• No results found

Meer distributiepunten van geneesmiddelen.

tische industrie op het voorschrijfgedrag

Tekstblok 2.2: Meer distributiepunten van geneesmiddelen.

in 2000, 70 miljoen gulden (31,8 miljoen euro) in 2001 en 110 miljoen gulden (50 mil- joen euro) in 2002 (VWS, 2000a). Deze 50 miljoen euro voor 2002 is het macro-bedrag dat voor verhoging van de receptregelvergoeding is uitgetrokken, mits aan bovenver- melde voorwaarde van het indienen van jaarplannen is voldaan.

In 2000 ontvingen de openbare apotheken gezamenlijk ongeveer 1,4 miljard gulden (ruim 0,6 miljard euro) aan afleververgoeding, hoofdzakelijk in de vorm van receptre- gelvergoeding (CVZ, 2001a; SFK, 2001a).

Tenslotte is er de zogenoemde ‘stimulansregeling’. Deze regeling is sedert 1988 van kracht en houdt in dat de apotheker ter stimulering van het afleveren van goedkopere generieke of parallel-geïmporteerde geneesmiddelen in plaats van de duurdere specia- lités een derde van het prijsverschil mag behouden. Per 1 januari 2000 is de opbrengst van de stimulansregeling opgenomen in de receptregelvergoeding door deze te korten met ƒ0,32 (0,15 euro). De verwachte jaarlijkse opbrengst hiervan is 35 miljoen gulden (15,9 miljoen euro; SFK, 2001a). De stimulansregeling blijft wel als regeling bestaan.

2.1.3 De apotheekhoudende huisartsen

Eind 1999 waren er 645 apotheekhoudende huisartsen in Nederland. Hun aantal neemt langzaam af. Begin 2001 waren er nog 567. De honorering van de apotheekhoudende huisarts voor het afleveren van geneesmiddelen aan particuliere patiënten is gelijk aan de honorering van de openbare apotheek. De vergoeding voor het afleveren van geneesmid- delen aan ziekenfondspatiënten bestaat uit een abonnementshonorarium, een vast bedrag per jaar. In 2000 was dit bijna 53 gulden (24,09 euro). In 2001 is dit bedrag gestegen tot ruim 65 gulden (29,55 euro). In 2000 ontvingen de apotheekhoudende huisartsen ruim 84 miljoen gulden (ruim 38 miljoen euro) aan afleververgoeding (CVZ, 2001a).

Enkele jaren geleden heeft de Minister van VWS voor het eerst geopperd om het houden van een apotheek door huisartsen niet langer toe te staan. Het was de bedoeling dat eind 2001 een concept-wetsvoorstel zou worden ingediend, dat voorziet in een vergunnin- genstop voor apotheekhoudende huisartsen. Er zou een overgangsregeling komen, waarin de huidige apotheekhoudende huisartsen hun apotheekvergunning mogen behouden, maar die niet aan een opvolger mogen overdragen. De beschikbaarheid van voldoende farmaceutische hulp op het platteland zou een verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraars worden, die daartoe afspraken kunnen maken met huisarts en apothe- ker (GMV/VWS/2104481, 2000). Eind 2000 werd in de Tweede Kamer een motie inge- diend en aanvaard, waarin gevraagd wordt een noodwet te treffen ter bescherming van de positie van de apotheekhoudende huisartsen. De Minister heeft de motie ontraden omdat strikte uitvoering van de motie tot gevolg zou hebben dat alle huisartsen de bevoegdheid krijgen om geneesmiddelen af te leveren (VWS, 2001f). Inmiddels hebben vier Kamerleden (van VVD, PvdA, CDA en SGP) een initiatief-wetsontwerp opgesteld, dat beoogt een einde te maken aan de ‘ongelijkwaardige positie van de doktersapotheek ten opzichte van de ziekenhuis- en openbare apotheker’. De indieners willen hun wet op

1 januari 2004 van kracht laten worden (Venema, 2001). Tekstblok 2.3 geeft enkele ver- wikkelingen rondom de apotheekhoudende huisarts, die het gevolg zijn van het vacuüm in de huidige regelgeving.

