• No results found

De sobere houding ten aanzien van geneesmiddelengebruik.

tische industrie op het voorschrijfgedrag

Tekstblok 4.1: De sobere houding ten aanzien van geneesmiddelengebruik.

Tabel 4.1: Stellingen om de attitude ten aanzien van geneesmiddelen te meten (Bron: GfK- Medic*scope panel 2000; n= 5000).

De eerste vier stellingen geven de verwachtingen van medische zorg bij alledaagse aan- doeningen weer en zijn in dit onderzoek gebruikt om medische ‘consumptie-geneigd- heid’ te meten. Het gaat hier om een traditionele vorm van consumptie-geneigdheid. Modernere vormen van consumptie-geneigdheid (bijv. met Internet-uitdraaien de huis- arts bezoeken en om een bepaald geneesmiddel vragen) komen aan de orde in een apar- te SCP-publicatie over de mondigheid van patiënten.

Vooral ouderen en laag opgeleiden hebben hoge verwachtingen van medische zorg. Onder jonge alleenstaanden zijn deze verwachtingen daarentegen juist vrij laag. Er is overigens geen samenhang tussen de verwachtingen van medische zorg en belangstel- ling hebben voor het onderwerp ‘gezondheid’ in de media. Wel is het zo dat hoge ver- wachtingen van medische zorg samengaan met een voorkeur voor nieuwe geneesmidde- len, iets waar overigens slechts een klein deel van de panelleden zich openlijk voor uitspreekt. Alleen onder ouderen en lager opgeleiden is meer dan 10% het met stelling 9 eens of sterk eens. Zie ook tekstblok 4.2.

Stellingen Sterk Eens Neutraal Oneens Sterk

eens oneens

1. Met een middel van de huisarts 6 15 46 23 9

ben je sneller van diarree af dan wanneer je er zelf wat voor koopt

2. Een pijnlijk gevoel in je nek en 4 18 31 36 10

schouders kan wijzen op iets dat perse behandeld moet worden

3. Als je last van je maag hebt, kan de 8 30 32 24 5

huisarts je beter behandelen dan wanneer je dat zelf doet

4. Keelpijn kun je om niets over het 3 14 27 43 12

hoofd te zien, beter even aan de huisarts laten zien

5. Als ik gezondheidsklachten heb, 7 23 26 30 15

kijk ik ook altijd of er een homeo- pathisch geneesmiddel voor is

6. Artsen schrijven tegenwoordig te 5 16 38 32 9

gemakkelijk allerlei geneesmiddelen voor

7. Reguliere geneesmiddelen zijn 4 16 54 20 6

effectiever dan homeopathische middelen

8. Het gebeurt wel eens dat de dokter 2 16 15 40 26

een geneesmiddel voorschrijft dat ik uiteindelijk toch niet gebruik

9. Als er ergens een nieuw genees- 1 6 42 37 14

middel voor bestaat geef ik daaraan de voorkeur omdat het waarschijnlijk beter is dan de bestaande genees- middelen

10. Het is belangrijk om met extra 12 35 28 19 6

vitamines je weerstand tegen ziektes te verhogen

Instemming met de stelling dat artsen te gemakkelijk geneesmiddelen voorschrijven is vooral te vinden onder laag opgeleiden en jongeren. Onder mensen met een hoger per- soonlijk inkomen tussen 4.000 en 6.000 gulden netto (tussen 1.818 en 2.727 euro) bestaat hiertegen juist weinig aversie. Een ander aspect in de omgang met geneesmidde- len is dat men de eenmaal voorgeschreven geneesmiddelen uiteindelijk toch niet gebruikt. Hoewel de stelling hierover heel voorzichtig geformuleerd is, zijn maar wei- nig respondenten het er mee eens. Wellicht geeft men dit niet gemakkelijk in een onder- zoek toe. Wel veel aanhang krijgt de stelling dat het goed is om je weerstand met extra vitamines te verhogen. Dat is opmerkelijk omdat in de officiële voedingsadviezen juist gezegd wordt, dat dat bij een evenwichtige voeding niet nodig is. Net als eerder bij de stelling over homeopathie het geval was, is er onder de hoger opgeleiden meer affiniteit met de officiële wetenschappelijke adviezen dan onder de laag opgeleiden. Met name jongeren vinden het belangrijk om extra vitamines te slikken, wellicht om op deze wijze de effecten van een onregelmatig voedingspatroon te compenseren.

Om een completer beeld van deze attitude te krijgen worden ook de onderlinge relaties tussen deze aspecten en de relaties met achtergrondkenmerken aan de orde gesteld. Met behulp van een analyse-techniek die lijkt op de correspondentie-analyse, zoals Franse sociologen die gebruiken om culturele voorkeuren te onderzoeken, is het mogelijk om deze relaties in de letterlijke zin van het woord te visualiseren (Bourdieu, 1984; Donnat & Cogneau, 1990). Deze techniek, die bekend is onder het acroniem ‘HOMALS’ is een exploratieve techniek die met een ruimtelijke weergave in meerdere dimensies laat zien hoe categorieën van verschillende variabelen op elkaar lijken of juist ver van elkaar afstaan (Meerling, 1981). Figuur 4.1 laat zien hoe het antwoordpatroon voor de 10 stel- lingen en de achtergrondkenmerken zich tot elkaar verhouden. Media-gebruik als kran- ten-lezen en tv-kijken en het volgen van het onderwerp ‘gezondheid’ in de media zijn hier als leefstijlkenmerken aan toegevoegd. In de figuur heeft elke categorie van een variabele een punt gekregen en is voorzien van een label. Daar waar de punten dicht bij elkaar liggen zijn cijfers i.p.v. woorden gebruikt. De hiermee corresponderende labels zijn in de legenda vermeld. De figuur laat zien dat een perfecte plaatsing van kenmerken

DEEL A: DE CONSUMENTEN G E N E E S M I D D E L E N E N M E D I S C H E H U L P M I D D E L E N

Een belangrijke waterscheiding in de geneeskun- de en ook voor het gebruik van geneesmiddelen is de tegenstelling tussen ‘regulier’ en ‘alternatief’ (zie bijvoorbeeld het hieraan gewijde themanum- mer van Medisch Contact van 30 maart 2001). Voorkeuren in deze zijn gemeten met stellingen vijf en zeven. Vanuit de reguliere wetenschap gezien is het correct om te beweren dat reguliere geneesmiddelen effectiever zijn dan homeopathi- sche. Niettemin is er onder de panelleden weinig steun voor deze stelling. De meeste respondenten stellen zich met de keuze voor ‘eens noch oneens’ neutraal op en slechts 20% onderschrijft de regu- liere opvattingen en dat is weinig, zeker als een vergelijking wordt gemaakt met de stelling die de voorkeur voor homeopathie meet. Dan blijkt dat

30% aangeeft bij gezondheidsklachten altijd te kijken of er ook een homeopathisch middel beschikbaar is om iets aan de klacht te doen. Onder hoger opgeleiden bestaat duidelijk meer affiniteit met de reguliere geneeskunde en daar- mee ook minder belangstelling voor homeopathie dan onder andere bevolkingsgroepen. De sterkste voorkeur voor homeopathie is te vinden onder vrouwen, middelbaar opgeleiden en personen in de leeftijd van 25 tot 55 jaar en de lage inko- mensgroepen (persoonlijk inkomen). Binnen deze groep zijn het vooral huisvrouwen, personen in gezinnen met jonge kinderen, parttime werkenden of personen met een uitkering die een voorkeur voor homeopathie uitspreken.