• No results found

Tot slot kom ik tot de beantwoording van de probleemstelling van dit onderzoek, die als volgt luidt: wat zijn de voornaamste functies van hedendaagse kunstmusea in Nederland, en EYE Filmmuseum in het bijzonder? Aan de hand van de drie deelvragen uit de inleiding wordt in dit hoofdstuk een antwoord gegeven op de hoofdvraag. De deelvragen luiden als volgt: 1. Hoe is de ontwikkeling binnen kunstmusea van een interne focus op de collecties naar een externe focus op het publiek verlopen?

2. Welke belangrijke ontwikkelingen zijn waarneembaar bij het museumpubliek? Hoe beleeft het publiek het museumbezoek, en hoe evalueert het publiek deze beleving?

3. Wat zijn de voornaamste functies van EYE Filmmuseum volgens de organisatie zelf en haar publiek?

Het museum als publiek instituut heeft zich, zoals ik in hoofdstuk 1 beschreef, ontwikkeld vanuit de privéverzamelingen uit de Renaissance, die slechts toegankelijk waren voor de elite en puur gefocust op de collectie. Vanaf de late zeventiende eeuw groeiden deze

privécollecties langzaamaan uit tot musea zoals we deze nu kennen: publiek toegankelijk voor iedereen, met naast een focus op de collectie een steeds grotere focus op het publiek. Deze groeiende aandacht voor het publiek kwam vooral in een stroomversnelling in de tweede helft van de twintigste eeuw met, zo laat Roel Pots zien, de vermaatschappelijking en

verzakelijking van het museum. Van invloed hierop was het openbare debat over de

maatschappelijke rol van het museum en een terugtrekkende overheid. In deze zelfde periode ontstond daarnaast een explosief groeiende vraag naar culturele producten en belevenissen. Zoals François Colbert aantoont groeide de aandacht voor marketing bij musea onder invloed van de hierop ontstane concurrentie tussen musea onderling en andere vrijetijdsaanbieders. De bouwhausse van spectaculaire museumgebouwen die vanaf de jaren zeventig inzette, is naar mijn idee een treffende symbolisering van de overgang van de interne focus op de collectie naar de externe focus op het publiek. Tegenwoordig is het publiek, zoals onder andere Philip en Neil Kotler duidelijk maken, een niet weg te denken aspect voor musea in de vormgeving van hun aanbod en diensten daaromheen.

Ook het museumpubliek heeft grote veranderingen doorgemaakt. Het vroegere publiek uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw bestond voornamelijk uit de elite en

wetenschappers. Hoewel er in de negentiende eeuw een lichte verbreding ontstond in deze samenstelling, bleef de dominante bezoekersgroep afkomstig uit de sociaal hogere klassen. De behoeftes van dit vroegere publiek waren vooral gericht op het aangaan van esthetische

ervaringen en op educatie – ervaringen waarbij men kon leren over de getoonde objecten. Het hedendaagse museumpubliek kent nog steeds veel welvarende en hoogopgeleide mensen, maar dit is niet langer de dominante bezoekersgroepen: er heeft een sterke

verruiming plaatsgevonden in de samenstelling van het museumpubliek. Het hedendaagse publiek heeft een bredere smaak, meer uiteenlopende behoeftes, wil meer en verwacht meer. Een passende manier om het hedendaagse publiek te omschrijven is naar mijn idee als gretige cultureel omnivoor, een samenvoeging van Richard A. Petersons term ‘cultureel omnivoor’ en Oriel Sullivans en Tally Katz-Gerro’s aanduiding ‘gretige culturele consument’. Het publiek

48

wil een totale beleving, zoals Taskin Dirsehan en Azize Müge dit treffend verwoorden,

waarbij verschillende behoeftes vervuld kunnen worden. Net als bij het vroegere publiek heeft men behoefte aan educatie, maar dit moet tegenwoordig vooral gebeuren in combinatie met vermaak en sociale interactie. Neil en Philip Kotler laten zien hoe musea hierop inspelen met hun aanbod, waar niet langer alleen de tentoonstelling centraal staat maar ook de diensten daaromheen zoals het museumcafé en de museumwinkel. Daarnaast is het huidige publiek op zoek naar authentieke ervaringen, waarbij een museumbezoek gezien kan worden als

versterking van de eigen identiteit.

Voor de beantwoording van de tweede deelvraag en ter voorbereiding op het kwalitatieve onderzoek onderzocht ik in de literatuur de museumbeleving. Hierbij keek ik naar de totstandkoming van de museumbeleving en de aspecten die een belangrijke rol spelen in de evaluatie van de museumbeleving. Deze informatie vormde het uitgangspunt bij het opzetten van de vragenlijsten voor de diepte-interviews.

