• No results found

Nederlandse vergrijzing in mondiaal perspectief

5.2 Vergrijzing als demografisch proces

5.2.4 Nederlandse vergrijzing in mondiaal perspectief

fenomeen, maar om een sociaal-maatschappelijk verschijnsel, dat tot stand komt in de wisselwerking van technische innovatie en veranderende leefstijlen. De Nederlandse vergrijzing is een combinatie van ‘vergrijzing’ (de grijze druk neemt toe), van ‘veroudering’ (de mediane leeftijd van de bevolking neemt toe) en ‘ontgroening’ (groene druk neemt af). Het Nederlandse patroon leidt tot verhoging van de grijze druk na 2010, tot volgens CBS-cijfers 47% in 2038, het hoogtepunt van de vergrijzing. Daarna zakt de grijze druk langzaam, maar deze blijft ‘stabiel’ boven de 40%, volgens het CBS op 42-44%. Alleen in een scenario met een stijging van de tfr naar 2,1 of hoger en een einde aan de trend van de toenemende levensverwachting daalt de grijze druk na 2040 tot onder de 40%. De patronen die vergrijzing constitueren zijn ieder voor zich op de langere termijn echter relatief ‘stabiel’ gebleken. Ze zorgen voor een relatief goed voorspelbaar beeld van de ontwikkeling van de bevolking voor de komende vijftig jaar en bieden ook voor de periode daarna de nodige houvast.

Tegelijkertijd is een relativering van de demografische zekerheden op zijn plaats: de ‘drijvende krachten’ achter de ontwikkelingen van de voorgaande decennia waren steeds maatschappelijke en technische innovaties. Die zouden zich de komende decennia ook kunnen voordoen, met nieuwe ‘trendbreuken’ als gevolg. De voorspelbaarheid van de bevolkingsontwikkeling is dus enerzijds ‘groot’, maar anderzijds is deze ook gevoelig voor veranderingen die voor ‘onverwachte’ en afwijkende ontwikkelingen kunnen zorgen. De voorspel-baarheid is dus, ook volgens de demografen zelf, zeker niet absoluut.

5.2.4 Nederlandse vergrijzing in mondiaal perspectief

Vergrijzing doet zich bij uitstek internationaal voor (Beets, 2008). Het NIDI stelt vast dat (Van Nimwegen & Beets, NIDI, 2006:3): “population ageing and imminent population decline signal the onset of an unprecedented demographic era for Europe”. En, zo rapporteren onder andere de VN, Eurostat en het NIDI (Van Nimwegen en Esveldt, NIDI, 2006), op termijn ‘vergrijzen’ alle continenten, ook Afrika en Azië die nu nog (met uitzondering van Japan) zeer ‘groen’ zijn. Hoe verhoudt het Nederlandse proces zich tot de vergrijzing in de wereld?

Van groen en groei naar grijs en krimp

De 20ste eeuw werd gekenmerkt door een ongeëvenaarde bevolkingsgroei. De wereldbevolking steeg van 1,6 miljard in 1900 tot 6,1 miljard in 2000. In 2006 staat de ‘teller’ al op 6,5 miljard bewoners. De groei zet volgens de tellingen van de VN (Van Nimwegen & Esveldt, NIDI, 2006) weliswaar ook in de 21ste eeuw door, maar het tempo vlakt af. Daarbij ontstaan bovendien grotere verschillen in

het groeitempo en de bevolkingsopbouw van de verschillende continenten. Terwijl de bevolking in de wereld gedurende de gehele 21ste eeuw als geheel nog groeit (in elk van de VN-scenario’s), begint in een aantal continenten al tijdens deze eeuw de krimp van de bevolking. Hetzelfde geldt voor vergrijzing. In alle continenten treedt dit verschijnsel naar verwachting op, maar het begin en het tempo van de vergrijzing verschillen sterk per continent.84 Europa vergrijst als eerste, gevolgd door Noord-Amerika. Latijns-Amerika en Azië blijven nog groeien en stabiliseren vervolgens. Afrika vergrijst als laatste, naar verwachting pas halverwege de 21ste eeuw. Het NIDI (Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006) benoemt drie elementen die kenmerkend zijn voor het demografisch perspectief van de wereld:

1. afnemende bevolkingsgroei in de wereld;

2. doorzettende vergrijzing in de wereld, op verschillende momenten en snelheden;

3. bevolkingskrimp in Europa.

