• No results found

Specifieke toekomstverwachtingen per vorm van kanker.

invloed op gezondheid en zorg

Tekstblok 3.3: Specifieke toekomstverwachtingen per vorm van kanker.

men van kanker. Over 10-20 jaar kan mogelijk wel het aantal nieuwe gevallen van darmkanker substantieel dalen door preventief gebruik van acetylsalicylzuur. Bij borst- kanker gaat het alleen om preventief gebruik van anti-oestrogene stoffen door vrouwen met een hoog risico op de familiaire vorm (3-5% van de borstkankerpatiënten), zodat het effect op de totale incidentie te verwaarlozen is.

De mogelijke invoering van nieuwe vormen van screening (binnen 10 jaar) bij long- en darmkanker zullen tijdelijk tot een verhoging van de incidentie leiden en tot een toena- me in de overlevingsduur doordat tumoren in een eerder stadium worden opgespoord, waardoor behandeling beter mogelijk is.

Door verbeteringen in de diagnostiek (zowel algemeen toepasbare beeldvormende tech- nieken als specifiek op een bepaalde tumorsoort gerichte technieken) kan de keuze voor de verschillende vormen van behandeling worden geoptimaliseerd (o.a. door het beter opsporen van uitzaaiingen op afstand) en onnodige behandeling worden voorkómen. Dit zal een gunstig effect hebben op de overleving, waarschijnlijk het minst bij longkan- ker omdat hier de overleving relatief gering is.

Nieuwe geneesmiddelen zullen de komende 10 jaar waarschijnlijk relatief kleine verbe- teringen in de overleving tot gevolg hebben met gemiddeld enkele maanden. Diverse nieuwe middelen zullen de kwaliteit van leven verbeteren doordat ze minder (ernstige) bijwerkingen hebben. Ook zullen verbeteringen bij met name radiotherapie (tele- en brachytherapie) bijdragen aan verbetering van de overleving. Op de lange termijn (10- 20 jaar) komen er mogelijk nieuwe klassen van middelen die van kanker een chronische ziekte maken door de tumor ‘onder controle te houden’. In dat geval zal de overleving sterk verbeteren, mogelijk met jaren.

Gevolgen voor de gezondheidszorg

Het geheel overziende zijn er zowel ontwikkelingen die het volume en de kosten aan zorg (sterk) doen stijgen als ontwikkelingen die elders kosten kunnen besparen. De kos- ten van extramurale en intramurale farmacotherapie nemen per saldo waarschijnlijk sterk toe (hogere kosten door geneesmiddelen voor preventie, nieuwe dure geneesmid- delen en verlenging van de behandelingsduur met geneesmiddelen door verbeterde overleving tegenover het besparen op behandelingskosten door preventie). Voor de zie- kenhuizen zullen de kosten van de nieuwe diagnostische technieken waarschijnlijk hoger zijn dan de besparingen op onnodige behandelingen. Ook de kosten van verbeter- de radiotherapie zullen hoger zijn, maar de gemiddelde verpleegduur neemt mogelijk af. Voor de huisartsenzorg zullen de geschetste ontwikkelingen in de komende 10 jaar in beperkte mate gevolgen hebben omdat behandeling van kankerpatiënten bijna geheel in de tweede lijn plaatsvindt. Mocht kanker een chronische ziekte worden, dan kan dat ook de rol van de huisarts belangrijk wijzigen (langdurige begeleiding van de patiënt). Nieu- we screeningsprogramma’s brengen hoge kosten met zich mee, maar hierdoor kan een deel van de behandelingen worden voorkómen (bijvoorbeeld alleen chirurgie in plaats van de combinatie chirurgie en chemotherapie).

3.3.2 Diabetes mellitus

De tekst van deze paragraaf is gebaseerd op Lutterman (2001), De Bruin (2001a) en Peters-Volleberg et al. (2000). In deze referenties is nadere informatie te vinden. Tekst- blok 3.4 geeft een korte omschrijving van de aandoening. Voor meer details over de hui- dige farmacotherapie en het gebruik van hulpmiddelen zie bijlage 9.

Het doel van de behandeling is om de diabetespatiënt een zo normaal mogelijk leven te laten leiden, met zo min mogelijk kans op complicaties. Een goede bloedglucoseregula- tie is hiervoor een voorwaarde. Om dit te bereiken zijn zowel geneesmiddelen als medi- sche hulpmiddelen nodig. Daarnaast hebben een dieet (zowel gericht op een sterke beperking van de suiker-, vet- en koolhydrateninname als een goed lichaamsgewicht) en voldoende lichaamsbeweging een gunstige invloed.

Preventie

Er wordt zeer intensief onderzoek gedaan naar nieuwe middelen die gewichtsreductie kunnen bewerkstellingen. Bèta-3-adrenoreceptor agonisten, die de thermogenese verho- gen en het vet in de buikholte reduceren, zijn in ontwikkeling. Tot nu toe vormen de bij- werkingen een groot probleem, waardoor onduidelijk is of dit een succesvolle ontwik- keling zal worden.

Diagnostiek

Er worden op dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen voorzien voor wat betreft genees- en hulpmiddelen. Wel is er aandacht voor het steeds vroeger opsporen van diabetes om zo het ontstaan van complicaties aan de bloedvaten (op micro- en macroniveau) te kun- nen voorkomen dan wel uit te stellen. Recentelijk is aangetoond hoe belangrijk een ver- minderde glucosetolerantie is als voorspellende factor voor het ontwikkelen van diabe- tes (De Vegt et al., 2001).

Behandeling

In de komende 10 jaar worden de volgende ontwikkelingen voorzien:

• Koppeling van menselijk insuline aan een vetzuur, dat bindt aan plasma-albumine,

Diabetes mellitus (suikerziekte) is een stoornis, die wordt veroorzaakt door een relatief of abso- luut tekort aan insuline. Daarbij ontstaan belang- rijke veranderingen in de koolhydraat-, eiwit- en vetstofwisseling. Het belangrijkste kenmerk is het te hoge bloedglucosegehalte (hyperglycemie). Chronische hyperglycemie kan leiden tot afwijkin- gen en functiestoornissen van vele organen en orgaansystemen, met name van ogen, nieren, zenuwstelsel en hartvaatstelsel. Bij type 1 diabe- tes (insuline-afhankelijk) is er sprake van vrijwel volledige insulinedeficiëntie (tekort aan insuline), de b-cellen van de eilandjes van Langerhans

functioneren niet meer. Type 2 diabetes (insuline- onafhankelijk) wordt gekarakteriseerd door onge- voeligheid voor insuline in lever-, spier- en vetweefsel (insulineresistentie) en langzame progressieve afname van de insulineproductie. Daarbij zijn vaak de spiegels van vrije vetzuren en triglyceriden verhoogd en de HDL-cholesterol- spiegel verlaagd. In veel gevallen is er ook sprake van hypertensie en centrale adipositas. Dit vormt samen met de verhoogde bloedglucose- en insu- linespiegels het cluster van metabole afwijkingen dat ook wel wordt aangeduid als het insulinere- sistentie-syndroom.