De manier waarop bezoekers hun bezoek beleven, en uiteindelijk evalueren, is afhankelijk van een aantal factoren: de persoonlijke achtergrond van bezoekers, de behoeftes die men voorafgaand aan zijn bezoek heeft en verwacht vervuld te krijgen met het bezoek, de emotionele staat waarin bezoekers zich bevinden tijdens het bezoek en atmosferische factoren zoals het gebouw zelf, de routing en de informatieverschaffing. Naast deze factoren spelen de positieve en (vooral) negatieve ervaringen tijdens het bezoek en de mate waarin aan de verwachtingen van bezoekers is voldaan een belangrijke rol in de evaluatie van het museumbezoek.

Aan de hand van de beschreven ontwikkelingen van musea en het museumpubliek, heb ik een eerste analyse gemaakt met betrekking tot de voornaamste functies van

hedendaagse, Nederlandse kunstmusea. Deze functies zijn samengevat in schema 1, op bladzijde 24.

De literatuurstudie diende als instrument voor het kwalitatieve onderzoek, waarin ik

onderzocht welke functies EYE heeft. Dit onderzoek bestond uit twee delen. Allereerst is, aan de hand van diepte-interviews met EYE-medewerkers en het beleidsplan van EYE,

onderzocht wat de functies van EYE volgens de organisatie zelf zijn. Daarna is aan de hand van diepte-interviews met bezoekers van EYE onderzocht wat de functies van EYE volgens hen zijn.

De functies die EYE volgens haar medewerkers heeft – namelijk educatieve functies, entertainmentfuncties, sociale functies en maatschappelijke functies – komen overeen met de functies die EYE volgens het publiek heeft. Vanuit dit opzicht maakt EYE haar functies dus waar. Deze functies komen overeen met de vier categorieën functies die in het

literatuuronderzoek zijn opgesteld. Ook de subfuncties die EYE heeft komen overeen met de subfuncties in het literatuuronderzoek, waarbij de verwoording van deze subfuncties bij EYE in sommige gevallen wat gedetailleerder en genuanceerder is. Daarnaast kent EYE twee subfuncties die nog niet in mijn schema stonden, namelijk het stimuleren van de ontwikkeling van een eigen smaak met betrekking tot film en het functioneren als werkplek en

49

onderzoek bij EYE de in hoofdstuk 1 opgestelde hypothese van de functies van Nederlandse hedendaagse kunstmusea bevestigt en aanvult.

Op basis van een vergelijking van de resultaten van het literatuuronderzoek en het kwalitatieve onderzoek, heb ik de schema’s 1 en 4 samengevoegd tot één schema dat de voornaamste functies van kunstmusea laat zien, en daarmee de probleemstelling beantwoordt:

De voornaamste functies van hedendaagse kunstmusea

Bovenstaand schema brengt mij tot de conclusie dat de voornaamste functies van hedendaagse kunstmusea, en meer specifiek EYE, bestaan uit educatieve functies,

entertainmentfuncties, sociale functies en maatschappelijke functies. Elk van deze functies heeft, zoals in bovenstaand schema te zien is, een aantal belangrijke subfuncties.

Uit dit onderzoek komt voor mij duidelijk naar voren dat musea zich niet langer puur en alleen op de collectie kunnen richten. Het is essentieel dat musea zich ook bewust zijn van het publiek, en de functies die musea voor het publiek kunnen hebben. Musea moeten zich richten op mensen, ontmoeting en inspiratie door middel van het aanbod, de service en het gebouw. Het begint allemaal al bij de vormgeving en inrichting van het museumgebouw. ‘Een gebouw voor mensen gemaakt’ dus, dat het publiek in aanraking brengt met kunst en met elkaar.

