspanningen, ‘verkenningen’. Er worden dus op veel plaatsen pogingen ondernomen om, met inachtneming en besef van de problematische condities (waarover later meer), beter te ‘weten’ wat van de toekomst te verwachten valt, wat mogelijk is, of wat wenselijk is (zie WRR, 2004; onderzoek BZK, 2005; database NTV, 2006). De onmogelijke praktijk van toekomstverkenning wordt dus uitgevoerd. Niet incidenteel, maar op structurele basis, door gespecialiseerde instituten en gemeenschappen. Van Asselt et al. (2005:12) spreken dan ook van een omvangrijke groep of ‘community’ van toekomstverkenners, te vinden in bedrijven, overheidsorganisaties (bijvoorbeeld beleidsambtenaren, strategische afdelingen adviesorganen, planbureaus) en gespecialiseerde verkennende instituten (denktanks, universiteiten, adviesbureaus). Er wordt op allerlei niveaus in overheid en bedrijfsleven ‘aan toekomstverkenning gedaan’. Databases op websites,13 rapporten als het ‘2005 Mapping Report’ (EFMN, 2005) en ‘The State of Play in the Futures Field’ (Slaughter, 2007), maar ook de zeer uitgebreide bibliografie van het Nederlandse ‘Horizonscan’-project (COS, 2008) bieden een inventarisatie van meer of minder recent gepubliceerde toekomstverkenningen. De ‘World Map of the Futures Field’14 geeft inzicht in het internationale speelveld aan instituties die zich met toekomstverkenningen bezighouden en ‘netwerkwebsites’15 geven inzicht in de professionele gemeenschap van toekomstverkenners. Buiten deze ‘zichtbare verkenningen en verkenners’ is er intern in organisaties, in het bijzonder in bedrijven, nog veel

meer materiaal te vinden dat vanwege overwegingen van concurrentie niet openbaar is (Van der Duin, 2006). Bedrijven gebruiken toekomstverkenningen om de strategie te bepalen en om innovaties ‘te plannen’ en maken hun toekomststudies daarom liever niet openbaar. Toekomstverkenners zijn onder andere verenigd in het Netwerk Toekomstverkenningen (NTV). Daarnaast zijn er internationale netwerken, waaronder de World Future Society (WFS), de World

Future Studies Federation (WFSF) en de Association of Professional Futurists

(APF). Verder zijn er omvangrijke, goed georganiseerde netwerken van ‘long range planners’ en ‘forecasters’. Duidelijk is dus dat te midden van de problematische condities voor het kennen en verkennen van toekomst toch

praktijken plaatsvinden. Die praktijken, in aard, richting en uitkomsten, worden

in deze paragraaf nader bestudeerd.

Toekomstverkenning en/of toekomstonderzoek

Volgens Van Asselt, Van der Pas en De Wilde (2005:3) wordt “in een toekomstverkenning (…) geprobeerd op een samenhangende wijze de onzekere en ongekende toekomst te verbeelden”. Een toekomstverkenning is (Van Asselt et al., 2005:4) “een poging een verhaal te vertellen over wat morgen, over-morgen, of volgend jaar, in het volgend decennium of als de kinderen van vandaag volwassen zijn zou kunnen gebeuren”. Daar waar dat gebeurt met gebruik van een systematische en gereflecteerde methode, is er volgens Van Asselt et al. (2005) sprake van een ‘systematische toekomstverkenning’. Het gaat daarbij niet zozeer om het ‘kennen’ van de toekomst, maar om het ‘verkennen’ van wat ‘mogelijke toekomsten’ zouden kunnen zijn.

Dammers wijst erop dat in het geval van een gesystematiseerd redeneren over mogelijke toekomst dikwijls wordt gesproken van ‘toekomstonderzoek’. Hiermee wordt verwezen naar (Dammers, 2000:39) “een vorm van beleids-gericht onderzoek, waarbij op wetenschappelijk verantwoorde wijze uitspraken over toekomstige gebeurtenissen worden gedaan”. Aan een dergelijke kwali-ficatie kleven volgens Dammers echter risico’s. De term onderzoek verwijst volgens hem “nadrukkelijker dan gerechtvaardigd” (Dammers, 2000:40) naar de systematiek en zekerheid van uitspraken van regulier onderzoek. Die verwijzing kan, hoe gesystematiseerd ook, niet worden waargemaakt. Bij het onderwerp van de systematische verkenning, of van het ‘onderzoek’, hoort inherent het probleem dat het gaat om iets wat nog niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft het onderzoek automatisch een ander karakter dan studies die betrekking hebben op het heden of verleden.