Afvlakkende bevolkingsgroei op elk continent

De bevolkingsgroei van Europa vindt in de komende eeuw vooral plaats in de ‘minder ontwikkelde landen’ (Van Nimwegen & Esveldt, NIDI, 2006; CSIS, 2008). Het aandeel van de bevolking in deze landen neemt relatief toe. De onderstaande figuren laten zien dat vooral het aandeel van Afrika relatief toeneemt. Het aandeel van Europa neemt relatief het meest af. Europa is ook het enige continent waar de bevolking in absolute aantallen daalt, zelfs tot beneden het niveau van 1975. Opvallend is ook de relatieve afname van het aandeel van Azië in de wereldbevolking, hoewel het absolute aantal inwoners in 2050, 5,2 miljard, nog altijd bijzonder is.

Figuur 5.3: Omvang van de wereldbevolking, middenvariant. Bron: Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006.

-500 500 1.500 2.500 3.500 4.500 5.500 6.500 7.500 8.500 9.500 1950 1975 2000 2025 2050 jaar Wereld Afrika Azië Europa Latijns-Amerika en Caraïben Noord-Amerika Oceanië

Een lager kindertal in elk werelddeel

De veranderingen in de bevolkingsontwikkeling zijn te verklaren uit de ontwikkelingen van de geboorte en sterfte in de verschillende werelddelen. Tabel 4.8 laat de ontwikkeling van het kindertal per werelddeel zien. Europa en Noord-Amerika bevinden zich al beneden het vervangingscriterium van 2,1. Hoewel de datareeksen zich tot 2050 beperken, valt op basis van deze tfr te verwachten dat ook in andere werelddelen dan Europa de bevolking zal gaan krimpen. In 2025 bevinden behalve Afrika alle werelddelen zich beneden de 2,1. Opvallend is dat in Europa de tfr weliswaar in alle perioden het laagst is, maar wel opwaarts beweegt, tot een min of meer stabiel niveau van 1,8. Vanaf 2050 is de mondiale tfr voor het eerst kleiner dan 2,1.

Figuur 5.4: Kindertal per werelddeel.

Bron: Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006.

Overal verlenging van de levensverwachting

De ontgroening die zich in de loop van de 21ste eeuw in alle werelddelen voordoet, gaat gepaard met een mondiale verlenging van de levensverwachting. Dit is terug te zien in de levensverwachting bij geboorte in de verschillende werelddelen. Hoewel het uiteraard moeizaam is om verwachtingen over de levensverwachting in de komende eeuw te spreken, laat alleen al een extrapolatie van de bestaande trends een beeld zien dat voor belangrijke veranderingen in de wereldbevolking zal leiden. In het bijzonder in Afrika is de ontwikkeling spectaculair, maar ook in de westerse of Aziatische gebieden is de verlenging van de levensverwachting een betekenisvolle trend.

0 1 2 3 4 5 6 7 1950 1975 2000 2025 2050 jaar Wereld Afrika Azië Europa

Latijns Amerika en Caraïben Noord-Amerika Oceanië

Figuur 5.5:Levensverwachting bij geboorte, per werelddeel. Bron: Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006.

Meer ouderen

De verlenging van de levensduur leidt overal tot een groter aantal en aandeel van ouderen (65-plussers) in de bevolking. Op mondiaal niveau is het percentage ouderen in 2050 in vergelijking met 2000 meer dan verdubbeld en in vergelijking met 1975 bijna verdrievoudigd. In totaal zijn er in 2050 bijna 1,5 miljard 65-plussers. Nergens is het percentage 65-plussers zo hoog als in Europa. Ook hier is het verschil in het ontwikkelingspad tussen Europa en Noord-Amerika opvallend. Tussen 2000 en 2050 stijgt het percentage 65 plussers in Europa bijna twee keer zo snel als in Noord-Amerika. Opvallend is ook de groei van het aantal plussers in Azië: meer dan een 900 miljoen 65-plussers in Azië in 2050, van wie meer dan de helft in China leeft.