Educatieve functies

• Academische functie: faciliteren van wetenschap- pelijk onderzoek en stimuleren kennisontwik- keling op het gebied van kunst, erfgoed en restauratie en –digitalisatie

• Emancipatorische functie: het publiek in aanraking brengen met kunst en diverse kunstvormen en hen hierin onderwijzen, door aandacht te besteden aan specifieke kunstenaars, kunststromingen en genres. • Edutainment: educatie

gecombineerd met entertainment aanbieden. • Het publiek stimuleren en

helpen in de ontwikkling van een eigen smaak m.b.t. kunst. Entertainment- functies •Aanbieden van entertainment / vermaak •Inspelen op behoefte aan totale belevenissen, door in het aanbod de mogelijkheid te bieden van een complete dag uit

Sociale functies •Functioneren als sociale ontmoetingsplek, en stimuleren van ontmoetingen en sociaal contact •Functioneren als werkplek en ontmoetingsplek voor professionals •Inspelen op de rol die identiteits- vorming kan spelen voor bezoekers Maatschappelijke functies •Bevorderen laagdrempeligheid en bereiken van een breed publiek •Debat-functie: debat bevorderen, en bijdragen aan actuele debatten •Het publiek in aanraking brengen met andere culturen, onderwerpen en perspectieven, en hiermee het bewustzijn van mensen proberen te vergroten •Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling en city marketing

50

Reflectie

Met dit onderzoek heb ik de functies van hedendaagse musea, en specifieker EYE, in kaart gebracht. Maar hoe kunnen musea deze functies precies waarmaken? Dit onderzoek toont aan dat het bewustzijn van de functies een belangrijke eerste stap is. Uit de interviews met de bezoekers van EYE blijkt dat sociale functies voor hen een erg belangrijke rol spelen. De interviews met de EYE-medewerkers toonden mij dat de organisatie zich hier goed van bewust is, en zich actief bezighoudt met het stimuleren van sociale ontmoetingen. Allereerst blijkt dit bewustzijn al uit de inrichting van het gebouw, waar de Arena met het museumcafé het centrale punt is. Maar ook in het aanbod wordt er ingespeeld op de sociale functies, door bijvoorbeeld openbare openingen van tentoonstellingen te organiseren. Musea kunnen dus zowel in het aanbod als de vormgeving van het gebouw inspelen op sociale functies.

Een ander, meer actueel voorbeeld van hoe musea hun functies kunnen waarmaken is de huidige tentoonstelling Close-Up – A New Generation of Film and Video Artists in the

Netherlands. Met deze tentoonstelling geeft EYE naar mijn idee een concrete invulling aan de

emancipatorische functie, door haar publiek kennis te laten maken met hedendaagse film- en videokunstenaars en -kunstvormen. Hiermee geeft EYE een museale status aan de

kunstvormen van deze kunstenaars. Daarnaast stellen een aantal van de tentoongestelde video-installaties in deze tentoonstelling maatschappelijke problemen aan de orde, zoals ‘Full Contact’ van de kunstenaar David Verbeek. Met dit kunstwerk geeft Verbeek het publiek inzicht in de belevingswereld van een dronepiloot die per ongeluk een verkeerd doel, een school met kinderen, bombardeert. Hiermee stelt hij maatschappelijke vragen over de

persoonlijke beleving van de dronepiloot en het gebruik van drones als oorlogswapen. Vanuit dit opzicht zou EYE als ‘gatekeeper’ gezien kunnen worden, die haar publiek attendeert op maatschappelijke problemen en zo een maatschappelijk bewustzijn creëert, één van de functies die EYE volgens haar medewerkers en publiek heeft.

Aan de hand van de interviews kom ik tot de conclusie dat de organisatie van EYE zich goed bewust is van de eerder gepresenteerde functies van kunstmusea, en hier actief op inspeelt. De functies komen niet alleen tot uiting in het aanbod van EYE, maar ook in het gebouw, de faciliteiten en de service.

De keus om middels literatuuronderzoek een eerste verkenning van de museale functies te maken alvorens dit kwalitatief te onderzoeken vond ik nuttig. Hierdoor was ik in de

gelegenheid om met de respondenten dieper in te gaan op de functies van EYE, door ze eerst naar de functies van EYE te vragen zonder ze kennis van de functies uit het

literatuuronderzoek te geven en vervolgens deze functies uit te leggen en daar op door te kunnen vragen. De keus om zowel EYE-medewerkers als EYE-bezoekers te interviewen bleek veel informatie op te leveren. Hierdoor wordt van twee kanten duidelijk hoe over de functies van EYE gedacht wordt – namelijk vanuit de organisatie-kant en de kant van het publiek – wat de conclusies over tot de functies van EYE meeromvattend maakt.

Dit onderzoek nodigt uit tot een grootschalig kwalitatief onderzoek, waarin bij

verschillende Nederlandse kunstmusea de functies van deze musea worden onderzocht en met elkaar vergeleken. Ik raad hierbij aan evenals in dit onderzoek voor een onderzoeksmethode te kiezen, bestaande uit diepte-interviews met zowel publiek als medewerkers.

51