De bijzondere kenmerken en eigenschappen van toekomst als ‘onderzoeks-object’ betekenen dat toekomstverkenning per definitie anders is dan de gebruikelijke vormen van kennis en onderzoek. Aan de toekomst is niets te meten of te ‘kennen’. Toekomstverkenningen produceren mogelijkheden die

door de onderzoekers worden beschreven en ‘onderbouwd’ (Van Asselt et al., 2005). Door transparantie over en gebruik van professionele systematiek onderscheiden ze zich van in het ‘wilde weg’ gissen over mogelijke toekomst. Professionele toekomstverkenners hebben dus een uitweg gevonden uit het dilemma van de karakteristieken van toekomst. Hoe ziet die uitweg eruit en tot welke soorten kennis leidt dit?

Kennis binnen condities

Toekomstverkenners betogen dat het binnen bepaalde condities mogelijk is om op gefundeerde16 wijze uitspraken over de toekomst te doen en de toekomst te ‘onderzoeken’ (In ’t Veld et al., 2001). Toekomstverkenning richt zich dan op het vinden van ‘relaties’ of ‘regelmatigheden’, die vervolgens gebruikt kunnen worden voor het denken over toekomst (vgl. Rescher, 1998; In ’t Veld, 2001; Van der Duin, 2005). Bij gebrek aan verifieerbare causaliteit gaan toekomstverkenners op zoek naar ‘relaties’ en ‘regelmatigheden’ in sociale systemen die een systematische verkenning van de mogelijke toekomst van die systemen mogelijk maken. Hiervoor zijn enkele principiële bezwaren aan te voeren. De bezwaren komen primair voort uit drie bronnen van problemen. Het eerste en meest principiële probleem komt voort uit de werking van complexiteit en reflexiviteit (zie bijvoorbeeld In ’t Veld en De Koningh, 1983; In ’t Veld, 2001; Teisman, 2006). In ’t Veld (1983) definieert complexiteit als ‘grote ingewikkeldheid, welke cognitieve ontwarring te boven gaat’. De werkelijkheid ‘buiten’ omvat een dusdanige hoeveelheid aan relaties, waarvan bovendien de onderlinge interacties in hoge mate onbekend zijn, dat het nagenoeg onmogelijk is om bepaalde relaties te isoleren en te beïnvloeden. De kennis over complexe systemen is dan te beperkt om redelijkerwijs tot uitspraken over relaties te kunnen komen. Reflexiviteit is van een andere orde, maar zorgt voor een zelfde probleem. Reflexiviteit betreft het vermogen van sociale actoren om te leren van datgene wat ze doen en ontmoeten.17 Reflexiviteit is de wisselwerking (In ’t Veld, 2001) van actoren met hun omgeving, waarin beide elkaar beïnvloeden en mede vormen. Mensen interpreteren hun omgeving, doorzien gevolgen van hun handelen en passen het erop volgende interpreteren en handelen hierop aan. Dit verandert, zo ze er al zijn, de wetmatigheden en regelmatigheden zodra ze bekend zijn. ‘Kennis’ van de wetmatigheid maakt dat deze van aard en werking verandert en dat daarmee de ‘kennis’ als het ware onvolledig is of wordt. Door een systeem beter te leren kennen verandert het systeem en ‘kennen’ we het vanzelf minder goed. Althans, daar waar sociale processen aan de orde zijn, dus niet in de wereld van de natuurwetenschappen. Ingewikkeld hierbij is dat hoe en wat reflexiviteit verandert onduidelijk is. Leerprocessen zijn zelf in hoge mate onvoorspelbaar. Reflexiviteit is de veronderstelling dat actoren zullen leren, met daarbij grote

onzekerheid over wat ze zullen leren en hoe dat het verdere handelen zal beïnvloeden.18

De tweede, deels afgeleide maar deels ook eigenstandige, bron van problemen is dat de relaties die nodig zijn voor het kunnen ‘doen’ van een voorspelling zelf ook onderwerp zijn van wetenschappelijk debat. Wat de relevante relaties zijn en hoe die uitwerken, staat niet onomstotelijk vast. Welke relaties dus te gebruiken? Het domein van ‘de wetenschap’ of ‘de kennis’ wordt in beschouwingen over de verhouding tussen kennis en beleid ten onrechte dikwijls als een eenduidig geheel voorgesteld. Dit probleem kan deels worden ondervangen door simpelweg de erkenning ervan en door deze onderdeel van de verkenning of de redenering te maken, bijvoorbeeld door expliciete reflectie op de ‘gekozen’ relaties en regelmatigheden.

