• No results found

Trends in de ontwikkeling van stents.

invloed op gezondheid en zorg

Tekstblok 3.7: Trends in de ontwikkeling van stents.

overbodig kunnen worden. Het zal echter nog zeker jaren duren voor de methode daadwerkelijk bij patiënten wordt toegepast: het onderzoek bevindt zich pas in een pril stadium (de Telegraaf, 2001).

Voor de lange termijn (10-20 jaar) zijn vooral de volgende ontwikkelingen van belang:

• Indien blijkt dat ontsteking/infectie een belangrijke rol speelt in de pathogenese

van atherosclerose kan dat leiden tot infectieremmende en ontstekingsremmende therapie, zoals antibiotica. Het definitieve bewijs dat er een relatie is tussen eerde- re infecties, zoals chlamydia, en later optreden van klinische symptomen van athe- rosclerose is echter nog niet geleverd.

• Een tweede mogelijke toekomstige behandelingswijze is gentherapie. Therapeuti-

sche opties zijn onder andere gelegen in (i) de bevordering van vaatnieuwvorming (angiogenese), teneinde door nieuwvorming van bloedvaten de circulatie rond het ischemisch hart te bevorderen, (ii) in toediening van genetisch materiaal dat aan- zet tot celremming of celbeschadiging teneinde (re)stenosering en progressie van atherosclerose tegen te gaan, en (iii) om het aangedane vat lokaal te genezen. Ook zou DNA als een biodegradabele coating op een stent kunnen worden aange- bracht.

• Naast angiogenese zou myogenese (nieuwvorming van spiercellen) een plaats

kunnen krijgen in de behandeling van coronaire hartziekten. In Nederland is er op dit moment alleen nog maar dierexperimenteel onderzoek gedaan, maar op korte termijn zal het eerste experiment met proefpersonen van start gaan.

Gevolgen voor de gezondheidstoestand

Voor coronaire hartziekten zal de gestandaardiseerde sterfte (met name door het hartin- farct) mogelijk blijven afnemen, met name doordat de prognose na het hartinfarct verder zal verbeteren. Hierdoor neemt het aantal patiënten met angina pectoris, hartfalen en rit- mestoornissen toe. De verbeterde therapie heeft dus als keerzijde dat het aantal patiën- ten met een verhoogd risico op een herhaalde vasculaire gebeurtenis toeneemt. Voorts kan preventie (primair en secundair) door gerichte medicatie met o.a. cholesterol- en bloeddrukverlagende middelen het optreden van eerste en volgende vasculaire gebeur- tenissen doen afnemen. Op langere termijn verandert de gezondheidstoestand mogelijk ingrijpend als blijkt dat ontsteking een rol speelt en gentherapie op grote schaal kan worden toegepast.

Gevolgen voor de gezondheidszorg

De conclusie ten aanzien van de gezondheidszorg is dat op korte termijn het volume aan geneesmiddelen aanzienlijk kan toenemen als gevolg van het vaker medicamenteus behandelen van risicofactoren (met name verhoogd cholesterol), het toenemend aantal patiënten met doorgemaakt hartinfarct en angina pectoris en de intensivering van de medicamenteuze therapie per patiënt. Mogelijk nemen de kosten meer dan evenredig toe vergeleken met het volume vanwege verschuiving naar duurdere middelen.

3.3.5 Astma en COPD

Deze paragraaf is gebaseerd op Putman (2001), De Bruin (2001c) en Peters-Volleberg et al. (2001). In deze referenties is nadere informatie te vinden. Voor een korte omschrij- ving van de ziektebeelden zie tekstblok 3.8. Voor meer details over de huidige farmaco- therapie en het gebruik van hulpmiddelen zie bijlage 9.

Preventie

Virale infecties kunnen exacerbaties bij astma veroorzaken. Het voorkómen van deze infecties kan verergering van de astma voorkómen. Pneumokokken- en influenzavacci- naties zijn hierbij doeltreffende middelen en zullen in de toekomst mogelijk vaker wor- den toegepast.

Diagnostiek

Voor de verfijning van het diagnostisch onderscheid tussen astma en COPD wordt bezien of biomarkers in de uitademingslucht hiervoor bruikbaar zijn. Voor de lange ter- mijn wordt voorzien dat karakterisering van de patiënt op genniveau een betere diagnos- estelling mogelijk maakt.

Behandeling

In de komende 10 jaar worden de volgende ontwikkelingen voorzien:

• In het algemeen probeert men de problemen met de inhalatietechniek te verminde-

ren door het gebruiksgemak en de effectiviteit van de toedieningssystemen (o.a. de biologische beschikbaarheid: het deel van de toegediende dosis dat in de alge- mene circulatie terecht komt) te vergroten. Inhalatoren worden steeds beter (zie tekstblok 3.9).

• Er wordt veel klinisch onderzoek gedaan naar therapieverbetering van bestaande

middelen door nieuwe combinatiepreparaten (twee werkzame stoffen in één geneesmiddel), omdat blijkt dat behandeling met corticosteroïden en b2-sympati- comimetica een betere therapeutische respons geeft dan monotherapie.

• Betere beheersing van de ontstekingsremming: het onderzoek richt zich voorna-

melijk op het remmen van het vrijkomen en het antagoneren van mediatoren betrokken bij het ontstekingsproces. Nieuwe steroïden en corticosteroïden zijn

De belangrijkste kenmerken van astma en COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) zijn dif- fuse luchtwegvernauwing en ontsteking. COPD houdt zowel chronische bronchitis in, klinisch gekenmerkt door hoesten en opgeven van spu- tum, als emfyseem, een aandoening die geken- merkt wordt door verlies aan longweefsel. Bij COPD zijn de kleine luchtwegen en de longblaas- jes aangedaan, is er een verstoorde slijmproduc- tie en een chronische ontsteking van de luchtwe- gen. Er treedt enzymatische afbraak van het longweefsel op, waardoor de long aan elasticiteit verliest. De schade aan het longweefsel is onom-

keerbaar. Samen met de chronische luchtwegob- structie leidt dit tot een verhoogde ademarbeid. Globaal kan worden gesteld dat bij astma het ont- stekingsproces zich vooral afspeelt in de grote luchtwegen en dat de luchtwegobstructie wel omkeerbaar is. Op den duur kan astma overgaan in chronische bronchitis om te eindigen in emfy- seem. Aan de basis van deze progressie ligt een vicieuze cirkel. Exacerbaties van de ziekte veroor- zaken beschadigingen van het longweefsel, dat ten gevolge van deze beschadigingen telkens gevoeliger wordt voor allerlei nieuwe prikkels.