Door de deregulering van eisen ten aanzien van apotheekvestigingen (afschaffing van de verplichting dat er per apotheekvestiging een apotheker is) zal het in de toekomst mogelijk worden dat één apotheker meerdere apotheek-filialen runt, bijvoorbeeld in verschillende dorpen. De beroepsorganisatie van apothekers (KNMP) werkt aan ‘veld- normen’ met duidelijke kaders ten aanzien van het maximaal aantal apotheken en patiënten per apotheker, waarbij tevens rekening wordt gehouden met patiënt- en buurt- kenmerken (Medisch Vandaag, 21 november 2001).

2.1.4 Internet

De Europese Commissie is van mening dat het onder de nationale verantwoordelijkheid van iedere lidstaat valt om de handel in geneesmiddelen via Internet te verbieden en, indien nodig, maatregelen te nemen om een einde te maken aan ongeoorloofde handel. Alle lidstaten, behalve Nederland en het Verenigd Koninkrijk, hebben dit verbod ook daadwerkelijk ingesteld. Zo verbood de Duitse rechter het de Nederlandse on-line-firma DocMorris om nog langer geneesmiddelen via Internet aan te bieden en te verkopen aan Duitse consumenten. DocMorris zal de zaak waarschijnlijk voorleggen aan het Europe- se hof (Rendering et al., 2001).

In het geval dat patiënten via Internet een arts consulteren (hetgeen wel is toegestaan), zijn er drie mogelijkheden voor het verkrijgen van voorgeschreven geneesmiddelen: afhalen bij de eigen apotheek in het eigen land, zelf ophalen uit het buitenland of per post laten opsturen (in alle gevallen is een origineel recept benodigd en mag de hoeveel- heid niet groter zijn dan voor eigen gebruik ‘redelijk’ is). Een ziektekostenverzekeraar mag voor het vergoeden van in het buitenland verkregen geneesmiddelen eisen dat hier vooraf toestemming voor wordt gevraagd. Indien de ziektekostenverzekeraar daarvoor

Drie apotheekhoudende huisartsen in Westerbork willen in een nieuw gezondheidscentrum een apo- theker in dienst nemen. Daardoor blijven de art- sen eigenaar van de apotheek. De KNMP onder- zoekt momenteel of dit wettelijk toelaatbaar is (Medisch Vandaag, 12 september 2001). In sep- tember 1999 heeft zich ook een apotheker geves- tigd in de plaats. De huidige wetgeving bepaalt dat huisartsen hun apotheek moeten sluiten zodra zich een apotheek in de buurt vestigt. De Minister besloot in juli 2001 echter dat de drie huisartsen in Westerbork hun apotheek mogen behouden. Deze beslissing was gebaseerd op een voorgeno- men overgangsregeling die eind juni 2001 aan de Tweede Kamer bekend was gemaakt. Daarin wil de Minister vergunningen van zittende apotheek-

houdende huisartsen niet meer intrekken als zich een openbare apotheek vestigt, vooruitlopend op de bovengenoemde wetswijziging. De apotheker ging tegen de beslissing van de Minister in beroep en de bestuursrechter stelde de apotheker begin januari 2002 in het gelijk. De bestuursrech- ter acht het onjuist dat de Minister anticipeert op een toekomstige wetswijziging en de minister moet van de bestuursrechter binnen zes weken een nieuw besluit nemen. Na deze uitspraak gaat de voorgenomen sluiting van de apotheek niet door (Pharm Weekbl 2002; 137: 85). Door tegen- werking van de apotheekhoudende huisartsen in deze plaats laat de omzet van de apotheek overi- gens zeer te wensen over (Toering, 2001a).