Het derde probleem van toekomstverkenningen is dat het nagenoeg onmogelijk is om te komen tot vormen van ‘evaluatie’ van een verkenning, anders dan evaluatie van het proces van evaluatie, bijvoorbeeld door het meten van tevredenheid van gebruikers. Doeltreffendheid van de meting is lastig meetbaar, bijvoorbeeld door de enorme vertraging tussen het moment van verkenning of ‘voorspelling’ en de periode waarop deze betrekking heeft en de accuratesse duidelijk wordt. Belangrijker is echter dat ‘doeltreffendheid van de voorspelling’ helemaal geen criterium voor kwaliteit hoeft te zijn: voorspellingen en verkenningen veranderen de toekomst, waardoor ze zichzelf ‘falsificeren’. En het gaat vaak niet zozeer om het ‘kennen’ van de toekomst, maar om het leveren van een productieve bijdrage aan beeldvorming over de toekomst, bijvoorbeeld ten behoeve van besluitvorming. Het is dus lastig om te meten hoe ‘goed’ een verkenning of voorspelling was of is en dat maakt het lastig om de geproduceerde kennis te valideren of verder te ontwikkelen.

Reflexiviteit en

complexiteit Grote hoeveelheid goeddeels onbegrepen of beperkt begrepen relaties, die met de tijd als gevolg van sociale leerprocessen bovendien veranderlijk zijn: kennis over relaties verandert de relaties en maakt kennis obsoleet.

Omstreden aannames Houvast vindbaar in aannames en assumpties - bij gebrek aan houvast in feitelijke wetmatigheden, maar die zijn zelf onderwerp van debat. Keuzes voor aannames en assumpties blijven onderwerp van debat, waarmee debat alleen verplaatst of zich uitbreidt, in plaats dat het wordt beperkt of wordt afgebakend (tot bijvoorbeeld deel van de uitkomsten).

Moeizame evaluatie Debat kan niet worden beslecht door evaluatie van feitelijke uitkomsten. Accuratesse is niet of moeilijk vindbaar en moeilijk te relateren aan de voorspelling, als gevolg van reflexiviteit. Verrijking van methoden en leren wordt daardoor moeilijk. Evaluatie beperkt zich tot proceseigenschappen en op dat niveau wordt geleerd en kennis gestapeld.

Verschillende methoden en stromingen om het ‘tekort’ te overbruggen

Toekomstverkenners kennen de hiervoor genoemde problemen als geen ander en zijn zich goed bewust van de mate waarin ‘hun’ kennis omstreden is. Ondanks dat menen ze dat er wel degelijk méér dan ‘niets’ gedaan kan worden en dat er methoden zijn om op gezaghebbende wijze te ‘rapporteren’ over de toekomst. Het predicaat ‘toekomstverkenning’ of ‘systematische toekomst-verkenning’ (Van Asselt, 2005) op een rapport impliceert dat er meer is gedaan dan wat een ‘leek’ over de toekomst zou kunnen zeggen. Er is op een bepaalde manier onderzocht, verkend en nagedacht, waarmee een ‘betere’ of rijkere vorm van kennis is geproduceerd dan zonder de inzet van professionele methoden het geval was geweest. Er zijn dus kennelijk in de beroepsgroep geaccepteerde methoden, te rangschikken in verschillende professionele stromingen, waarmee het tekort kan worden overbrugd. Door middel van welke vormen menen toekomstverkenners dat gezaghebbende bevindingen kunnen worden bereikt? Van welke professionele standaard is daarbij sprake? In het nu volgende deel bespreek ik deze verschillende vormen van toekomstverkenning, waarin veelgebruikte methoden van toekomstverkenning aan de orde komen.