Figuur 5.6: Percentage 65+ per werelddeel. Bron: Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006.

30 40 50 60 70 80 90 1950 1975 2000 2025 2050 jaar Wereld Afrika Azië Europa

Latijns Amerika en Caraïben Noord-Amerika Oceanië 0 2,55 7,510 12,515 17,520 22,525 27,530 1950 1975 2000 2025 2050 jaar Wereld Afrika Azië Europa

Latijns Amerika en Caraïben Noord-Amerika Oceanië

Overal stijging van de grijze druk

Ontgroening en veroudering leiden in bijna alle werelddelen tot een stijging van de grijze druk, hoewel op verschillende momenten en in uiteenlopende snelheden (zie tabel 5.2). Het getal tussen haakjes is de grijze druk en het andere getal betreft de demografische druk, de combinatie van de groene druk (kinderen als percentage van de beroepsbevolking) en de grijze druk (65-plussers als percentage van de beroepsbevolking). Op mondiaal niveau leidt de afname van het kindertal tot afnemende demografische druk tot in 2025. Naar 2050 toe treedt weer een stijging op, dit keer als gevolg van het toenemende aantal ouderen. Dit leidt in alle werelddelen tot interessante en uiteenlopende patronen. In Afrika verdubbelt de grijze druk in een eeuw tijd, maar is de totale demografische druk in 2050 nog maar tweederde van die van 2000. In Azië ontwikkelt de demografische druk tussen 2000 en 2050 zich in een u-vorm, met een daling tot 2025 en een stijging naar 2050 tot iets onder het niveau van 2000. In de tussentijd is de grijze druk echter verdrievoudigd, een beweging die ook na 2050, gezien de combinatie van levensverwachting en kindertal, door zal gaan. Azië vergrijst dus na 2050 verder. ‘Koploper’ in de grijze druk is echter Europa. In 2000 is Europa nog redelijk vergelijkbaar met Noord-Amerika, maar na 2025 lopen de ontwikkelpaden uiteen. Europa vergrijst tot een grijze druk van 48,0, meer dan een verdubbeling na 2000 en een verviervoudiging van 1950. De demografische druk is eveneens uitzonderlijk hoog. De verschillen ten opzichte van Azië, Noord-Amerika, Latijns-Amerika en Oceanië die na 2025 ontstaan, zijn bijna geheel het gevolg van de grote toename van de grijze druk in Europa in die periode. 1950 1975 2000 2025 2050 Wereld (8,6) 65,3 (9,9) 73,8 (11,0) 58,6 (16,1) 53,1 (25,4) 57,1 Afrika (5,0) 82,5 (6,0) 82,6 (6,0) 84,6 (7,2) 69,7 (10,3) 54,7 Azië (6,9) 68,3 (7,5) 78,0 (9,2) 56,6 (15,1) 48,7 (27,2) 55,6 Europa (12,5) 52,4 (17,6) 54,3 (21,8) 47,7 (32,7) 55,6 (48,0) 74,2 Latijns-Amerika en Caraïben (6,6) 77,7 (7,9) 83,9 (8,9) 60,1 (15,1) 50,2 (28,9) 57,3 Noord-Amerika (12,7) 54,9 (15,9) 55,1 (18,7) 50,8 (28,4) 57,1 (34,2) 61,9 Oceanië (11,7) 59,2 (11,9) 63,0 (15,1) 56,0 (23,1) 56,0 (30,8) 59,5 Tabel 5.2: Demografische druk en grijze druk per werelddeel

Figuur 5.7: Grijze druk per werelddeel.

Bron: Van Nimwegen & Van Esveldt, NIDI, 2006.

5.2.5 Vergrijzing in Europa